Uitspraak
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/614815 / FA RK 16-6107
Beschikking van 10 mei 2017 betreffende nietigverklaring huwelijk
in de zaak van:
1 [verzoekende partij sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,verzoekende partij sub 1,hierna te noemen [verzoekende partij sub 1] ,
2 [verzoekende partij sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,verzoekende partij sub 2,hierna te noemen [verzoekende partij sub 2] ,
3 [verzoekende partij sub 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij sub 3,
hierna te noemen [verzoekende partij sub 3] ,
4 [verzoekende partij sub 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij sub 4,
hierna te noemen [verzoekende partij sub 4] ,
advocaat verzoekers mr. M.C. Leenhouts te Amsterdam,
tegen
1 [verwerende partij sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,verwerende partij sub 1,hierna te noemen de man,
2 [verwerende partij sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,verwerende partij sub 2,hierna te noemen de vrouw,
advocaat verweerders mr. L. Stam te Vught.
Als belanghebbende is aangemerkt:
het openbaar ministerie te Amsterdam,
1 De procedure
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op 31 augustus 2016 ter griffie ingediende verzoekschrift;
- het daartegen op 31 maart 2017 ingediende verweerschrift;
- de schriftelijke conclusie van het openbaar ministerie van 23 november 2016, alsmede de herziene conclusie van 2 december 2016.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 11 april 2017.
1.3.
Gehoord zijn:
[verzoekende partij sub 1] , [verzoekende partij sub 2] en [verzoekende partij sub 3] , bijgestaan door hun advocaat;
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.4.
[verzoekende partij sub 4] en de man zijn niet in persoon verschenen.
2 De vaststaande feiten
2.1.
Op [datum] 2006 te Antwerpen (België) zijn de man en de vrouw onder het opmaken van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Dit huwelijk is op 11 januari 2010 ontbonden door echtscheiding .
2.2.
De man en de vrouw zijn op [datum] 2014 te Antwerpen (België) opnieuw met elkaar gehuwd.
2.3.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie kanton ’s-Hertogenbosch, van 24 juli 2015 is [verzoekende partij sub 1] ontslagen als provisioneel bewindvoerder, is een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de man wegens zijn lichamelijke en/of geestelijke toestand, waarbij Force Bewind Coöperatief B.A. tot bewindvoerder is benoemd, en is de vrouw benoemd tot mentor over de man.
3 Het verzoek en de standpunten
3.1.
Het verzoek strekt ertoe het huwelijk tussen de man en de vrouw, voltrokken op [datum] 2014 te Antwerpen (België), nietig te verklaren, in dier voege dat de nietigverklaring terugwerkt tot het tijdstip van de huwelijksvoltrekking.
3.2.
Verzoekers stellen dat de man en de vrouw nimmer hebben samengewoond. De vrouw heeft zonder overleg met de familie de huur van de man zijn flat in Antwerpen opgezegd en hem meegenomen naar haar woning in Rosmalen. Op 24 juli 2015 is zij tot mentor benoemd over de man. Op dat moment is verzoekers gebleken dat de man en de vrouw opnieuw met elkaar waren gehuwd, hoewel de man tegenover [verzoekende partij sub 1] te kennen had gegeven dat hij alleen wilde blijven wonen en niet meer wilde trouwen. De vrouw heeft de man uiteindelijk in een verpleeghuis ondergebracht. Verzoekers waren enige tijd niet op de hoogte van zijn verblijfplaats en ook heeft de vrouw een periode ieder contact tussen hen en de man geweigerd. Naar het oordeel van verzoekers waren de geestesvermogens van de man gestoord ten tijde van het sluiten van het huwelijk, op grond waarvan hij niet in staat was zijn wil te bepalen. De stoornis is de afgelopen tijd verergerd. De vrouw was hiervan op de hoogte, hetgeen betekent dat zij niet te goeder trouw was bij het aangaan van het huwelijk.
3.3.
Verweerders verweren zich tegen dit verzoek. Zij stellen dat zij sinds 1995 een relatie met elkaar hebben en dat zij zijn vanuit liefde met elkaar zijn gehuwd. Hun eerste huwelijk is ontbonden om financiële redenen, zodat zij ieder een eigen (hogere) AOW-uitkering voor alleenstaanden konden krijgen in plaats van een uitkering volgens de norm voor een echtpaar. Zij zijn hertrouwd toen de man meer zorg nodig had en het reizen tussen hun woonplaatsen te belastend werd voor hen beiden. Op 20 februari 2015 is de man ingeschreven bij de vrouw. De man moest worden opgenomen in een verpleeghuis om de noodzakelijke zorg te krijgen op het moment dat de vrouw zelf werd geopereerd. Een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ was nodig om dit te bewerkstelligen, eerst door middel van een (voortzetting) inbewaringstelling en later een voorlopige machtiging (tot 9 mei 2016). De vrouw zorgt ook thans goed voor hem en gaat iedere dag bij hem langs in het verpleeghuis. Het huwelijk heeft geen financieel nadelige gevolgen voor verzoekers, omdat [verzoekende partij sub 1] – op enige legaten aan de vrouw en kleinkinderen na – als enig erfgenaam is benoemd. Bovendien kunnen de man en de vrouw niet vrij over het vermogen beschikken vanwege het bewind. Volgens verweerders brengt dementie niet direct mee dat iemand wilsonbekwaam is. De huisarts in België was niet in staat een inschatting te maken van de geestelijke gesteldheid van de man tijdens een lunch, zonder daarnaar onderzoek te doen. De man wist wat hij deed toen hij in het huwelijk trad met de vrouw.
3.4.
Het openbaar ministerie stelt, na herziening van haar standpunt, dat wanneer de rechtbank van mening is dat voldoende is aangetoond dat verzoekers in rechte lijn afstammen van de man en dat zijn geestvermogens bij het aangaan van het huwelijk met de vrouw op [datum] 2014 zodanig gestoord waren dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen, er van de zijde van het openbaar ministerie geen bezwaar bestaat tegen toewijzing van het verzoek.
4 De beoordeling
4.1.
Ingevolge artikel 3 Brussel IIbis zijn ter zake van de nietigverklaring van het huwelijk (onder meer) bevoegd de gerechten van de lidstaat waar de echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben. De Nederlandse rechter heeft derhalve rechtsmacht, nu verweerders hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
4.2.
Deze rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de verzoeken, aangezien de woonplaats van verzoekende partij sub 1 in [woonplaats] is gelegen.
4.3.
Partijen hebben gesteld dat op het onderhavige verzoek het Nederlandse recht van toepassing is, mede nu betrokkenen in Nederland woonachtig zijn en de huwelijkse voorwaarden van de man en de vrouw met toepassing van het Nederlandse recht zijn opgesteld.
4.4.
Op grond van artikel 9 van het Verdrag inzake de voltrekking en erkenning van de geldigheid van huwelijken (Verdrag van 14 maart 1978, Trb 1987,137) wordt een huwelijk dat volgens het recht van de staat waar het huwelijk is voltrokken rechtsgeldig tot stand is gekomen, door iedere verdragsluitende staat als zodanig beschouwd. Dit brengt mee dat op de vraag of het huwelijk tussen de man en de vrouw rechtsgeldig is gesloten, het Belgische recht van toepassing is. Het toepasselijke recht op de geldigheid van een huwelijk staat, in tegenstelling tot het toepasselijke huwelijksvermogensrecht, niet ter vrije keuze van partijen, zodat zij niet de mogelijkheid hebben te kiezen voor Nederlands recht.
4.5.
In het onderhavige geval is de ambtenaar van de burgerlijke stand overgegaan tot inschrijving van het (tweede) huwelijk van de man en de vrouw in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand, zodat de ambtenaar kennelijk heeft geconstateerd dat het huwelijk rechtsgeldig is gesloten en het als zodanig heeft erkend. Deze erkenning is een vaststaand gegeven en de vraag ligt dus voor of het huwelijk naar Belgisch recht rechtsgeldig tot stand is gekomen.
4.6.
Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid zich schriftelijk uit te laten omtrent de inhoud van het Belgische recht, zowel voor wat betreft de ontvankelijkheid van verzoekers tot het indienen van het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk, als de gronden voor nietigheid, waarbij de rechtbank partijen nadrukkelijk wijst op het bepaalde in artikel 184 en 187 van het Belgische Burgerlijke Wetboek.
4.7.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat tijdens de mondelinge behandeling door verzoekers naar voren is gebracht dat hun belang bij het onderhavige verzoek daarin is gelegen dat zij na de nietigverklaring van het huwelijk de kantonrechter willen verzoeken de vrouw als mentor over de man te ontslaan, omdat zij dan niet langer de echtgenote van de man is. Vast staat evenwel dat de man en de vrouw al circa 22 jaar levenspartners zijn, zij in 2006 met elkaar zijn gehuwd, welk huwelijk enkel om financiële redenen is ontbonden, en zij vervolgens in 2014 zijn hertrouwd. In die omstandigheden is zeer wel denkbaar dat de vrouw als mentor voor de man optreedt, ook indien er geen sprake (meer) is van een huwelijk. Voor het mentorschap is immers niet vereist dat de mentor is gehuwd met de betrokkene. De vraag in hoeverre de mentor haar taak goed vervult, is ter beoordeling aan de kantonrechter. Het feit of het huwelijk al dan niet nietig is, lijkt daarbij naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige situatie irrelevant.
4.8.
De rechtbank verzoekt verzoekers zich, gezien het hierboven overwogene, uiterlijk 7 juni 2017 uit te laten omtrent de door hen gewenste voortgang van de procedure. De behandeling zal daartoe pro forma worden aangehouden tot 12 juni 2017. Indien verzoekers de procedure wensen voort te zetten, worden zij verzocht de akte van inschrijving van het tweede huwelijk van de man en de vrouw in de registers van de burgerlijke stand te overleggen, waaruit blijkt waar het huwelijk in Nederland is erkend en ingeschreven, zodat de rechtbank de desbetreffende ambtenaar desgewenst kan aanmerken als belanghebbende. Voorts worden verzoekers alsdan in de gelegenheid gesteld de rechtbank uiterlijk 5 juli 2017 schriftelijk te berichten omtrent de inhoud van het Belgische recht met betrekking tot de nietigverklaring van huwelijken, waarna verweerders daarop uiterlijk 2 augustus 2017 kunnen reageren.
5 De beslissing
De rechtbank:
- bepaalt dat de behandeling ten aanzien van het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk pro forma wordt voortgezet op 12 juni 2017, in afwachting van bericht van verzoekers omtrent de door hen gewenste voortgang van de procedure, zoals omschreven in rechtsoverweging 4.8;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van T. Jelierse, griffier, op 10 mei 2017.
Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).Het beroep moet worden ingesteld:- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.