Uitspraak
Parketnummer: 13/751996-17
RK nummer: 18/21
Datum uitspraak: 20 februari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 december 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 augustus 2017 door het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeeïste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboorte datum] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonadres] te [woonplaats]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [penitentiare inrichting] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1 Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 februari 2018. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De niet verschenen opgeëiste persoon heeft op 31 januari 2018 schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, heeft verklaard dat de opgeëiste persoon hem uitdrukkelijk heeft gemachtigd namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen verlengd.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 24 februari 2017 van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, AC8 kamer, met kenmerk: 1015 / AN10.FX.101564-13.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen. De rechtbank gaat er – gelet op de expliciet andersluidende tekst van onderdeel d) van het EAB alsmede de tekst van de per brief van 19 januari 2018 verstrekte terugkeergarantie – van uit dat de vermelding op het uittreksel JD inzake de onherroepelijkheid van het Belgische vonnis een onjuiste is. Het door de verdediging gedane verzoek tot het doen van nader onderzoek naar die vermelding wordt daarom afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB staat in onderdeel d) het volgende vermeld:
3.4
de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
– de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
– de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
– de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk 15 dagen.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.
4 Strafbaarheid
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit naar Nederlands recht oplevert:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet
5 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings te Antwerpen, afdeling Turnhout heeft op 19 januari 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeeïste persoon] , geboren op [geboorte datum] 1972.
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
6 Detentieomstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van berichten in de media over recente ontwikkelingen in België over de detentieomstandigheden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie in België niet aan het toestaan van de overlevering in de weg kan staan. Ten tijde van de zitting van 6 februari 2018 wordt niet gestaakt; het gevangeniswezen en de Belgische overheid zijn bovendien nog in overleg.
De raadsman heeft vanwege de ontwikkelingen in België verzocht om aanhouding van de behandeling. De raadsman heeft dit verzoek niet nader gemotiveerd. De rechtbank wijdt ambtshalve de volgende overwegingen aan het punt van de detentieomstandigheden.
Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank kennis genomen van de brief van 12 februari 2018 namens de Belgische minister van justitie. In deze brief – die als bijlage aan deze uitspraak is gehecht – wordt ingegaan op de stand van zaken rond stakingen in het gevangeniswezen in België en een eerdere mededeling van de Belgische minister van justitie in antwoord op kamervragen op 7 februari 2018, dat momenteel 125 gedetineerden in België op extra matrassen op de grond slapen. In deze brief is verder vermeld:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees Arrestatiebevel:
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad. Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een persoon.
De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
De gedetineerden kunnen binnen het gewone regime deelnemen aan activiteiten buiten de cel. De concrete activiteiten hangen af van gevangenis tot gevangenis en houden naast algemene regimeactiviteiten zoals de collectieve wandeling en familiebezoek, volgende activiteiten in: sport en fitness, bibliotheekbezoek, culturele- en ontspanningsactiviteiten, opleidingen en tewerkstelling.
Tenzij er in hoofde van betrokkene uitzonderlijke veiligheidsmaatregelen zouden zijn, is het gewone detentieregime van toepassing. Of een gedetineerde al dan niet in dergelijke regime wordt geplaatst, is resultaat van een geïndividualiseerde beslissing en op basis van individuele aanwijzingen die dergelijk regime rechtvaardigen. De oplegging van een veiligheidsmaatregel dient gemotiveerd te worden volgens de wettelijke vereisten en kan onderworpen worden aan een rechterlijke controle.
De rechtbank is daarom van oordeel dat zij geen bewijzen heeft dat gedetineerden die door Nederland aan België wordt overgeleverd, bij de huidige stand van zaken en gelet op de gegeven algemene waarborgen, een reëel gevaar voor een onmenselijke of vernederende behandeling bestaat (HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru), punten 88 en 89).
De detentieomstandigheden in België vormen dan ook geen reden de overlevering van de opgeëiste persoon naar België niet toe te staan. De rechtbank ziet geen aanleiding de behandeling van het overleveringsverzoek aan te houden.
7 Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW , (er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW ) en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
8 Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 10 en 11b Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.
9 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeeïste persoon] aan het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing.