Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk + ontzetting van verdachte van de uitoefening van het beroep als bestuurder van een rechtspersoon voor 5 jaar + publicatie van het onherroepelijk geworden vonnis.

Verdachte heeft zich als bestuurder van diverse rechtspersonen schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk, doordat hij zich niet heeft gehouden aan de hem wettelijk opgedragen plicht een volledige en deugdelijke administratie te voeren, te bewaren en te overleggen aan de curator. Door het handelen van verdachte zijn preferente en concurrente schuldeisers benadeeld. Door het ontbreken van een volledige administratie heeft verdachte de curator de mogelijkheid ontnomen te controleren wat er met het geld en/of vermogen van het bedrijf van verdachte is gebeurd. Verdachte heeft daarmee de schuldeisers van de vennootschappen in een ongunstige positie gebracht. Bovendien heeft verdachtes handelen geresulteerd in meerdere faillissementen zonder enig inzicht in de vermogenspositie van de B.V.’s. Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die tot het oogmerk had het plegen van deze faillissementsfraude.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/845140-15

Datum uitspraak: 27 mei 2019

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,

zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland,

verblijvende op het adres [verblijfadres] , [verblijfplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 18 maart 2019, 21 maart 2019, 27 maart 2019 en 27 mei 2019. Verdachte was daarbij niet aanwezig.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna: officier van justitie), mrs. F. Bahadin en M. Boerlage, en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. T. Venneman, naar voren heeft gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

1. hij zich, al dan niet samen met een ander/anderen, terwijl verdachte (voormalig) bestuurder was, schuldig heeft gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk (primair) dan wel eenvoudige bankbreuk (subsidiair) van

- CIS Limitem B.V. (voorheen [naam B.V. 1] ) (hierna: CIS) in de periode van 4 februari 2010 tot en met 13 december 2013,

- Dienstverlening Secuur B.V. (hierna: Secuur) in de periode van 26 maart 2008 tot en met 19 juni 2014,

- Hepika B.V. (voorheen Reko Detachering & Uitzendservice B.V. en/of Reko Dienstverlening B.V.) (hierna: Hepika) in de periode van 30 september 2013 tot en met 25 maart 2015,

- Strike Line en/of Toohoe LTD in de periode van 28 februari 2011 tot en met 30 april 2014 en

- [naam B.V. 2] in de periode van 16 januari 2004 tot en met 13 april 2015,

doordat niet is voldaan/laten voldoen aan de op verdachte rustende verplichtingen een administratie te voeren, te bewaren en/of tevoorschijn te brengen;

2. hij zich, al dan niet samen met een ander/anderen, nadat de rechtspersonen CIS, Secuur, Hepika, Strike Line en/of Toohoe LTD en [naam B.V. 2] in staat van faillissement zijn verklaard, schuldig heeft gemaakt aan het niet geven van de vereiste inlichtingen aan de curator en/of het niet verstrekken van de administratie van die rechtspersonen aan de curator;

3. hij zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie in de periode van 1 januari 2010 tot en met 2 februari 2017, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van onder andere de misdrijven faillissementsfraude, het onjuist doen van belastingaangiften, witwassen en het overtreden van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (hierna: Wwft).

De precieze tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3 Voorvragen

Onder feit 3, de criminele organisatie, is onder meer in algemene bewoordingen tenlastegelegd dat deze tot oogmerk zou hebben gehad het plegen van valsheid in geschrift, het plegen van valsheid in een authentieke akte en het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften. Het dossier, dat 25 ordners bevat, omvat een klein hoofdstuk waarin anderhalve pagina is gewijd aan de criminele organisatie. In algemene bewoordingen wordt daarin aangegeven dat de misdadige organisatie tot oogmerk heeft gehad het plegen van faillissementsfraude, oplichting, witwassen en het plegen van de Wwft-feiten. De misdrijven genoemd in het derde, vierde en vijfde gedachtestreepje – het plegen van valsheid in geschrift, het plegen van valsheid in een authentieke akte en het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften - worden hier genoemd noch toegelicht. Uit de wijze waarop het dossier is samengesteld en de inhoud van het dossier valt naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende duidelijk af te leiden welke feitelijke gedragingen verdachte in het kader van de criminele organisatie worden verweten ten aanzien van die misdrijven. De tenlastelegging voldoet dus ten aanzien van het derde, vierde en vijfde gedachtestreepje niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal de dagvaarding ten aanzien van die gedachtestreepjes partieel nietig verklaren.

Voor het overige is de dagvaarding geldig, is deze rechtbank bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en is de officier van justitie ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Inleiding

Bij de FIOD is het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude ondergebracht. Alle meldingen van curatoren met betrekking tot mogelijk gepleegde faillissementsfraude worden bij dat meldpunt geregistreerd. Een taak van het meldpunt is om veelplegers van faillissementsfraude in beeld te krijgen. Bij het behandelen van binnenkomende fraudesignalen werd steeds vaker geconstateerd dat er personen zijn die beroepsmatig hun werk maken van het begeleiden van vennootschappen naar een faillissement waarbij er uiteindelijk veelal sprake is van faillissementsfraude. Ten behoeve van de aanpak van deze veelplegers is een onderzoek gestart. Aan de hand van informatie van de curatoren van de failliete ondernemingen bleek het volgende.

Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) hield zich bezig met het aantrekken en verkopen van slecht lopende ondernemingen. Bestuurders van deze slecht lopende ondernemingen zijn via via of door een krantenadvertentie bij [medeverdachte 1] terecht gekomen. [medeverdachte 1] beloofde hen te helpen van de noodlijdende ondernemingen af te komen. De eigenaren/bestuurders van die vennootschappen betaalden aan [medeverdachte 1] een bedrag om de overdracht van hun bedrijf met schulden te regelen. [medeverdachte 1] ging vervolgens aan de slag om te kijken of hij de vennootschap over kon doen aan een tussenpersoon of dat hij de vennootschap rechtstreeks op naam van een ander, de zogenoemde katvanger, liet zetten. De katvanger kreeg hiervoor een vergoeding.

Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van een aantal vaste personen/kopers, nader aangeduid als katvangers, waaronder verdachte. Aandelen van een vennootschap werden in de meeste gevallen door hen overgenomen voor 1 euro. De katvanger nam daarmee tevens de aanwezige schulden in de onderneming over. Vervolgens gingen de ondernemingen kort na de verkoop failliet of werden bij de Kamer van Koophandel ontbonden via een zogenaamde turboliquidatie. De curator van de failliete onderneming kreeg geen dan wel zeer moeizaam contact met de katvanger en een administratie werd niet of nauwelijks aan de curator uitgeleverd. De voormalig bestuurders verklaarden de administratie met de onderneming te hebben overgedragen aan de nieuwe bestuurder, de katvanger. Hierdoor werd het voor de curator onmogelijk om de rechten en verplichtingen van de failliet vast te stellen waardoor de crediteuren werden benadeeld.

Verdachte wordt er door het Openbaar Ministerie van beschuldigd dat hij als katvanger gedurende een lange periode faillissementsfraude heeft gepleegd, wat tot gevolg heeft gehad dat schuldeisers zijn benadeeld en dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

4.2

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De feiten 1 en 2 kunnen worden bewezen. Uit het dossier volgt dat verdachte een rol heeft gespeeld bij een groot aantal faillissementen dan wel ontbindingen van rechtspersonen. Als katvanger liet hij zich betalen om ondernemingen op zijn naam te zetten. In zijn verhoren heeft verdachte bevestigd dat hij werd gebruikt door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] noemt verdachte zijn vaste klant en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) noemt verdachte de katvanger van de katvangers. Vaak nam verdachte de aandelen van een vennootschap met de daarin aanwezige schulden over voor 1 euro. Bij de overdracht werd de administratie niet of niet volledig overgedragen aan verdachte. Daar bekommerde verdachte zich ook niet om. Verdachte had niet de bedoeling iets te doen met de ondernemingen nadat hij die op naam had gekregen. Het ging om het geld wat hij ervoor kreeg. Niet lang na de verkoop aan verdachte gingen de in de tenlastelegging genoemde vennootschappen failliet. Uit het dossier blijkt dat de curatoren daarna geen dan wel zeer moeizaam contact kregen met verdachte. De administratie werd dan ook niet of nauwelijks aan de curatoren uitgeleverd. Door zijn administratieve verplichtingen te verzaken heeft verdachte de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat de rechten van de schuldeisers zouden worden verkort. Wanneer verdachte de administratie niet bij de overdracht ontving, had hij bij die overdracht moeten verifiëren of er een administratie was en ervoor moeten zorgen dat hij de administratie in zijn bezit kreeg. Ook na het faillissement heeft verdachte de verzochte inlichtingen niet aan de curatoren verstrekt. Dit heeft eraan bijgedragen dat zij niet in staat zijn geweest de rechten en verplichtingen van de failliete ondernemingen te bepalen en heeft vervolgens geleid tot benadeling van schuldeisers.

Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan feit 3. Verdachte heeft als katvanger aandelen op zijn naam laten zetten en kreeg daar vervolgens een contant geldbedrag voor. In dit kader heeft verdachte jaren lang zaken gedaan met [medeverdachte 1] . Vanaf 1995 of 1996 was [medeverdachte 1] de enige tussenpersoon voor wie verdachte bedrijven op zijn naam nam. Verdachte had ook contact met de notarissen bij wie de koopaktes werden gepasseerd. Verdachte was bevriend met [medeverdachte 2] , ook een katvanger. Hij heeft hem in contact gebracht met [medeverdachte 1] . Zodoende had [medeverdachte 1] er weer een katvanger bij. Verdachte heeft verklaard dat hij geld nodig had. Het kon hem niet schelen of er schulden in het bedrijf zaten. Verdachte wist dat de bedrijven met schulden kampten en dat curatoren op zoek waren naar administratie die zij nodig hadden om de rechten en verplichtingen van de schuldeisers te kunnen bepalen. Die administratie had verdachte zelden en als hij die had was deze gebrekkig.

4.3

Het standpunt van de verdediging

Verdachte dient van de feiten 1 en 2 te worden vrijgesproken nu er onvoldoende bewijs is dat hij opzettelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verdachte heeft zeer kort aan het roer gestaan van de in de tenlastelegging genoemde vennootschappen die aan verdachte zijn overgedragen. Het was niet de bedoeling van hem om de bedrijven voort te zetten. Dat hoeft ook niet, het niet voortzetten van de onderneming is niet strafbaar. En ook het feit dat de bedrijven aan verdachte werden overgedragen, is niet strafbaar. Het probleem zit hem in het feit dat de administratie nooit aan verdachte werd overgedragen. Verdachte had daar geen plaats voor en vaak werd er dan ook door [medeverdachte 1] geadviseerd de administratie bij de oude aandeelhouder te laten. Indirect werd de administratie dus wel bewaard, althans daar ging verdachte van uit. Van verdachte kan weliswaar gezegd worden dan hij daar laks in was, maar niet dat hij de administratie opzettelijk niet heeft bewaard. Dat blijkt ook uit het dossier, want verdachte verwees de curator telkens naar de oud-bestuurders. In de periode dat verdachte het formeel voor het zeggen had, was er feitelijk niet veel te administreren. Het voeren van een administratie was gelet op dit korte tijdsbestek en gezien de feitelijke beëindiging van alle activiteiten van de ondernemingen, vrijwel geheel onmogelijk. Verdachte had de verplichting om de administratie tevoorschijn te brengen en verdachte heeft zich wel degelijk ingespannen om dat voor elkaar te krijgen. Daarbij was hij afhankelijk van zijn voorgangers. Gedeeltelijk is dit gelukt en gedeeltelijk niet, maar ten aanzien daarvan verkeerde verdachte in een overmachtspositie. Hij kon niet meer doen dan hij heeft gedaan. Ook ten aanzien van de inlichtingenplicht kan hem geen verwijt worden gemaakt. Uit het dossier volgt immers dat hij heeft geprobeerd inlichtingen te verstrekken. Verdachte heeft diverse telefoongesprekken gevoerd met curatoren, heeft brieven gestuurd en heeft er in een aantal gevallen voor gezorgd dat de administratie boven water kwam. De voorgangers van verdachte ontdeden zich van de ondernemingen door deze in de schoenen van verdachte te schuiven. Het was voor verdachte duidelijk dat de ondernemingen slecht liepen en/of schulden hadden, maar het was hem niet duidelijk dat de administratie niet op orde was. Hij heeft zich telkens voor een kleine vergoeding voor het karretje laten spannen. Als verdachte er niet was geweest dan was de situatie voor de schuldeisers er niet beter op geweest. Ook dan was er geen administratie en ook dan was de administratie niet opeens beschikbaar.

Ten aanzien van de in dit verband tenlastegelegde onderneming Strike Line/Toohoe Limited merkt de verdediging nog op dat verdachte daarvan in ieder geval moet worden vrijgesproken, nu Strike Line een commanditaire vennootschap is en dus geen rechtspersoon en verdachte met Toohoe niets van doen had. Verder moet verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onderdeel medeplegen, omdat hij met niemand heeft samengewerkt.

Ook dient verdachte van feit 3 te worden vrijgesproken. Verdachte heeft ondernemingen op zijn naam gekregen, maar hij heeft verder geen rol van betekenis gehad in de aanloop er naartoe. Hij heeft niet deelgenomen aan een constructie die onderdeel uitmaakte van een samenwerkingsverband. Hij heeft slechts het verzoek om B.V.’s op naam te nemen geaccepteerd en heeft daarvoor een vergoeding gekregen. Hij hield zich niet bezig met het werven van de ondernemingen, hij had geen contact met de voorgangers en hij had in beginsel geen invloed op de keuze van de notaris. Na het verkrijgen van de ondernemingen had verdachte ook geen contact met de overige leden van een organisatie anders dan dat hij heeft getracht de administratie boven water te krijgen. Als er al sprake was van een organisatie dan wijst niets erop dat die organisatie het oogmerk had om misdrijven te plegen, althans was verdachte daar niet mee bekend. Het enige doel was om over te gaan tot overdracht van ondernemingen. Daarmee veranderde niets aan de vermogenspositie van de B.V. en werden de schuldeisers niet benadeeld.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1 en feit 2

De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen van oordeel

dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedrieglijke bankbreuk (feit 1, primair) en schending van de inlichtingenplicht (feit 2). De rechtbank overweegt als volgt.

Om te beginnen overweegt de rechtbank dat verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde faillissementsfraude ten aanzien van de commanditaire vennootschap Strike Line en van Toohoe LTD. Strike Line is geen rechtspersoon zoals bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 348a lid 2 Sr - dat bepaalt dat onder bestuurders van een rechtspersoon tevens worden begrepen de bestuurders van een commanditaire vennootschap - is pas in werking getreden op 1 juli 2016. Dit is een datum die na de pleegdatum van de tenlastegelegde feiten ligt. Nu dit artikel nog niet gold ten tijde van de tenlastegelegde feiten kan niet worden bewezen dat verdachte de rechtspersoon, te weten ‘commanditaire vennootschap Strike Line’ heeft bestuurd. Verdachte is geen bestuurder geweest van Toohoe LTD.

Ten aanzien van de overige tenlastegelegde ondernemingen is uit het dossier het volgende gebleken.

[medeverdachte 1] adverteerde in de krant dat hij aandelenoverdrachten verzorgde van vennootschappen die in zwaar weer verkeerden. Op die manier kwamen verschillende eigenaren van ondernemingen met schulden bij hem terecht.

Op 4 februari 2010 heeft oud-eigenaar en tevens medeverdachte, [medeverdachte 3] , zijn bedrijf CIS, waarvan hij medebestuurder was, via [medeverdachte 1] met een schuld van ruim

€ 21.000,- overgedragen aan [medeverdachte 2] voor een bedrag van 1 euro. Omdat [medeverdachte 2] veel ellende had met CIS heeft hij op zijn beurt de aandelen op 2 november 2010 overgedragen aan verdachte, ook voor 1 euro. Vanaf 19 mei 2010 was verdachte bestuurder met een zelfstandige bevoegdheid. Kort na de aandelenoverdracht, op 18 januari 2011, is CIS in staat van faillissement verklaard.

Op 6 januari 2011 is Secuur door oud-eigenaar en tevens medeverdachte, [medeverdachte 4] , voor 1 euro tegen overname van de schulden verkocht aan verdachte. Verdachte werd op die datum directeur. [medeverdachte 1] was bij deze overname niet betrokken. Op 5 juli 2011 is Secuur door de rechtbank ’s Gravenhage in staat van faillissement verklaard.

Op 20 december 2013 is Hepika via [medeverdachte 1] door oud-eigenaar [naam 1] overgedragen voor 1 euro aan verdachte tegen overname van de schulden. Verdachte werd op die datum directeur. Deze onderneming is op 4 maart 2014 in staat van faillissement verklaard.

[naam B.V. 2] is via [medeverdachte 1] tegen overname van de aanwezige schulden overgedragen aan verdachte voor 1 euro bij akte van 2 december 2013. In het handelsregister staat verdachte als enig aandeelhouder en directeur ingeschreven per 1 december 2013. Al eerder, in november 2013, was ten aanzien van deze onderneming een aanvraag tot faillietverklaring gedaan, maar de behandeling van dit verzoek werd twee weken uitgesteld tot 3 december 2013, een dag na de overdracht aan verdachte. Op 21 januari 2014 is [naam B.V. 2] uiteindelijk in staat van faillissement verklaard.

Verdachte heeft bij de FIOD verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] tegen een vergoeding (aandelen van) bedrijven overnam die te kampen hadden met schulden en dat hij van die schuldensituatie ook op de hoogte was. Het was nooit zijn bedoeling om het bedrijf dan wel de activiteiten van de onderneming voort te zetten. Het doel was om de B.V. op de plank te laten liggen en af te wachten wat ermee ging gebeuren. Ook heeft verdachte verklaard dat de vennootschappen die hij via [medeverdachte 1] kreeg altijd uitliepen op een drama in de zin van een faillissement en dat de administratie van de vennootschappen altijd ontbrak. Van geen van de tenlastegelegde vennootschappen heeft verdachte op het moment van de aandelenoverdrachten, die plaatsvonden bij een notaris, administratie overhandigd gekregen van de oud-bestuurders. Hij had daar ook geen plek voor waardoor het handiger was als deze bij de oud-bestuurders bleven liggen, aldus verdachte. Verdachte heeft hierbij nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 1] .

Na het faillissement hebben de curatoren ten aanzien van deze ondernemingen verdachte telkens om inlichtingen dan wel om de administratie gevraagd. Hoewel verdachte blijkens het dossier zo nu en dan per mail of telefonisch contact met de curator heeft gehad dan wel contact heeft opgenomen met een aantal oud-bestuurders over de administratie, en dit in een aantal gevallen daadwerkelijk heeft geleid tot het verstrekken van enkele administratieve stukken aan de curator, heeft hij de curator niet de gevraagde inlichtingen gegeven, heeft hij geen volledige administratie overhandigd en is hij niet bij de curatoren op kantoor verschenen om het één en ander uit te leggen of toe te lichten.

Dit heeft ertoe geleid dat de curatoren telkens aangifte hebben gedaan van faillissementsfraude, gepleegd door onder andere verdachte maar ook door de vorige bestuurders/eigenaren. Tevens werd door de curatoren telkens aangifte gedaan van het niet voldoen aan de inlichtingenplicht. Het niet uitleveren van de administratie door de bestuurders van de failliet, heeft er steeds toe geleid dat de curatoren niet in staat zijn geweest de rechten en de verplichtingen van de failliete ondernemingen te bepalen. Bij de curatororen zijn preferente en concurrente vorderingen ingediend.

Elke ondernemer heeft de verplichting om administratie te voeren, te bewaren en tevoorschijn te brengen. Degenen die aan deze administratieve verplichtingen zijn onderworpen worden geacht te weten dat de administratie een leidraad is voor financieel verantwoord handelen en dat als de curator in het faillissement niet kan beschikken over een deugdelijke administratie dit kan strekken tot benadeling van de faillissementsschuldeisers. Immers, zonder deugdelijke administratie kan de curator zich geen beeld vormen van de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming en van de gang van zaken binnen die onderneming voorafgaand aan het faillissement. De rechtbank stelt vast dat de curatoren in de aangiftes hebben aangegeven niet over de (volledige) administratie te beschikken.

De rechtbank overweegt voorts dat voorop staat dat onder handelen ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’ als bedoeld in artikel 341 en 343 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan handelen met het opzet de rechten van de schuldeisers te verkorten.

De rechtbank trekt uit de hiervoor genoemde verklaringen van verdachte de conclusie dat hij B.V’s heeft overgenomen waarvan duidelijk was dat die al op de rand van een faillissement stonden. Verdachte werd voor de overname van deze B.V.’s betaald. Hij heeft zich in het geheel niet bekommerd om de administratie van de desbetreffende vennootschappen. Niet om de administratie die de vorige eigenaren wel hadden gevoerd en evenmin om de administratie gedurende de tijd dat hij zelf aan het roer stond. Dat verdachte maar voor een korte periode aan het roer van de ondernemingen stond, doet niet af aan zijn verplichting en verantwoordelijkheid om de administratie bij te houden en te verstrekken. Ook ten aanzien van een inactieve vennootschap dient bijvoorbeeld (nihil)aangifte omzetbelasting te worden gedaan. Verdachte heeft, door op deze wijze zijn administratieve verplichtingen te verzaken, willens en wetens de rechten van de schuldeisers van de B.V.’s benadeeld.

Ten aanzien feit 1 wordt telkens de periode bewezen vanaf het moment dat verdachte bestuurder van de vennootschap werd. Ten aanzien van feit 2 wordt telkens de periode bewezen vanaf het moment dat de curator voor het eerst een verzoek aan verdachte doet om inlichtingen te verstrekken dan wel administratie te overhandigen nu ingevolge de toen geldende wetgeving alleen op verzoek van de curator inlichtingen moesten worden verschaft.

Feit 3

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, feit 3 kan worden bewezen. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat voor een veroordeling ter zake deelneming aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen twee of meer personen. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Deelneming impliceert opzet, dat wil zeggen dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Zoals hierna wordt toegelicht is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met [medeverdachte 1] , gericht op het plegen van faillissementsfraude. De organisatie had een gestructureerd samenwerkingsverband waarbij ieder een eigen aandeel heeft gehad, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht, die rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.

Deelname

Verdachte heeft als katvanger deelgenomen aan de organisatie. Hij ging met [medeverdachte 1] mee naar de notaris, tekende voor de aandelenoverdracht, kreeg daar een contant geldbedrag voor van [medeverdachte 1] en liet die B.V. vervolgens 'op de plank liggen’. Verdachte voldeed bij voortduring niet aan zijn administratieverplichting als bestuurder van de vele vennootschappen die hij heeft overgenomen, zoals hierboven reeds uiteengezet.

Duurzame samenwerking

Verdachte heeft jarenlang zaken gedaan met [medeverdachte 1] en zodoende was sprake van een duurzame samenwerking met [medeverdachte 1] . Vanaf 1995 of 1996 was [medeverdachte 1] de (enige) tussenpersoon voor wie hij bedrijven op zijn naam zette.

Oogmerk

Verdachte wist dat de bedrijven met schulden kampten en dat curatoren op zoek waren naar administratie, die zij nodig hadden om de rechten en verplichtingen van de schuldeisers te kunnen bepalen. Daarmee heeft verdachte deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk had op het plegen van faillissementsfraude.

Dat die door verdachte en [medeverdachte 1] gevormde organisatie ook het oogmerk had op witwassen, de tenlastegelegde valsheidsdelicten en op overtreding van Wwft bepalingen, acht de rechtbank niet bewezen.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

ten aanzien van feit 1, primair:

als bestuurder van een rechtspersoon, te weten

- CIS Limitem B.V. (voorheen [naam B.V. 1] ), die bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem d.d. 18 januari 2011 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 19 mei 2010 tot en met 13 december 2013 in Nederland,

-Dienstverlening Secuur B.V, die bij vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 5 juli 2011 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 6 januari 2011 tot en met 19 juni 2014 in Nederland,

-Hepika B.V. (voorheen Reko Detachering & Uitzendservice B.V. en/of Reko Dienstverlening B.V.), die bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, d.d. 4 maart 2014 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 20 december 2013 tot en met 25 maart 2015 in Nederland,

- [naam B.V. 2] , die bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Gelderland locatie Zutphen d.d. 21 januari 2014 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 december 2013 tot en met 13 april 2015, in Nederland,

telkens tezamen en in vereniging met één natuurlijk persoon, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde rechtspersonen, niet heeft voldaan/laten voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en /of het bewaren en/of het te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, immers hebben hij, verdachte, als (voormalig) bestuurder van voornoemde rechtspersonen en zijn mededader(s)

- geen (volledige) (deugdelijke) bedrijfsadministratie gevoerd, in elk geval de administratie van CIS Limitem B.V. (voorheen [naam B.V. 1] ), Dienstverlening Secuur B.V, Hepika B.V. (voorheen Reko Detachering & Uitzendservice B.V. en/of Reko Dienstverlening B.V.) en [naam B.V. 2] niet zodanig gevoerd dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van voornoemde rechtspersonen konden worden gekend, en

- geen (tijdige) maatregelen genomen om de administratie van CIS Limitem B.V. (voorheen [naam B.V. 1] ), Dienstverlening Secuur B.V., Hepika B.V. (voorheen Reko Detachering & Uitzendservice B.V. en/of Reko Dienstverlening B.V.) en [naam B.V. 2] te bewaren (art. 2:10 lid 1 BW) en

- niet de (gehele) administratie op verzoek van de curator aan de curator in het faillissement van CIS Limitem B.V. (voorheen [naam B.V. 1] ), Dienstverlening Secuur B.V, Hepika B.V. (voorheen Reko Detachering & Uitzendservice B.V. en/of Reko Dienstverlening B.V.) en [naam B.V. 2] uitgeleverd en/of ter beschikking gesteld;

ten aanzien van feit 2:

als bestuurder van een rechtspersoon te weten

-CIS Limitem B.V. (voorheen [naam B.V. 1] ), die bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem d.d. 18 januari 2011 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 18 januari 2011 tot en met 13 december 2013 in Nederland,

-Dienstverlening Secuur B.V. die bij vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 5 juli 2011 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 5 juli 2011 tot en met 19 juni 2014 in Nederland,

-Hepika B.V. (voorheen Reko Detachering & Uitzendservice B.V. en/of Reko Dienstverlening B.V.), die bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, d.d. 4 maart 2014 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 5 maart 2014 tot en met 25 maart 2015 in Nederland,

- [naam B.V. 2] , die bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Gelderland locatie Zutphen d.d. 21 januari 2014 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 7 februari 2014 tot en met 13 april 2015, in Nederland,

en wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, telkens tezamen en in vereniging met één natuurlijk persoon, zonder geldige reden opzettelijk is/zijn weggebleven en/of heeft/hebben geweigerd de vereiste inlichtingen te geven, immers hebben hij en zijn mededader niet voldaan aan de verzoeken van de door de rechter aangewezen curator in het faillissement om inlichtingen en (een of meerdere stukken en/of de gehele) administratie van CIS Limitem B.V. (voorheen [naam B.V. 1] ), Dienstverlening Secuur B.V., Hepika B.V. (voorheen Reko Detachering & Uitzendservice B.V. en/of Reko Dienstverlening B.V.) en [naam B.V. 2] te verstrekken;

ten aanzien van feit 3:

in de periode van 1 januari 2010 tot en met 2 februari 2017 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijk personen, te weten verdachte en [medeverdachte 1] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven:

- faillissementsfraude, artikel 340 en/of 343 Wetboek van Strafrecht (oud)

- het niet geven van inlichtingen tijdens een faillissement, artikel 194 Wetboek van Strafrecht (oud).

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straffen

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest en een afroomboete van

€ 10.000,-. Daarnaast dient een bestuursverbod van 5 jaar te worden opgelegd en moet het vonnis worden gepubliceerd. Bij het formuleren van de eis is rekening gehouden met de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat het om relatief oude feiten gaat. In strafverzwarende zin is rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens het dossier bij meerdere faillissementen betrokken is geweest als katvanger.

8.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht de strafeis van de officier van justitie niet te volgen nu deze berust op een misvatting, op verkeerde aannames en op vermoedens. De eis is namelijk mede gebaseerd op de schade die is ontstaan, maar de schade was er natuurlijk al voordat verdachte in beeld kwam. Verdachte heeft geen nieuwe schulden veroorzaakt. Het causaal verband tussen de schade en het optreden van verdachte ontbreekt dus. Bovendien volgt uit het dossier niet dat verdachte met andere B.V.’s schade heeft veroorzaakt of schuldeisers heeft benadeeld. In de geëiste boete kan de verdediging zich ook niet vinden, omdat dat in schril contrast staat tot het bedrag dat verdachte voor de overdrachten heeft ontvangen. Tot slot is het geëiste bestuursverbod niet onderbouwd en niet geconcretiseerd.

Bij het bepalen van de strafmaat dienen gevolgen te worden verbonden aan de overschrijding van de redelijke termijn en daarnaast dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte ook in Duitsland heeft vastgezeten, dat hij op leeftijd is, lichamelijke beperkingen heeft en moet rondkomen van een AOW-uitkering.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich als bestuurder van diverse rechtspersonen schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk, doordat hij zich niet heeft gehouden aan de hem wettelijk opgedragen plicht een volledige en deugdelijke administratie te voeren, te bewaren en te overleggen aan de curator. Door het handelen van verdachte zijn preferente en concurrente schuldeisers benadeeld. Omdat de vennootschap voor de overdracht al te kampen had met schulden en omdat door een gebrek aan administratie niet meer is vast te stellen hoe hoog de schulden waren en/of welke schulden er nadien zijn bijgekomen en of de vennootschap ook vorderingen had op derden (of op (voormalig) bestuurders), is niet vast te stellen hoe hoog het benadelingsbedrag door het handelen van verdachte exact is geweest. Wat wel vaststaat is dat door het ontbreken van een volledige administratie verdachte de curator de mogelijkheid heeft ontnomen te controleren wat er met het geld en/of vermogen van het bedrijf van verdachte is gebeurd. Verdachte heeft daarmee de schuldeisers van de vennootschappen in een ongunstige positie gebracht. Bovendien heeft verdachtes handelen geresulteerd in meerdere faillissementen zonder enig inzicht in de vermogenspositie van de B.V.’s. Verdachte heeft hiermee blijk gegeven van een lichtzinnige houding ten aanzien van de vermogensbelangen van de schuldeisers. Verder heeft verdachte het met zijn handelen voor de curator onmogelijk gemaakt om het faillissement op een juiste wijze af te wikkelen. Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die tot het oogmerk had het plegen van deze faillissementsfraude.

Uit het strafblad van verdachte van 14 januari 2019 is gebleken dat hij zich in het verleden meermalen aan faillissementsfraude heeft schuldig gemaakt. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing nu verdachte na het plegen van het onderhavige feit is veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet.

Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ook het tijdsverloop van het strafproces in aanmerking genomen. Als uitgangspunt geldt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. In de onderhavige zaak gaat de rechtbank uit van het moment waarop verdachte is aangehouden in Duitsland en vervolgens in voorarrest heeft gezeten, als het moment dat de redelijke termijn is aangevangen, te weten 5 oktober 2016. Tussen die datum en de datum van het vonnis - 27 mei 2019 - ligt een periode die de redelijke termijn met ruim 7 maanden overschrijdt. Deze overschrijding is niet te wijten aan enig handelen van de verdediging. Daarom zal de rechtbank de straf overeenkomstig vaste jurisprudentie matigen.

Bij het bepalen van de strafmaat is ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Gelet op al het voorgaande en rekening houdend met de ouderdom van de feiten, de gezondheidstoestand van verdachte en zijn gevorderde leeftijd, ziet de rechtbank aanleiding te komen tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist. Ook zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om naast deze gevangenisstraf een geldboete op te leggen.

Net als de officier van justitie ziet de rechtbank aanleiding om een beroepsverbod aan verdachte op te leggen, in die zin dat verdachte het beroep van bestuurder van rechtspersonen in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht niet mag uitoefenen. Daarvoor is van belang dat verdachte zich als bestuurder van verschillende rechtspersonen heeft schuldig gemaakt aan faillissementsfraude en daarvoor in het verleden ook al is veroordeeld. Het verbod zal gelden voor 5 en zal ingaan op de dag dat dit vonnis ten uitvoer kan worden gelegd.

De rechtbank zal tevens als bijkomende straf de openbaarmaking van dit vonnis gelasten. Hierbij weegt, gelet op aard en de ernst van de bewezen strafbare feiten en de gewoonte van verdachte dergelijke misdrijven te plegen, zoals in de strafmotivering weergegeven, mee dat de maatschappij tegen verdachte moet worden beschermd. De openbaarmaking zal dienen te geschieden door middel van publicatie van dit ongeanonimiseerde vonnis op www.rechtspraak.nl. De kosten van openbaarmaking zal de rechtbank bepalen op nihil.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 28, 31, 36, 47, 57, 63, 140, 194 en 343 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften zijn van toepassing zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde partieel nietig.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

ten aanzien van feit 1, primair:

medeplegen, als bestuurder van een vennootschap, van bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd;

ten aanzien van feit 2:

medeplegen als bestuurder of commissaris van een in staat van faillissement verklaarde rechtspersoon wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden wegblijven en weigeren de vereiste inlichtingen te geven, meermalen gepleegd;

ten aanzien van feit 3:

het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Ontzet de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde van de uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van 5 (vijf) jaren.

Gelast de openbaarmaking van dit vonnis na het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van verdachte, door publicatie ervan op www.rechtspraak.nl, waartoe het Openbaar Ministerie dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde website. De kosten van openbaarmaking worden bepaald op nihil.

Dit vonnis is gewezen door

mr. B. Vogel, voorzitter,

mrs. M.J.E. Geradts en A.C.J. Klaver, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 mei 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature