U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Poging woninginbraak in vereniging en drugsbezit. De rechtbank wijkt af van de oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie omdat verdachte zijn leven heeft gebeterd en zijn vader hem 'van de straat houdt'.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/689049-18

Datum uitspraak: 9 april 2019

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[adres 1] , [plaats] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2019. Verdachte was hierbij aanwezig.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.H. Boersma, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.E.J. Torny, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich op 15 februari 2018 heeft schuldig gemaakt aan

1.het medeplegen van diefstal (primair) dan wel poging tot diefstal (subsidiair) uit een woning aan de [adres 2] , gepleegd door middel van braak;

2.het aanwezig hebben van 9 tabletten MDMA, en/of 1,8 tabletten, van een materiaal bevattende 2C-B.

De precieze tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3 Waardering van het bewijs

3.1.

De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, voltooide woninginbraak niet bewezen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.

3.2.

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

ten aanzien van feit 1, subsidiair:

op 15 februari 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen van hun gading, toebehorend aan [persoon 1] en/of [persoon 2] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, opzettelijk met zijn mededader naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte, een raam van voornoemde woning heeft geforceerd, door tegen dat raam te trappen en met een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp, dat raam open te breken;

ten aanzien van feit 2:

op 15 februari 2018 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 9 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en 1,8 tabletten van een materiaal bevattende 2C-B, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4 Bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5 Nadere overweging ten aanzien van feit 1 subsidiair

Verweer raadsvrouw: geen braak

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel braak. Dit onderdeel kan niet worden bewezen. Er is immers geen nader onderzoek gedaan naar de braaksporen, er is geen schroevendraaier aangetroffen bij verdachte of bij medeverdachte, en de verbalisanten die reageren op de melding treffen bij de woning een open raam aan. De verklaring van de getuige dat de mannen die zijn aangehouden dezelfde mannen zijn als die het raam hebben ingetrapt, is niet betrouwbaar. Bovendien is het door hem gegeven signalement van de mannen heel summier. Volgens de getuige zou de man met het slanke postuur over de schutting zijn gesprongen en vervolgens de agente hebben geschopt. De man met het forse postuur zou zich niet hebben verzet. Verdachte beschikt over een slank postuur, hetgeen zou betekenen dat hij zou hebben geprobeerd te vluchten, wat niet het geval is nu juist medeverdachte, beschikkend over een fors postuur, zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Hierdoor kan worden getwijfeld aan wat de getuige heeft gezien. Verdachte ontkent eerder op de dag bij de woning te zijn geweest en het raam te hebben ingetrapt. Volgens verdachte liepen hij en zijn mededader die middag langs de woning, zagen zij het raam open staan en besloten zij toen naar binnen te gaan om goederen te stelen. Het raam openbreken is door andere personen gedaan.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Getuige [persoon 3] heeft omstreeks 15.52 uur gezien dat er twee mannen in de tuin van de woning stonden en dat één van hen zich vasthield aan de takken van de vier meter hoge boom, waarna hij een harde trap tegen het slaapkamerraam gaf. De getuige ziet vervolgens dat de mannen over het tuinhek klimmen en wegrennen, waarna de getuige omstreeks 15.53 uur melding doet bij de politie. Omstreeks 16.26 uur ziet de getuige dat diezelfde mannen weer terug zijn en via het ingetrapte raam de woning betreden. Weer doet de getuige een melding, waarna verdachte en de medeverdachte door de politie in de woning worden aangehouden. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de getuige dat het dezelfde mannen betrof. Dat de getuige het signalement van de twee mannen rondom de aanhoudingdoor elkaar heeft gehaald, maakt dat niet anders. Ook het korte tijdsverloop tussen het eerste bezoek aan de woning waarbij het raam is ingetrapt en het tweede bezoek waarbij verdachte en medeverdachte zijn aangehouden, ondersteunt de getuigenverklaring dat het om dezelfde mannen gaat. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij toevallig langsliep en zag dat het raam open stond, ongeloofwaardig. Verbalisanten hebben immers na het eerste bezoek van de mannen gezien dat het raam op een kleine kier stond, maar nog niet was geopend. Bij het tweede bezoek zagen zij pas dat het raam open was.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat bewezen kan worden dat verdachte samen met de medeverdachte heeft geprobeerd in te breken in de woning gelegen aan de [adres 2] door het slaapkamerraam in te trappen en dit met een schroevendraaier of soortgelijkend voorwerp open te breken. Dat er op of nabij de plaats delict geen schroevendraaier of soortgelijkend voorwerp is aangetroffen doet aan dit oordeel niet af nu door verbalisanten braaksporen zijn aangetroffen.

6 Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 subsidiair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 120 uur, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straffen en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich samen met medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Hiermee heeft verdachte geen enkel respect getoond voor andermans eigendom, noch voor de persoonlijke leefomgeving van anderen en heeft hij uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin. Daarnaast is dit een feit dat naast onrustgevoelens ook financiële schade voor de bewoners met zich meebrengt. Dergelijke vermogensmisdrijven brengen bovendien in de samenleving in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van MDMA en 2C-B. Dergelijke harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich kan brengen. Daarnaast veroorzaakt het gebruik van verdovende middelen overlast voor de omgeving en de maatschappij.

De rechtbank houdt rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij voor een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend wordt geacht. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of er omstandigheden zijn op grond waarvan in het voordeel of het nadeel van verdachte van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Een strafvermeerderende omstandigheid is dat sprake is van een samenwerkingsverband. Een strafverminderende omstandigheid is dat sprake is van een poging – en dus geen voltooide – woninginbraak.

De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 15 maart 2019 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Dit strafblad vormt dus geen reden om aan verdachte een hogere straf op te leggen.

De rechtbank heeft geluisterd naar hetgeen door de vader van verdachte ter terechtzitting is aangevoerd. De vader van verdachte, gepensioneerd, heeft ervoor gekozen om samen met zijn zoon een bedrijf te starten in de autobranche. Hij heeft jaren ervaring in deze branche, ook als opleider en begeleider. Ook vervult hij een functie binnen het bestuur van een stichting die jongeren begeleidt bij het stabiliseren van hun leven en bij het vinden van werk en een opleiding. Verdachte is zeven dagen per week bezig binnen dit bedrijf. Hij werkt en krijgt een opleiding van zijn vader, hetgeen hem ‘van de straat houdt’ aldus de vader van verdachte.

De rechtbank weegt in zeer positieve zin mee dat verdachte zijn leven zo heeft gebeterd. Ook weegt zij mee dat de vader van verdachte een grote stabiliserende factor is in het leven van verdachte. Verdachte verdient nu op een eerlijke manier zijn geld en houdt zich niet meer bezig met het plegen van strafbare feiten.

Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten en aan te sluiten bij hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.

7 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet .

8 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

ten aanzien van feit 1, subsidiair:

poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;

ten aanzien van feit 2:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.

Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 120 (honderdtwintig) uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uur per dag.

Dit vonnis is gewezen door

mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,

mrs. W.M.C. van den Berg en E. van den Brink, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2019.

[...]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature