Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Jeugdstrafrecht, overval woning hoogbejaarden

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/150753-19 en 13/113582-19

[verdachte]

Team Familie & Jeugd

Parketnummers: 13/150753-19 (A) en 13/113582-19 (B)

Datum uitspraak: 6 november 2019

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in de [naam] te [plaats] .

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A en zaak B.

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.A.C. de Bruijn naar voren hebben gebracht.

Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat naar voren is gebracht door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), de heer [naam 3] , namens Spirit, de psychiater mevrouw G.C.G.M. Broekman en de moeder van verdachte.

Tevens is ter terechtzitting verschenen het slachtoffer de heer [slachtoffer 1] met een begeleidster.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Zaak A:

1.

hij op of omstreeks 8 juli 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, omstreeks 04.00-04.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en/of een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een of meer pinpas(sen) en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer manchetkno(o)p(en) en/of een of meer horloge(s) en/of 80 euro en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed en/of goederen en/of geld , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die goed/goederen/geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn/haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):

- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt bij zijn armen, en/of

- tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen “Hou je smoel, kop dicht”, en/of

- de handen en/of polsen en/of (onder) armen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden en/of vastgemaakt met tape (ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] een (scheur)wond(en) op zijn pols(en) en/of (onder)arm(en) heeft opgelopen), en/of

- met een (broek)riem (van voornoemde [slachtoffer 2] ) de benen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgebonden en/of vastgemaakt, en/of

- met een (telefoon)snoer de armen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgebonden en/of vastgemaakt, en/of

- tape op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geplakt, en/of

- ( met kracht) een of meer ring(en) van de vinger(s) voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gepakt en/of getrokken en/of gehaald, en/of

- voornoemde [slachtoffer 2] en/of voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd “We weten u te vinden”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)

2.

hij of op omstreeks 8 juli 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een of meer bankrekening(en) op naam van [slachtoffer 1] ) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 100), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (bij een pinautomaat van de Rabobank , gevestigd aan het Waterlandplein 257) onder gebruikmaking van (een) wederrechtelijk weggenomen bankpas(sen) (toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] ) en/of bijbehorende pincode(s) van voornoemde bankrekening(en) voornoemd(e) geldbedrag(en) op te nemen, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet bevoegd was/waren;

(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

Zaak B:

1.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 mei 2019 tot en met 11 mei 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) een goed te weten een (snor)fiets (voorzien van kenteken: [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)

2.

hij op of omstreeks 11 mei 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (keuken)mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;

(art 27 lid 1 Wet wapens en munitie)

2 Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3 Waardering van het bewijs

De rechtbank acht -met de officier van justitie en de raadsman- niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak B onder 1 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

Zaak A:

op 8 juli 2018 te Amsterdam, omstreeks 04.00-04.20 uur, tezamen en in vereniging met anderen uit een woning, gelegen aan de [adres 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en een portemonnee en een rijbewijs en pinpassen en sieraden en manchetknopen en horloges en 80 euro en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die goederen/geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om aan zichzelf en zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en zijn mededaders:

- voornoemde [slachtoffer 1] hebben vastgepakt bij zijn armen en

- tegen voornoemde [slachtoffer 2] en voornoemde [slachtoffer 1] hebben geroepen “Hou je smoel, kop dicht” en

- de handen en polsen en armen van voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] hebben vastgebonden met tape, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] een wond op zijn onderarm heeft opgelopen en

- met een broekriem van voornoemde [slachtoffer 2] de benen van voornoemde [slachtoffer 1] hebben vastgebonden en

- met een telefoonsnoer de armen van voornoemde [slachtoffer 1] hebben vastgebonden en

- tape op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en voornoemde [slachtoffer 1] hebben geplakt en

- met kracht ringen van de vingers voornoemde [slachtoffer 1] hebben getrokken en

- voornoemde [slachtoffer 2] en voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden hebben toegevoegd “We weten u te vinden”;

2.

op 8 juli 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bankrekening op naam van [slachtoffer 1] heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal € 100,--, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door bij een pinautomaat van de Rabobank, gevestigd aan het Waterlandplein 257, onder gebruikmaking van een wederrechtelijk weggenomen bankpas, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en bijbehorende pincode, van voornoemde bankrekening voornoemd geldbedrag op te nemen, tot welk gebruik hij, verdachte en zijn mededader niet bevoegd waren;

Zaak B:

2.

op 11 mei 2019 te Amsterdam een wapen van categorie IV, onder 7, van de Wet wapens en munitie, te weten een keukenmes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen, heeft gedragen;

Overweging ten aanzien van zaak A feit 1:

De rechtbank is -met de officier van justitie- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en dat hij daarbij een grotere rol heeft gespeeld dan hij heeft verklaard. De aangever, [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat hij en zijn partner in de nacht van 8 juli 2019 in hun woning zijn overvallen door vier Surinaamse jongens waarbij zij zijn vastgebonden en hardhandig werden aangepakt waardoor ze beiden letsel hebben opgelopen. De verdachten doorzochten het huis en vroegen om telefoons en computers. . Ook eisten ze de pincode van de ING -bankpas van [slachtoffer 1] . Vervolgens is er met de gestolen bankpas bij de Rabobank op het Waterlandplein honderd euro gepind van de rekening van de aangever. Verdachte heeft zichzelf op de camerabeelden van het pinnen herkend en hij is tevens herkend door de politie en zijn moeder. Naar aanleiding van de vertoning van beelden van de pinopname bij het tv-programma ‘Opsporing Verzocht’ op 23 april 2019 heeft de aangever een jongen herkend. Volgens hem is hij degene die tijdens de overval ringen van zijn hand trok en tape om zijn lichaam heeft gewikkeld. Hij heeft de jongen minutenlang direct aan kunnen kijken en hij heeft zijn gezicht goed kunnen zien, omdat hij geen gezichtsbedekking droeg en de andere jongens met zaklampen schenen. De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat verdachte haar een filmpje heeft laten zien dat op AT5 werd uitgezonden en waarin een dader werd getoond die gezocht werd wegens een woningoverval. Verdachte heeft haar verteld dat hij die persoon is op het filmpje en dat hij ringen van de vingers van het slachtoffer heeft afgehaald. De rechtbank acht de verklaring van de getuige [naam getuige] betrouwbaar, nu deze wordt ondersteund door de verklaring van de aangever en omdat in het bijzonder omtrent het afhalen van de ringen volgens de officier van justitie nergens is bericht in de media waardoor dit specifiek daderinformatie betreft. Hier komt nog bij dat uit onderzoek van het NFI blijkt dat het DNA van verdachte is aangetroffen op een rol tape uit de woning waarmee de slachtoffers zijn vastgebonden. Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij weliswaar de woning heeft doorzocht, maar dat hij niet in de buurt van de slachtoffers is geweest, niet geloofwaardig.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4 Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5 Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de maatregel

De officier van justitie heeft ter zake van de door hem in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 2 bewezen geachte feiten gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) wordt opgelegd.

De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op alle omstandigheden, aan verdachte geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel dient te worden opgelegd.

De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan eennachtelijke overval in een woning, waarbij er ernstig geweld is gebruikt jegens de hoogbejaarde slachtoffers Zij werden onder meer vastgebonden met duct-tape, een riem en een telefoonkabel en bij één van hen zijn de ringen van zijn vingers getrokken. De rechtbank neemt het verdachte buitengewoon kwalijk dat hij tegen deze weerloze en kwetsbare bejaarde slachtoffers zulk ernstig geweld heeft gebruikt. Het is voor hen een bijzonder beangstigende ervaring geweest dat zij op hun leeftijd, terwijl ze aanvankelijk lagen te slapen, zijn beroofd in hun vertrouwde leefomgeving. Uit de slachtofferverklaring ter zitting blijkt ook dat het gebeurde een zeer grote impact heeft gehad en dat zij zich niet meer veilig voelen in hun eigen huis. Dergelijke misdrijven veroorzaken naast fysieke en psychische schade voor de slachtoffers tevens gevoelens van afschuw en onbegrip en versterken in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid bij de omwonenden en in de samenleving als geheel. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat zijn aandeel in het toegepaste geweld groter is geweest dan hij heeft toegegeven. Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders juwelen weggenomen die voor de slachtoffers grote emotionele waarde hadden en het is verdachte die geld heeft gepind met één van de gestolen bankpassen. Hierdoor heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendom van anderen.

Een klein jaar later is bij verdachte tijdens een identiteitsfouillering in zijn broekband een keukenmes aangetroffen. Hiermee kan aan een ander letsel worden toegebracht.

De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 augustus 2019. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.

Door de psycholoog A.M.I. Peelen en de psychiater G.C.G.M. Broekman is bij rapport van respectievelijk 10 oktober 2019 en 9 oktober 2019 (met een correctie daarop op 15 oktober 2019) over verdachte gerapporteerd in zaak A.

De psycholoog komt tot de volgende conclusie. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid, ADHD, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Dit beeld was aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Omdat verdachte niet in gesprek heeft willen gaan over het tenlastegelegde, kan geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekenbaarheid. Het is echter bijna onvoorstelbaar dat er geen doorwerking is geweest. Onder andere de beperkte emotieregulatievaardig-heden van verdachte, het gevoel te kort gedaan te worden, de impulsiviteit en de achterlopende gewetensfuncties, in combinatie met gebrekkig overzicht, moeite met oorzaak-gevolg denken en beïnvloedbaarheid, zijn van negatieve invloed op het risico voor recidive. Geadviseerd wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen of een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een civielrechtelijke gesloten plaatsing.

De psychiater komt tot de volgende conclusie. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis, ADHD, cognitieve beperkingen, cannabisafhankelijkheid en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Het is voorstelbaar dat er sprake is van beïnvloeding van de gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde, maar hiervoor ontbreken concrete gegevens met betrekking tot het delictscenario. In overweging wordt gegeven om verdachte het tenlastegelegde bij bewezenverklaring verminderd toe te rekenen. Gezien de langer bestaande normoverschrijdende gedragsstoornis en de daarmee samenhangende agressieve impulsregulatieproblemen en de zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling, is de kans op ongewenst recidivegedrag groot bij uitblijven van adequate begeleiding en behandeling en onvoldoende dagstructuur. Geadviseerd wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.

De psychiater heeft ter zitting het advies uit het rapport bevestigd. Volgens de psychiater is de gewetensontwikkeling van verdachte buitengewoon zorgelijk. Tijdens de zitting is wederom ervaren dat verdachte weinig emoties toont, ook tijdens de slachtofferverklaring. Er is sprake van ernstige psychopathologie, ADHD, zwakbegaafdheid en - door de detentie in remissie zijnde -cannabisafhankelijkheid . Er dient derhalve behandeling plaats te vinden middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is te risicovol in verband met de persoon van verdachte. Hij wil bijvoorbeeld geen medicatie nemen voor zijn ADHD. Ook zijn er bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel in combinatie met gesloten jeugdhulp te snel verloven. Het is niet duidelijk of verdachte behandeld kan worden, maar hopelijk komt er iets van zelfinzicht. De verklaring van verdachte over de feiten ter zitting maakt het advies niet anders. Het recidiverisico was al maximaal hoog en verdachte geeft sociaal wenselijke antwoorden. Hij heeft voldoende meegewerkt om tot de conclusie te komen van verminderde toerekenbaarheid. Er is bij verdachte sprake van een gebrek aan commitment en hij moet gemotiveerd worden om zijn leven een andere wending te geven.

De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater ten aanzien van de verminderde toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.

De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van de Raad van 21 oktober 2019. De Raad heeft ter zitting het advies uit het rapport bevestigd, inhoudende dat aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd. Volgens de Raad zijn er meer voordelen bij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel dan bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verdachte moet eerst toekomen aan zichzelf voordat er sprake is van verloven. Er dient stapsgewijs een behandelrelatie te worden opgebouwd. De problemen zijn fors en de feiten zeer ernstig. Verdachte heeft nu totaal geen inzicht en dat maakt de kans op herhaling groot.

De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de evaluatie van JBRA van 21 oktober 2019. JBRA heeft ter zitting geadviseerd om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Volgens JBRA zou de Catamaran een plek kunnen zijn die voor verdachte passend zou kunnen zijn. Er dient eerst een intake plaats te vinden en dat kan binnen een week. Een LVB-setting is niet passend voor verdachte, want hij moet uitgedaagd worden. De ervaring met verdachte is dat zijn intelligentie hoger is. Het zou kunnen dat zijn intelligentieniveau de afgelopen jaren is veranderd. Verdachte heeft rust en behandeling nodig om te laten zien wie hij is. Er is zeker een strak kader nodig, maar verdachte moet ook geprikkeld worden voor motivatie.

Spirit heeft ter zitting verklaard dat zij twee weken met verdachte aan de slag waren, toen hij gedetineerd werd. Verdachte heeft een enorme vertaalslag gemaakt. Hij was vermijdend, opstandig en zeer wantrouwend. Gedurende de detentie is er contact gehouden met verdachte en zijn moeder. Verdachte heeft structuur nodig en hij moet aan dingen werken. Hij kan zich open stellen en zich kwetsbaar opstellen als het nodig is. Hij heeft nog sturing nodig, maar hij kan wederkerigheid aangaan en zelf verantwoordelijkheid nemen.

De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel een uiterste middel is, mede gelet op het feit dat verdachte nog jong is en geen omvangrijk strafblad heeft. Zij acht deze maatregel toch passend en geboden en wel in onvoorwaardelijke vorm. De rechtbank is van oordeel dat het betoog van JBRA ter zitting voor het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet voldoende gewicht in de schaal legt ten opzichte van het onderbouwd advies van de psychiater ter zitting en in het rapport en het advies van de psycholoog en de Raad. Verdachte heeft op jeugdige leeftijd aan een gewelddadige woningoverval op zeer kwetsbare slachtoffers deelgenomen en daarbij een negatieve hoofdrol vervuld. Oprecht doorleefde spijtbetuigingen van verdachte zijn uitgebleven en hij heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedrag. De grote kans op herhaling als gevolg van de stoornis van verdachte en de negatieve ontwikkeling van zijn persoonlijkheid dient met de stevigste ingreep in het strafrecht te worden tegengehouden, voordat ingrijpen niet meer mogelijk is. De tot nu toe ingezette hulpverlening heeft niet tot resultaat geleid.

De rechtbank stelt verder vast dat het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog en de psychiater in hun rapport hebben vermeld, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.

De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.

De rechtbank ziet, conform de eis van de officier van justitie, geen aanleiding om naast de PIJ-maatregel nog een straf op te leggen. De ernst van het feit in zaak A onder 1 en de rol van verdachte daarin rechtvaardigt weliswaar het opleggen van een (maximale) jeugddetentie, maar de PIJ-maatregel is de zwaarste sanctie in het strafrecht en het belangrijkste is dat verdachte wordt behandeld.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77s, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet Wapens en munitie .

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9 Beslissing

Verklaart het in zaak B onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezen geachte:

Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming

Ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezen geachte:

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel

Ten aanzien van het in zaak B onder 2 bewezen geachte:

Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Legt op aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter tevens kinderrechter,

mrs. J.P.C. van Dam van Isselt en I.M. Nusselder, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S.M. Wilbers, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature