U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Urgentieverklaring. Uit artikel 12 en 16 van de Huisvestingswet 2014 kan niet worden afgeleid dat de gemeenteraad geen beperkingen in de vorm van algemene weigeringsgronden mag opstellen voor urgenten, inclusief woningzoekenden uit een opvangvoorziening. Dat in de wetsgeschiedenis staat dat de doorstroming uit opvangvoorzieningen van groot belang is, is niet meer dan een rechtvaardigingsgrond voor de voorrangspositie van deze categorie ten opzichte van niet-urgente woningzoekenden. Niet onredelijk dat verweerder de hoofdelijke verantwoordelijkheid van eiseres voor een hypotheek als een problematische schuld ziet en daarom de afwikkeling vereist. Een goede doorstroming van de opvang is geen in rechte te beschermen belang van eiseres.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 16/7108

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2017 in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amstelveen, eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. van Blokland),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. N. Hamdach).

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om haar een urgentieverklaring te verstrekken voor een zelfstandige woning, afgewezen.

Bij besluit van 4 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Mede namens eiseres verschenen is [de persoon] , medewerker Sociaal Juridische Dienstverlening bij de Vrouwenopvang Amsterdam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is door problemen met haar voormalige echtgenoot in de opvang van Blijf Groep geraakt. Sinds [datum] 2015 verblijft ze daar samen met haar driejarige zoon.Op 11 april 2016 heeft eiseres een urgentieverklaring voor woningtoewijzing aangevraagd.

2. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Hieraan is de algemene weigeringsgrond van artikel 2.6.5, onder h, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (de Verordening) ten grondslag gelegd. Verweerder meent dat eiseres niet in staat is om in haar bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien. Deze algemene weigeringsgrond is nader uitgewerkt in beleidsregels. Volgens verweerder kan eiseres niet tegelijk beschikken over een koop- en een sociale huurwoning. Ook heeft eiseres een problematische schuld nu de hypotheek van de voormalige echtelijke woning mede op haar naam staat en het onduidelijk is of er sprake is van een eventuele restschuld. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen.

3. In een beschikking van deze rechtbank van 2 november 2016 is de echtscheiding tussen eiseres en haar echtgenoot uitgesproken en verder, onder meer, bepaald dat de echtelijke woning aan de [straat] te Amsterdam moet worden verkocht.

In een vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 26 januari 2017 is de ex-echtgenoot veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woning op straffe van een dwangsom, tenzij hij binnen een maand het aandeel van eiseres in de woning kan overnemen.

4.1.

Eiseres voert aan dat – samengevat – het beleid dat verweerder voert met betrekking tot schulden in strijd is met artikel 12 en 16 van de Huisvestingswet 2014 (de Wet) en met het doelgroepenbeleid van verweerder voor uitstromers uit de Blijfopvang. Eiseres betoogt, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, dat verweerder op grond van die artikelen beleid moet voeren dat gericht is op een goede doorstroming van de opvang. De afhandeling van de hypotheek duurt te lang waardoor eiseres in het Blijf huis moet blijven en de doorstroming van de opvang stagneert. Hierdoor blijft van het specifieke doelgroepenbeleid van verweerder voor uitstromers uit de Blijfopvang niets over, aldus eiseres.

4.2.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Artikel 12, derde lid, van de Wet verplicht de gemeenteraad, voor zover hier van belang, de categorie woningzoekenden uit een opvangvoorziening in een urgentieregeling op te nemen. Artikel 16, aanhef en onder b, van de Wet regelt dat woningzoekenden met economische of maatschappelijke binding niet voorgaan op de zojuist genoemde urgentiecategorie. Uit deze artikelen kan niet worden afgeleid, zoals eiseres meent, dat de gemeenteraad geen beperkingen in de vorm van algemene weigeringsgronden mag opstellen voor urgenten, inclusief woningzoekenden uit een opvangvoorziening. Dat in de Memorie van Toelichting staat dat de doorstroming uit opvangvoorzieningen van groot belang is, is niet meer dan een rechtvaardigingsgrond voor de voorrangspositie van deze categorie ten opzichte van niet-urgente woningzoekenden.

De gemeenteraad heeft dus niet in strijd gehandeld met de Wet door algemene weigeringsgronden van toepassing te laten zijn in het geval van eiseres. Om dezelfde reden heeft verweerder niet in strijd gehandeld met de Wet door vervolgens de algemene weigeringsgrond dat de aanvrager niet in staat is om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien, op deze wijze in de beleidsregels uit te werken. Gelet op het dwingendrechtelijke karakter van artikel 2.6.5 van de Verordening was verweerder daarom gehouden de aanvraag voor een urgentieverklaring af te wijzen.

5.1.

Eiseres voert verder aan dat – samengevat – het beleid van verweerder onredelijk is gelet op de specifieke situatie waarin de woning op haar naam staat, maar de ex-echtgenoot niet meewerkt aan de verkoop van de woning. Bovendien is er geen sprake van een schuld maar van overwaarde, omdat de verkoopwaarde van de woning door een makelaar hoger is geschat dan de hypotheekschuld. Het risico dat eiseres haar huur niet kan betalen doet zich in de praktijk niet voor en het is onredelijk om absolute zekerheid te wensen, aldus eiseres.

5.2.

De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond zo dat verweerder een onredelijk besluit heeft genomen, gelet op de situatie van eiseres. Nu er een algemene weigeringsgrond van toepassing is die geen ruimte laat voor een belangenafweging zal de rechtbank, hoewel eiseres geen nadrukkelijk beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule, een belangenafweging in dat kader beoordelen. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de besluitvorming omtrent de toepassing van de hardheidsclausule beleidsvrijheid toekomt, waardoor de rechtbank het bestreden besluit terughoudend dient te toetsen. Een beroep op de hardheidsclausule kan om die reden slechts bij uitzondering slagen, waarbij het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule nopen. De rechtbank ziet zich aldus gesteld voor de vraag of verweerder in redelijkheid tot afwijzing van de aanvraag heeft kunnen besluiten.

5.3.

De rechtbank acht het niet onredelijk dat verweerder de hoofdelijke verantwoordelijkheid van eiseres voor een hypotheek als een problematische schuld ziet en daarom de afwikkeling vereist, als de verkoop van de woning, een eindafrekening van de hypotheekgever of een bewijs dat zij niet langer verantwoordelijk is voor de hypotheek, alvorens over te gaan tot het afgeven van een urgentieverklaring. De rechtbank vindt hiervoor steun in een uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Verder in aanmerking genomen het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is, acht de rechtbank het restrictieve beleid dat verweerder voert niet onredelijk. De rechtbank vindt ook hiervoor steun in een uitspraak van de Afdeling.

Voor zover eiseres zich erop beroept dat verweerder moet zorgen voor een goede doorstroming van de opvang, kan dat evenmin slagen. Het belang van een goede doorstroming van de opvang is namelijk geen in rechte te beschermen belang van eiseres.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrugt, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Keeman-Folador, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2017.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Zie de uitspraak van 29 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3855.

Zie de uitspraak van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature