Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verhoging AOW-leeftijd. Geen sprake van onevenredige zware last. Motiveringsgebrek. Beroep gegrond. Rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 19/3798

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te Uithoorn, eiseres (hierna: [eiseres] ),

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder (hierna: Svb).

Procesverloop

Met het besluit van 16 mei 2019 (het primaire besluit) heeft de Svb het verzoek van [eiseres] om pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen.

Met het besluit van 6 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.

[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2019.

[eiseres] is verschenen. De Svb is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging

1. [eiseres] is geboren op [geboortedatum] 1954. Per [datum] 2019 vraagt zij AOW-pensioen aan.

2. De Svb heeft de aanvraag van [eiseres] afgewezen, omdat zij per [datum] 2019 de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. Met het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard. Volgens de Svb bereikt [eiseres] door het gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd pas op [datum] 2021 de AOW-leeftijd. [eiseres] heeft daarom volgens de Svb pas vanaf [datum] 2021 recht op AOW-pensioen. Volgens de Svb is de wijziging van de ingangsdatum van het AOW-pensioen en de AOW-leeftijd in het algemeen proportioneel. Het is mogelijk dat door de wetswijzigingen in een individueel geval het evenwicht tussen algemeen belang en individueel belang zoek is. Dat kan leiden tot een onevenredige zware last als bedoeld in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Als sprake is van een onevenredige zware last betekent dit dat artikel 1 van het Eerste protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (Eerste Protocol) is geschonden. Of [eiseres] door de wijziging van de ingangsdatum van het AOW-pensioen en de verhoging van de AOW-leeftijd een onevenredige zware last draagt wordt volgens de Svb beoordeeld aan de voorwaarden van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (hierna: overbruggingsuitkering). Volgens de Svb is sprake van een onevenredige zware last als [eiseres] een overbruggingsuitkering kan krijgen.

Standpunten partijen

3. [eiseres] voert – samengevat – aan dat door toepassing van artikel 7a van de AOW sprake is van een onevenredige zware last. Volgens [eiseres] heeft zij daarom alsnog recht op AOW-pensioen per [datum] 2019 of dient de Svb de schade die [eiseres] door de verhoging van de AOW-leeftijd lijdt te compenseren. Volgens [eiseres] behoort zij tot een kleine groep waarmee de overheid, anders dan bij een VUT en prepensioen, geen rekening heeft gehouden. De bedachte overgangsmaatregelen, zoals de overbruggingsuitkering, zijn ontoereikend in [eiseres] situatie. Personen jonger dan 65 jaar, die al vóór 1 januari 2013 hun ouderdomspensioen hebben doen ingaan, konden met de verhoging van de AOW-leeftijd geen rekening houden. [eiseres] is per 1 januari 2011 met pensioen en die beslissing is onomkeerbaar. [eiseres] voert ook aan dat zij er financieel onder te lijden heeft. Haar economische zelfstandigheid wordt teniet gedaan door onzorgvuldige besluitvorming door de overheid. Ook is het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel geschonden. [eiseres] mocht er in 2010, gelet op de toenmalige politieke discussie, op vertrouwen dat zij vanaf haar 65e een AOW-pensioen zou ontvangen.

4. De Svb handhaaft haar standpunt zoals weergegeven in het bestreden besluit. Wel vindt de Svb dat zij ten onrechte niet is ingegaan op het argument van [eiseres] dat de verhoging van de AOW-leeftijd voor haar een onevenredige zware last betekent. Daarom heeft de Svb alsnog onderzoek gedaan naar de inkomenspositie van [eiseres] tijdens het AOW-gat. Volgens de Svb blijkt uit dit onderzoek dat in [eiseres] geval geen sprake is van een onevenredige zware last.

Het oordeel van de rechtbank

5. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of artikel 7a van de AOW geheel of gedeeltelijk buiten toepassing moet worden gelaten of dat [eiseres] op een andere manier gecompenseerd moet worden wegens strijd met de bepaling van verdragsrecht, te weten het recht op bescherming van het ongestoord genot van eigendom als gewaarborgd in artikel 1 van het Eerste Protocol, vanwege een onevenredig zware last.

De verhoging van de pensioenleeftijd en eigendom als bedoeld in artikel 1 Eerste Protocol

6.1.

Met de invoering van artikel 7a van de AOW zijn met ingang van 1 januari 2013 de pensioengerechtigde leeftijd (voorheen 65 jaar) en de aanvangsleeftijd (voorheen 15 jaar) per leeftijdscohort opgeschoven. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt dat met de invoering van artikel 7a van de AOW en de daarmee gepaard gaande verschuiving van de aanvangs- en pensioengerechtigde leeftijd, sprake is van inmenging in het eigendomsrecht van een betrokkene als bedoeld in artikel 1 van het Eerste protocol.

6.2.

Voor [eiseres] betekent de wetswijziging dat een AOW-gat van 16 maanden is ontstaan. De rechtbank stelt vast dat het AOW-gat van [eiseres] direct volgt uit het per 1 april 2012 gewijzigde artikel 16 van de AOW en het per 1 januari 2013 in werking getreden artikel 7a van de AOW.

Is de verhoging van de pensioenleeftijd gerechtvaardigd?

7.1

Er is dus sprake van een inmenging in het eigendomsrecht van [eiseres] . De Raad heeft in voornoemde uitspraak eveneens beoordeeld of de bij het bestreden besluit gehandhaafde toepassing van artikel 7a van de AOW, voldoet aan de in artikel 1 van het Eerste Protocol besloten liggende voorwaarden voor de rechtvaardiging van deze inmenging in het eigendomsrecht. Allereerst heeft de Raad overwogen of de inmenging in het eigendomsrecht bij wet is voorzien. Vervolgens heeft de Raad beoordeeld of de inmenging in het eigendomsrecht een legitieme doelstelling heeft in het algemeen belang en of er een behoorlijk evenwicht (‘fair balance’) is behouden tussen de eisen van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu.

Bij wet voorzien?

7.2.

Door de Raad is vastgesteld dat het besluit over de toekenning van het AOW-pensioen bij wet is voorzien, omdat deze direct volgt uit het per 1 april 2012 gewijzigde artikel 16 van de AOW en het per 1 januari 2013 in werking getreden artikel 7a van de AOW.

Legitieme doelstelling?

7.3.1.

In de Memorie van Toelichting bij de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is naar voren gebracht dat de betaalbaarheid van het Nederlandse stelsel van voorzieningen, sociale zekerheid en zorg steeds meer onder druk komt te staan door vergrijzing en ontgroening. Door de groei van het aantal ouderen zullen de kosten van de AOW sterk stijgen, daarnaast stijgt ook de levensverwachting. Ook de verslechtering in korte tijd van de overheidsfinanciën heeft genoopt tot het nemen van maatregelen, zoals het versneld verhogen van de pensioenleeftijd. Uitgangspunt hierbij is dat mensen langer doorwerken tot de verhoogde AOW-leeftijd. Door de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd en toekomstige koppeling aan de levensverwachting wordt naast de besparing van overheidsuitgaven op korte termijn ook voor toekomstige generaties het draagvlak voor de AOW veiliggesteld. Aan de bezuinigingen die door de verhoging van de AOW-leeftijd worden gerealiseerd, wordt door alle generaties een steentje bijgedragen. Ook met de Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen wordt geprobeerd een bijdrage te leveren aan de doelstelling van het kabinet om de overheidsfinanciën weer gezond te maken (Tweede Kamer, 2010-2011, 32846, nr. 3).

7.3.2.

Volgens vaste rechtspraak van het EHRM is beperking van de overheidsuitgaven een gerechtvaardigde doelstelling in het belang van het veiligstellen van het stelsel van sociale zekerheid en het beschermen van de nationale economie, waarbij de staat een ruime beoordelingsmarge heeft om te bepalen wat in het algemeen belang is. Door de Raad is geconcludeerd dat aan de voornoemde wetswijzigingen een legitieme doelstelling in het algemeen belang ten grondslag ligt. Door [eiseres] is dit ook niet bestreden.

Fair balance?

7.4.

Bij de afweging of sprake is van een ‘fair balance’ tussen het met de inmenging in het eigendomsrecht gediende algemeen belang en de bescherming van de individuele rechten, hebben de lidstaten een ruime beoordelingsvrijheid. Het mogelijk bestaan van alternatieve oplossingen, maakt niet dat de gekozen maatregel onrechtmatig is. De verwachting dat een sociaal systeem waarin wordt geparticipeerd, nooit gewijzigd zou kunnen worden, is niet gerechtvaardigd. Het betoog van [eiseres] dat zij er in 2010 op mocht vertrouwen dat zij vanaf haar 65e AOW-pensioen zou ontvangen slaagt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet.

7.5.

Ook volgt uit voornoemde uitspraak van de Raad dat de regering zich ervan bewust is geweest dat de invoering van de verhoging van de AOW-leeftijd tijdelijke overbruggingsproblemen kan veroorzaken voor mensen die weinig voorbereidingstijd hebben en weinig mogelijkheden hebben het inkomensverlies te compenseren. Daarom is een aantal overgangsmaatregelen genomen om de overbrugging voor deze mensen te versoepelen. Hieronder valt bijvoorbeeld de overbruggingsuitkering. Uit de stelling van [eiseres] dat zij gedwongen is geweest het inkomensverlies te compenseren door haar ABP -pensioen naar voren te halen en uit te laten betalen, iets wat haar naar eigen zeggen veel geld heeft gekost, volgt naar het oordeel van de rechtbank in elk geval niet dat [eiseres] geen mogelijkheid heeft gehad het inkomensverlies te compenseren.

7.6.

De wijziging van de ingangsdatum en de verhoging van de AOW-leeftijd is dus in het algemeen proportioneel te achten en leidt in het algemeen niet tot een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol. Toch kan het zo zijn dat door de wetswijziging in concrete gevallen sprake is van een onevenredige zware last als bedoeld in de jurisprudentie van het EHRM en daarmee van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol.

Onevenredige zware last

8.1.

.1. Of sprake is van een onevenredige zware last moet van geval tot geval op basis van een deugdelijk individueel feitenonderzoek worden beoordeeld. Volgens het beleid van de Svb is sprake van een onevenredige zware last als een betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor de overbruggingsuitkering. De Raad heeft recent geoordeeld dat in de gevallen waarin een betrokkene in de bezwaarfase te kennen geeft dat hij of zij door de verhoging van de AOW-leeftijd onevenredig zwaar wordt getroffen, van een zorgvuldige besluitvorming slechts sprake kan zijn als nader onderzoek wordt gedaan naar de financiële situatie van die betrokkene, met name tijdens de periode van het voor hem of haar geldende AOW-gat. De enkele toetsing of betrokkene aan de voorwaarden van de overbruggingsuitkering voldoet, valt niet aan te merken als een deugdelijk individueel feitenonderzoek.

8.2.

Eerst in beroep heeft de Svb onderzoek gedaan naar de inkomenspositie van [eiseres] tijdens het AOW-gat. Uit het onderzoek volgt dat het inkomen dat [eiseres] van Stichting Pensioenfonds Uwv ontvangt per september 2019 is gedaald van € 1.615,65 naar € 577,07 per maand. [eiseres] ontvangt echter met ingang van september 2019 een inkomen van Stichting Pensioenfonds ABP van € 900,- per maand. Haar partner heeft een inkomen van € 3.690,47 per maand. Het gezinsinkomen is hiermee ruim boven het bestaansminimum, aldus de Svb. Gelet op de hoogte van het gezinsinkomen heeft de Svb geen nader onderzoek verricht naar de vermogenspositie van [eiseres] . De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een deugdelijk individueel feitenonderzoek. Nu [eiseres] deze bedragen op zitting desgevraagd ook niet heeft betwist, ziet de rechtbank geen reden hieraan te twijfelen. De Svb heeft daarom terecht beslist dat geen sprake is van een onevenredige zware last.

9. Tot slot stelt de rechtbank vast dat door de wetswijzigingen iedereen wordt getroffen die is geboren na 1 januari 1948. Voor zover [eiseres] bedoelt dat zij tot een kleine groep behoort die anders dan andere groepen geen mogelijkheid heeft het inkomensverlies te compenseren, kan deze stelling niet leiden tot een ongerechtvaardigde inbreuk op haar eigendomsrecht. De overheid heeft voor de schrijnende gevallen compenserende maatregelen met een beperkte middelentoets getroffen. Zoals hierboven overwogen heeft de Svb onderzoek gedaan naar [eiseres] inkomenspositie en is niet gebleken dat zij in een dermate schrijnende situatie verkeert dat in haar geval sprake is van een onevenredige zware last. Dat [eiseres] door de wetswijzigingen deels afhankelijk is van haar echtgenoot maakt dit oordeel ook niet anders.

10. Nu [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank geen recht heeft op AOW-pensioen per 14 september 2019 en er ook geen sprake is van een onevenredige zware last, krijgt [eiseres] geen gelijk.

Motiveringsgebrek

11. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een motiveringsgebrek omdat de Svb pas in een zeer laat stadium van de beroepsfase een onderzoek heeft gedaan naar de inkomenspositie van [eiseres] tijdens het AOW-gat. Gelet op de late indiening ziet de rechtbank geen reden dit gebrek te passeren met artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en zal het bestreden besluit vernietigen. Wel ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat gelet op wat hiervoor is overwogen, de Svb met het bestreden besluit geen onjuiste beslissing heeft genomen.

Conclusie

12.1.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Omdat [eiseres] geen gelijk krijgt in haar beroep zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.

12.2.

Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan [eiseres] het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;

draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 47,- aan [eiseres] te vergoeden;

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Oldekamp-Bakker, rechter, in aanwezigheid van mr.I.N. van Soest, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2019.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Zie de uitspraak van de Raad van 18 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2502.

Zie de uitspraak van de Raad van 18 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2502, rechtsoverweging 4.2.8.

Zie de uitspraak van de Raad van 18 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2502, rechtsoverweging 4.2.8 e.v.

Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:491.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature