Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vervolgings-EAB Bulgarije. Tussenuitspraak. De opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank acht nadere informatie noodzakelijk over de omstandigheden in het detentiecentrum in Kardzhali.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751257-17

RK-nummer: 17/5751

Datum uitspraak: 22 januari 2018

TUSSENUITSPRAAK

op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 augustus 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).

Dit EAB is uitgevaardigd op 30 september 2016 door het Ressortsparket in Kardzhali (Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] ,

geboren te [geboorteplaats] ( Bulgarije ) op [geboortedag] 1972,

wonende op het adres [BRP-adres] ,

hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1 Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.

De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman, mr. Y. Quint, advocaat te Eindhoven, en door een tolk in de Bulgaarse taal. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten op de door het IRC gestelde vragen over de detentieomstandigheden in Bulgarije.

De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 8 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Bulgaarse taal.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een nationaal arrestatiebevel, te weten een beschikking van 28 september 2016 van het Ressortsparket in Kardzhali.

De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Bulgarije strafbaar feit.

Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4 Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Bulgarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5 Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond.

De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De raadsvrouw heeft betoogd dat de opgeëiste persoon, gelet op zijn duurzaam EU-verblijfsrecht, gelijkgesteld moet worden met een Nederlander. De officier van justitie is eenzelfde mening toegedaan. Zij heeft daarom een terugkeergarantie opgevraagd, die op

7 januari 2019 door de rechtbank is ontvangen.

De rechtbank overweegt als volgt.

Uit de informatie van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) van 4 januari 2019 volgt dat de IND heeft vastgesteld dat aan de opgeëiste persoon bij brief van 8 maart 2013 een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ is verleend zoals bedoeld in artikel 8.17 van het Vreemdelingenbesluit 2000 . Dit document heeft de rechtbank op 7 januari 2019 ontvangen.

Onder verwijzing naar haar uitspraken van 24 april 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ0781), 29 april 2014 (ECLI:NL:RBAMS:2014:2454) en 6 juni 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:4499) stelt de rechtbank voorop dat onder verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd – als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, OLW – mede wordt verstaan een verblijfsdocument duurzaam verblijf voor burgers van de Europese Unie. Nu de opgeëiste persoon in het bezit is van een dergelijk document, en gesteld noch gebleken is dat hij zijn duurzaam verblijfsrecht sindsdien heeft verloren, is de vraag of de opgeëiste persoon voldoet aan de materiële voorwaarden voor een duurzaam verblijfsrecht niet aan de orde.

De rechtbank overweegt voorts dat Nederland rechtsmacht heeft over het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht en dat uit de informatie van de IND blijkt dat de verwachting bestaat dat de opgeëiste persoon niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel. De opgeëiste persoon voldoet daarom aan de eisen van artikel 6, vijfde lid OLW .

Gelet op het voorgaande kan de overlevering van de opgeëiste persoon alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan, in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.

De Prosecutor’s Office of the Republic of Bulgaria – District Prosecutor’s Office Kardzhali heeft op 7 januari 2019 de volgende garantie gegeven:

(…) we hereby guarantee that the Bulgarian citizen [opgeëiste persoon] , currently residing in the executing Member-state, the Netherlands, born [geboortedag] in the town of [geboorteplaats] , the Republic of Bulgaria, after being taken to court, given a hearing and, possibly, sentenced during the proceedings of criminal prosecution case No. 63/2018 of the District Court in Kardzhali, will be returned to the executing Member-state, the Netherlands, in order to serve the imposed prison sentence. (…)

Uit artikel 3, eerste lid, aanhef onder e van het VOGP volgt dat deze garantie alleen kan worden ge ëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.

Aan deze voorwaarde is voldaan. Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:

medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op een strafbaar feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor dit feit.

De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe de volgende argumenten aangevoerd:

het onderzoek heeft een aanvang genomen in Bulgarije;

het bewijs bevindt zich in Bulgarije;

de medeverdachten worden in Bulgarije vervolgd/zijn daar veroordeeld;

de verdovende middelen waren bestemd voor de Bulgaarse markt en dus is met name de rechtsorde in Bulgarije geschaad.

Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Bulgaarse autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.

De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW bedoelde weigeringsgrond.

8 Detentieomstandigheden in Bulgarije

8.1

Inleiding

Op de zitting van 7 juni 2018 heeft de rechtbank het onderzoek voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten op de door het IRC gestelde vragen over de detentieomstandigheden in Bulgarije.

De rechtbank heeft hiervoor onder 6. vastgesteld dat een terugkeergarantie is verstrekt, zodat de opgeëiste persoon een eventueel op te leggen vrijheidsstraf in Nederland mag ondergaan. Dit betekent dat in deze zaak alleen de detentieomstandigheden van belang zijn in de detentiefaciliteit waar de opgeëiste persoon de periode van voorlopige hechtenis zal doorbrengen, te weten: de detentiefaciliteit in Kardzhali.

In eerdere uitspraken (zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RBAMS:2017:4441) heeft de rechtbank op grond van het public statement van het CPT (Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing) van 26 maart 2015 geconcludeerd dat in Bulgarije in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).

Bij brieven van 30 november 2017, 30 mei 2018 en 21 september 2018 hebben de Bulgaarse autoriteiten in deze zaak nadere informatie verstrekt over de detentieomstandigheden. Deze informatie luidt – voor zover hier relevant – als volgt:

Brief van 30 november 2017 van de Deputy District Prosecutor van de District Prosecutor’s Office in Kardzhali :

(…) If the accused party [opgeëiste persoon] is taken into custody, the same would serve his sentence at the detention center of “Enforcement of the Penalties” Regional Department of Kardzhali, respectively after termination of the pre-trial proceedings – at the prison in Town of Pazardzhik.

Detention facility – Kardzhali has ten cells with sizes 4.96 sq. meters and 1 cell with size 8,68 sq. meters. All of the premises have access to natural light, they are furnished with a bed, chair and table. The arrest premises and the hall are equipped with central heating for the winter season, as well as an air conditioning system for cooling in the summer. Detention facility in Kardzhali has a closed separate premise with access to clear air. (…)

Brief van 30 mei 2018 van de Deputy District Prosecutor van de District Prosecutor’s Office in Kardzhali :

(…) As a reply to request to Chief Directorate “Execution of the Penalties” of the Ministry of Justice of Republic of Bulgaria, we received a letter wit Ref. no 5108 from 30.05.2018, in which it is indicated that the minimum European standards for privacy will be observed in case of detention of [opgeëiste persoon] at the Detention Facility in Kardzhali (…).

Brief van 21 september 2018 van de Deputy Minister of Justice van Bulgarije:

(…) At first the detained person may be accommodated in arrest in the town of Kardzhali and after the closure of the investigation, in a prison in the territory of the country.

The arrest in Kardzhali has shared rooms which the detained persons can use. They have the right of daily outside activities, meetings with defenders and counsels, which are held without any time limits. They have the right of a telephone calls and correspondence, as well as visits according to an administrative schedule, no less than two times per month.

The communal events, the daily outside activities and the telephone calls usually take up 2-4 hours daily. In the rest of the time the detained persons stay in the accommodation facilities, where they have their meals and are able to watch TV and listen to the radio.

The area of the accommodation facilities for detained persons in the arrest – Kardzhali is 60 square meters, and the average number of the detained persons for 2017, for this arrest is 7 people. The detained persons are accommodated in a minimum housing area of 6 square meters per capita. There were 3 detained persons in the arrest – Kardzhali by the date of 08.08.2018. (…)

8.2

Standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat artikel 4 van het Handvest in de weg staat aan overlevering. Uit de brieven van de Bulgaarse autoriteiten blijkt niet hoeveel vierkante meter personal space de opgeëiste persoon in Kardzhali tot zijn beschikking zal hebben. In de brief van 21 september 2018 staat: ‘The detained persons are accommodated in a minimum housing area of 6 square meters per capita’. De woorden ‘housing area’ impliceren dat niet in de cel, maar in de gemeenschappelijke ruimte 6 vierkante meter per gevangene beschikbaar is. Uit de brief van het Bulgaarse Ministerie van Justitie blijkt dat gevangenen hier maar twee tot vier uur per dag doorbrengen. Acht tot tien uur brengen zij dus door in een cel waarvan de oppervlakte onduidelijk blijft. Bovendien laat het ministerie in het midden hoe het zit met de sanitaire voorzieningen in Kardzhali.

Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er op dit moment onvoldoende garanties zijn geboden en de termijn voor het stellen van vragen is verstreken.

8.3

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle brieven van de Bulgaarse autoriteiten in onderling verband moeten worden gelezen, en in samenhang met de gestelde vragen. De omstandigheid dat de Bulgaarse autoriteiten in de brief van 21 september 2018 niet expliciet de woorden ‘personal space’ gebruiken, betekent niet dat zij dit niet hebben bedoeld. Uit de brieven van de Bulgaarse autoriteiten blijkt dat wat betreft de ‘personal space’ in Kardzhali wordt voldaan aan de Europese standaarden.

8.4

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft in eerdere zaken op grond van het Public statement van het CPT van 26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest. De thans beschikbare informatie geeft geen aanleiding af te wijken van voornoemd oordeel. De beschikbare informatie sluit dit gevaar bovendien niet uit voor de opgeëiste persoon. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de informatie omtrent de hoeveelheid personal space verduidelijking behoeft. In het arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens Muršić/Kroatië is voor de berekening van de hoeveelheid personal space het volgende van belang (punt 114):

Lastly, the Court finds it important to clarify the methodology for the calculation of the minimum personal space allocated to a detainee in multi-occupancy accommodation for its assessment under Article 3. The Court considers, drawing from the CPT’s methodology on the matter, that the in-cell sanitary facility should not be counted in the overall surface area of the cell.

Omdat het vastgestelde algemene gevaar niet alleen is gebaseerd op overbevolking, blijven – ook als meer dan 4 m2 personal space is gegarandeerd – de overige detentieomstandigheden relevant (vergelijk voornoemd arrest Muršić/Kroatië, punt 140).

De rechtbank wenst een antwoord op de volgende vragen:

Kunnen de Bulgaarse autoriteiten garanderen dat de opgeëiste persoon de periode van voorlopige hechtenis zal doorbrengen in het detentiecentrum in Kardzhali?

Hoe groot zijn de cellen in Kardzhali (exclusief sanitair)?

Hoeveel personen zitten er in Kardzhali gedetineerd in één cel?

Wat is de hoeveelheid personal space die de opgeëiste persoon in zijn cel in Kardzhali minimaal tot zijn beschikking zal hebben (exclusief sanitair)?

De beslissing over de overlevering moet aldus worden uitgesteld in afwachting van aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit op grond waarvan het bestaan van een reëel gevaar op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest kan worden uitgesloten.

Dit heeft in dit geval niet tot gevolg dat de beslistermijn wordt opgeschort omdat de rechtbank de beslistermijn reeds op grond van artikel 22, vierde lid, van de OLW voor onbepaalde tijd heeft verlengd.

9 Beslissing

De rechtbank HEROPENT het gesloten onderzoek en SCHORST dit voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 8.4 genoemde vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank verzoekt de uitvaardigende justitiële autoriteit de vragen binnen een periode van drie weken na ontvangst te beantwoorden.

De rechtbank BEVEELT de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsvrouw.

Ook BEVEELT zij de oproeping van een tolk in de Bulgaarse taal.

Aldus gedaan door

mr. C. Klomp, voorzitter,

mrs. E.G. Fels en M.T.C. de Vries, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,

en uitgesproken ter openbare zitting van 22 januari 2019.

De jongste rechter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature