U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Een volwassen zoon die bij zijn moeder in Amsterdam-West woonde, moet de sociale huurwoning verlaten nadat zijn moeder is overleden en hij onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij een duurzame gezamenlijke huishouding hadden.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 7623817 CV EXPL 19-6668

vonnis van: 22 juli 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser, tevens gedaagde in reconventie,

nader te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. C.G.M. Oosterwijk,

t e g e n

de stichting

STICHTING YMERE,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde, tevens eiseres in reconventie,

nader te noemen: Ymere

gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:

- de dagvaarding van 11 maart 2019, met producties;- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;- het instructievonnis van 13 mei 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;- de dagbepaling comparitie.

De comparitie heeft plaatsgevonden op 19 juni 2019. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Namens Ymere is [naam 1] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Voorafgaande aan de zitting heeft de gemachtigde van [eiser] een conclusie van antwoord in reconventie met producties toegestuurd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, Ymere mede aan de hand van een pleitnotitie, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten in conventie en in reconventie

1.1.

Vanaf 20 april 2010 verhuurde Ymere aan de moeder van [eiser] , [naam moeder] de woning aan de [adres] .

1.2.

Nadat [eiser] de relatie met zijn echtgenote had verbroken, is hij in 2014 op 55- jarige leeftijd ingetrokken bij zijn moeder. Hij heeft zich op 20 mei 2015 op haar adres in het BRP ingeschreven.

1.3.

[eiser] was op dat moment chronisch psychiatrisch patiënt en moest tijdig medicatie innemen. Door bij zijn moeder te gaan wonen is [eiser] gestabiliseerd.

1.4.

De moeder van [eiser] kon zelf op dat moment niet meer zelfstandig wonen, omdat het onder meer niet meer mogelijk was dat zij zonder toezicht sliep. Vanaf het moment dat [eiser] bij zijn moeder kwam wonen, heeft hij (mede) voor haar gezorgd.

1.5.

Bij brief van 26 mei 2015 heeft [eiser] bij Ymere medehuurderschap aangevraagd. Dit is door Ymere afgewezen, omdat hij nog geen twee jaar op de woning woonde.

1.6.

Bij brief van 13 april 2017 heeft [eiser] opnieuw medehuurderschap aangevraagd en dit is opnieuw door Ymere geweigerd, ditmaal omdat volgens haar geen sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.

1.7.

Daarop heeft de gemachtigde van [eiser] bij brief van 20 oktober 2017 medehuurderschap voor [eiser] aangevraagd, maar ook dit is geweigerd.

1.8.

Op 14 september 2018 is de moeder van [eiser] op 79-jarige leeftijd overleden.

1.9.

Bij brief van 6 november 2018 heeft de gemachtigde van [eiser] Ymere verzocht om instemming met voortzetting van de huurovereenkomst door [eiser] , maar dit is bij e-mailbericht van 23 januari 2019 door Ymere afgewezen.

Gechil

in conventie:

2. [eiser] vordert dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt bepaald dat hij met ingang van 14 september 2018 de huurovereenkomst van de woning aan de [adres] op eigen naam mag voortzetten en dat Ymere wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.

3. Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat hij een duurzame gezamenlijke huishouding voerde met zijn moeder en op het gehuurde zijn hoofdverblijf hield. Bovendien was [eiser] mantelzorger voor zijn moeder en is uit dat oogpunt het ontzeggen van het recht op medehuurderschap naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

4. Ymere heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.

in reconventie:

5. Ymere vordert dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiser] wordt veroordeeld om de woning aan de [adres] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten.

6. Ymere stelt daartoe dat [eiser] geen beroep toekomt op de huurbescherming van artikel 7:268 lid 2 BW en dus zonder recht of titel in de woning verblijft.

7. [eiser] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang worden ingegaan.

Beoordeling

in conventie en in reconventie:

8. Gelet op de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.

9. Uit de eigen stellingen van [eiser] volgt dat hij na zijn scheiding noodgedwongen bij zijn moeder is gaan wonen, aangezien het “als gescheiden man onmogelijk is om in Amsterdam woonruimte te vinden”. [eiser] geeft daarbij aan dat hij aangewezen is op een sociale huurwoning, waarvoor in Amsterdam Oud-West een wachttijd van 25 jaar geldt. Verder heeft het samenwonen met zijn moeder voor hem helend gewerkt, want hij is daardoor gestabiliseerd en hij kon daardoor op zijn beurt voor haar zorgen.

10. Hieruit kan echter niet worden geconcludeerd dat [eiser] als uitgevlogen kind terug is teruggekeerd naar zijn moeder om met haar een wederkerige relatie aan te gaan, maar juist dat [eiser] dit voornamelijk heeft gedaan omdat hij om een woning verlegen zat en zijn moeder om zorg. Dat dit zo was blijkt ook uit de onbetwiste omstandigheid dat [eiser] zich in april 2015 bij Woningwet heeft ingeschreven, hij in november en december 2016 heeft gereageerd op woningen en hij daarmee is gestopt toen hij besefte dat hij, gelet op zijn korte inschrijfduur, niet voor een woning in aanmerking zou komen. Verder heeft [eiser] tegenover het verweer van Ymere onvoldoende aangetoond dat hij en zijn moeder de kosten van de samenwoning gezamenlijk droegen; alle vaste lasten werden weliswaar voldaan van de en-of rekening, maar die werd alleen gevoed door de uitkering en toeslagen van moeder. De enkele stelling dat hij contant bijdroeg en het overleggen van een foto van het (lege) glazen huishoudpotje is voor die conclusie in ieder geval onvoldoende. Ook de door moeder ondertekende verklaring, waarin zij verklaart dat [eiser] in totaal € 510,00 contant per maand bijdroeg, is niet toereikend. Het had op de weg van [eiser] gelegen, nu hij een WAO-uitkering ontvangt, om aan de hand van zijn bankafschriften de opname van de contante bedragen te staven. Tot slot volgt uit de omstandigheid dat [eiser] samen met zijn moeder in vakanties naar Marokko ging, niet dat zij een gemeenschappelijke huishouding voerden. Marokko is immers het geboorteland van beiden en onbetwist is gebleven dat zij daar familie bezoeken. Conclusie is dan ook dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een duurzame gezamenlijke huishouding, zodat de vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst wordt afgewezen.

11. Gevolg daarvan is dat [eiser] zonder recht of titel in de woning verblijft, zodat de vordering tot ontruiming wordt toegewezen. De ontruimingstermijn zal in redelijkheid in plaats van op 14 dagen op twee maanden na betekening van dit vonnis worden gesteld en gelet op artikel 7:268 lid 2 BW wordt de veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

11. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden belast met de proceskosten, met dien verstande dat de kosten van Ymere in reconventie, gelet op de samenhang met de vordering in conventie, worden begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie en in reconventie:

veroordeelt [eiser] om de woning aan de [adres] binnen twee maanden na betekening van dit vonnis te ontruimen en ter beschikking van Ymere te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;

veroordeelt [eiser] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Ymere begroot op € 360,00 aan salaris gemachtigde van Ymere;

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature