Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een 27-jarige man uit Amsterdam-Noord die werd verdacht van zware mishandeling dan wel poging tot zware mishandeling van zijn ruim twee maanden oude dochtertje, is vrijgesproken.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13-650651-17

[verdachte]

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 13-650651-17

Datum uitspraak: 27 november 2019

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,

ingeschreven op het adres [adres] [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.M. den Blanken, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de terechtzitting - kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 15 augustus 2017 tot en met 10 november 2017 schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van zijn dochter [naam dochter] , door haar met kracht vast te pakken en/of te houden en/of te schudden en/of haar aan haar kleding en/of arm op te tillen.

Subsidiair is dit tenlastegelegd als zware mishandeling, meer subsidiair als poging zware mishandeling en uiterst subsidiair als mishandeling.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Vrijspraak

3.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte moet worden veroordeeld voor de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde zware mishandeling. Indien dit niet bewezen kan worden, dan moet verdachte worden veroordeeld wegens de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat op grond van de door de deskundigen uitgebrachte rapportages vaststaat dat het letsel van [naam dochter] het gevolg is van direct inwerkend trauma. Gezien de radiologische datering van de fracturen is sprake van meerdere incidenten. De waargenomen fracturen zijn bovendien veel waarschijnlijker bij de hypothese toegebracht letsel dan bij de hypothese accidenteel letsel. De officier van justitie heeft dan ook geconcludeerd dat het waargenomen letsel is toegebracht.

Verdachte heeft verhuld toegegeven dat hij het letsel zou kunnen hebben veroorzaakt, namelijk bij het douchen samen met [naam dochter] . Het douche-incident dateert van eind oktober wat weer zeer goed past bij de bevindingen van de radioloog. Ook heeft verdachte verklaard dat hij wel eens ruw met [naam dochter] is omgegaan. Het is, anders dan verdachte heeft gesteld, volgens de officier van justitie niet geloofwaardig dat anderen in de omgeving het letsel zouden hebben veroorzaakt. Op basis van deze feiten en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die het letsel bij de baby heeft veroorzaakt.

Het letsel dat bij [naam dochter] is geconstateerd, betreffen ribbreuken van verschillende ouderdom. Deze breuken zijn te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij het breken van ribben schade kan ontstaan aan vitale lichaamsdelen in de borstkas, zeker bij een baby. Verdachte heeft willens en wetens onverantwoorde risico’s met een zeer jong en kwetsbaar kind genomen. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de verklaring van de radioloog over hoe de breuken zijn ontstaan, worden aangemerkt als zozeer op letsel, waaronder botbreuken, gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit van hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd omdat - kort gezegd - niet bewezen kan worden dat verdachte het letsel heeft toegebracht en er ook geen bewijs is dat dit opzettelijk is gebeurd. Omdat de door verdachte beschreven incidenten volgens de deskundige de breuken niet kunnen verklaren en er verder geen opsporingsonderzoek is verricht, is er geen zicht op de incidenten waarbij het letsel is ontstaan. Daarmee valt ook niet uit te sluiten dat de verschillende letsels verschillende oorzaken en verschillende veroorzakers kennen. Uit de aard van het letsel zelf valt bovendien niet af te leiden dat dit met zekerheid opzettelijk is toegebracht. Er is in het dossier ook geen bewijs voor opzet. Daarnaast is verdachte niet de enige geweest die in de gelegenheid is geweest dit letsel te veroorzaken. Niet is uit te sluiten dat iemand anders de baby heeft laten vallen of dat een andere oorzaak wordt verhuld.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.

Op 2 november 2017 is de tweeëneenhalve maand oude baby [naam dochter] gepresenteerd bij het AMC-ziekenhuis. [naam moeder] , moeder van [naam dochter] (hierna: moeder), had een “knapje” gehoord bij de baby en de baby had last van hikken. [naam dochter] is onderzocht en men dacht dat zij last had van een luchtweginfectie. Moeder is daarna met [naam dochter] naar huis gegaan. Op 3 november 2017 is moeder weer met [naam dochter] naar het ziekenhuis gegaan omdat zij nog steeds ademhalingsproblemen had. Er is een skeletstatus opgemaakt waaruit bleek van in totaal zeven ribfracturen aan beide kanten. De kinderarts heeft daarna contact opgenomen met Veilig Thuis. Om de veiligheid van [naam dochter] te waarborgen, is [naam dochter] dat weekend opgenomen in het VU ziekenhuis. Vervolgens is door het AMC op 10 november 2017 opnieuw een skeletstatus opgemaakt, die op 28 november 2017 door kinderradioloog R. van Rijn van het AMC (hierna: Van Rijn) herhaald is en waarbij een vergelijking is gemaakt met de skeletstatus van 10 november 2017.

Op 13 februari 2019 heeft Van Rijnen rapport opgesteld naar aanleiding van vragen die van de zijde van het Openbaar Ministerie waren gesteld. In dit rapport staat - kort weergegeven - het volgende vermeld:

Bij [naam dochter] zijn op de skeletstatus van 10 november 2017 en van 28 november 2017 bij zeven ribben fracturen waargenomen. Op 10 november 2017 is er sprake van drie verschillende stadia van genezing .

De laterale ribfracturen van de 3e tot en met de 6e rib rechts zijn aan het remodelleren. Deze fase is voor het eerst zichtbaar circa 45 dagen na het incident waarbij de fractuur is ontstaan.

Posterieure fractuur van de 7e rib links met callusvorming. Deze fase is voor het eerst zichtbaar circa 19 dagen na het incident waarbij de fractuur is ontstaan.

Posterieure ribfracturen van de 8e en 9e rib links, zonder tekenen van genezing. Deze fracturen zijn derhalve het gevolg van incident dat minder dan circa 12 dagen voor het maken van de röntgenfoto heeft plaats gevonden.

De costochondrale ribfractuur van de 7e rib links is lastig te dateren.

De fracturen zijn het gevolg van direct inwerkend trauma. Gezien de radiologische datering van de fracturen kan met zekerheid gesteld worden dat sprake is van meerdere (ten minste drie) momenten waarop de fracturen zijn ontstaan. De waargenomen fracturen zijn, mede gelet op een analyse van de medisch-wetenschappelijke literatuur over (niet-) accidenteel trauma als oorzaak- veel waarschijnlijker bij de hypothese toegebracht letsel dan bij de hypothese accidenteel letsel.

De rechtbank neemt deze conclusie over. De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde rapporten kan worden vastgesteld dat sprake is van niet-accidentele ribfracturen, die aan [naam dochter] zijn toegebracht door menselijk handelen.

Uit het rapport blijkt verder dat het letsel hoogstwaarschijnlijk in de periode van minimaal 45 dagen tot minder dan circa 12 dagen voor 10 november 2017 aan [naam dochter] is toegebracht. De rechtbank zal op grond van het rapport ervan uitgaan dat een exacter moment waarop het letsel is ontstaan niet kan worden vastgesteld aan de hand van het geconstateerde letsel. Aan de hand van de afgelegde (getuigen)verklaringen zal dan ook vastgesteld moeten worden wat de exacte momenten zijn geweest waarop het letsel is ontstaan en vervolgens wie daarbij betrokken is geweest.

Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe de breuken zijn ontstaan. Hij heeft verklaard dat er een incident in de douche heeft plaatsgevonden. Hij is met [naam dochter] gaan douchen en hij heeft haar vervolgens ingesmeerd met olie. Hij wilde [naam dochter] overpakken in zijn rechterarm maar op dat moment gleed [naam dochter] naar voren . Hierop greep hij haar hard vast aan de linkerkant van haar ribben om te voorkomen dat zij zou vallen. [naam dochter] gleed een stukje naar beneden waardoor hij haar stevig moest vastpakken om te voorkomen dat ze uit zijn handen gleed. [naam dochter] huilde niet maar maakte een “knikje” met haar lichaam. Ook heeft verdachte verklaard dat hij weleens hardhandig of ruw met [naam dochter] speelde. Zo pakte hij haar weleens met één hand (aan de voorzijde van haar kleding) vast. Hij is hierop wel eens door [naam moeder] en door haar moeder aangesproken. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij wel eens geïrriteerd was door [naam dochter] . Vooral door het vele huilen en de korte nachten omdat hij in die tijd weinig sliep en het druk had op school. Verdachte ontkent echter dat hij haar heeft geschud of kracht heeft gezet tegen [naam dochter] .

Van Rijn schrijft in zijn rapport dat het douche-incident het letsel niet kan verklaren, omdat de fracturen op verschillende momenten zijn ontstaan. Ook het scenario dat verdachte hard over de buik van [naam dochter] wreef is geen verklaring voor de waargenomen fracturen. Bij een dergelijk mechanisme ontstaan geen impact of compressie kracht waarbij een fractuur kan optreden. Tot slot is het aan de voorzijde van de kleding optillen van de baby eveneens geen verklaring voor de fracturen die zijn waargenomen. Het schudden van de baby op zich leidt niet tot ribfracturen, echter bij het vasthouden van de baby waarbij de handen de borstkas omvatten kunnen zeker voldoende krachten optreden om ribfracturen te laten ontstaan. Ook de verdeling van de fracturen bij baby [naam dochter] past hier goed bij. Van Rijn heeft in zijn rapport geconcludeerd dat in geen van de verklaringen aanwijzingen te vinden zijn dat het letsel zou zijn ontstaan door de door verdachte omschreven incident(en).

De moeder van [naam dochter] heeft ten aanzien van het douche-incident verklaard dat zij [naam dochter] na het douchen heeft overgepakt van verdachte. Hierbij hoorde zij een paar keer gekraak aan de linkerzijde van het lichaam van [naam dochter] . Zij heeft het incident niet gezien. Zij hoorde [naam dochter] huilen. Het gekraak bleef aanhouden en zij is met [naam dochter] naar het ziekenhuis gegaan. Een dag later ontstond een zwelling op het linker schouderblad van [naam dochter] . [naam dochter] huilde in die periode best veel en zij bemerkte dat verdachte geïrriteerd raakte als [naam dochter] huilde en zijn stem verhief en zei: “en nu ophouden!”. Zij zag ook dat verdachte niet altijd voorzichtig met [naam dochter] omging en heeft hem hierop aangesproken. [naam moeder] verklaarde tevens dat [naam dochter] één keer alleen is geweest met haar moeder en één keer alleen met verdachte.

De getuige [naam getuige] , die de moeder van [naam moeder] is, heeft verklaard dat zij weleens heeft gezien dat verdachte [naam dochter] niet voorzichtig oppakte en droeg. Voordat ze erachter kwamen wat er met [naam dochter] aan de hand was, was [naam dochter] veel aan het huilen. Zij zag toen een dikke blauwe bult op haar linker schouderblad. [naam moeder] had gezegd dat zij de blauwe bult diezelfde dag had opgemerkt. [naam moeder] zei desgevraagd dat zij [naam dochter] niet had laten vallen en dat zij niet wist of verdachte haar stevig had vastgepakt. Zij verklaarde eveneens dat zij weleens alleen op [naam dochter] heeft gepast.

Uit deze verklaringen volgt dat er geen derden zijn die hebben waargenomen dat verdachte [naam dochter] met kracht heeft vastgepakt, heeft geschud, heeft laten vallen of anderszins letsel heeft toegebracht. Ook technisch bewijs dat wijst in de richting van verdachte als veroorzaker van de gebroken ribben ontbreekt. Anders dan door de officier van justitie is aangevoerd kan evenmin worden geoordeeld dat het gelet op het geheel van vaststaande feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat verdachte degene is geweest die het letsel bij de baby heeft veroorzaakt. Daarvoor is het volgende redengevend.

Het letsel van [naam dochter] is bij ten minste drie verschillende incidenten in een periode van minimaal 45 dagen toegebracht. Exacte momenten waarop de fracturen zijn ontstaan zijn niet vast te stellen. Als gevolg daarvan kan ook niet worden vastgesteld of verdachte degene was die ten tijde van het ontstaan van het letsel alleen was met [naam dochter] . Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij – naast de enkele keer dat hij op [naam dochter] paste – regelmatig met haar alleen was, bijvoorbeeld als hij ’s avonds laat thuiskwam en de moeder al sliep. Hieruit kan wel worden afgeleid dat verdachte de gelegenheid heeft gehad om het letsel toe te brengen, maar niet dat het niet anders kan zijn dan dat hij dat heeft gedaan. Mogelijk heeft het incident in de douche een of meer van de vastgestelde fracturen veroorzaakt, maar bewijs voor een andere lezing dan die van verdachte zelf ontbreekt en in die lezing van verdachte is van opzettelijk toegebracht letsel geen sprake. Ten aanzien van de overige fracturen geldt dat in het geheel geen concrete momenten zijn aan te wijzen waarbij verdachte met [naam dochter] is geweest en waarop het letsel is ontstaan. Van belang is verder dat [naam dochter] in de bedoelde periode van ten minste 45 dagen ook alleen met anderen is geweest. Daardoor kan niet met de vereiste mate van zekerheid worden uitgesloten dat een ander dan verdachte verantwoordelijk is voor het toebrengen van het letsel.

Gelet op het voorgaande kan niet worden bewezen dat verdachte (opzettelijk) het letsel heeft toegebracht.

Verdachte zal worden vrijgesproken.

4 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Heft op het geschorste bevel van voorlopige hechtenis.

Verklaart de benadeelde partij [naam moeder] niet-ontvankelijk in de vordering.

Dit vonnis is gewezen door

mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,

mrs. H.J. Fehmers en M.C.M. Hamer, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature