Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Echtscheiding met nevenvoorzieningen. Hoogte kinderbijdrage vastgesteld op minimumdraagkracht in verband met huwelijkse schulden.

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/602814 / FA RK 16-1036 (JK/SV)

C/13/620468 / FA RK 16-8486 (JK/SV)

Beschikking van 3 mei 2017 betreffende de echtscheiding

in de zaak van:

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende tevens verwerende partij,

hierna mede te noemen de vrouw,

advocaat mr. C.J.P. Liefting, kantoorhoudende te Amstelveen,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verwerende tevens verzoekende partij,

hierna mede te noemen de man,

advocaat mr. A.L. Cohen, kantoorhoudende te Amstelveen.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, waaronder:

- het op 17 februari 2016 ter griffie ingekomen verzoekschrift;

- de brief met bijlage van 12 april 2016 van de zijde van de vrouw

- het tijdig ingediende verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek;

- de brief van 27 juni 2016 van de zijde van de vrouw;

- de brief van 26 juli 2016 van de zijde van de vrouw;

- het bericht van 8 september 2016 van de zijde van de man;

- de twee brieven met bijlagen van 11 januari 2017 van de zijde van de man.

1.2.

De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren 27 januari 2017.

Verschenen en gehoord zijn toen: de advocaat van de vrouw en de man met zijn advocaat. De bewindvoerder van de man is, hoewel opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

1.3.

De rechtbank heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld binnen één week na afloop van de mondelinge behandeling gegevens in het geding te brengen waaruit valt af te leiden wanneer zij de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

1.4.

De minderjarige [minderjarige 1] , die 12 jaar of ouder is, is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.

2. De feiten

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd te [plaats] op [datum] 2010.

2.2.

Beide partijen hebben de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.

2.3.

Partijen hebben samen de volgende minderjarige kinderen:

[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003;

[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011.

Partijen hebben daarnaast nog een inmiddels meerderjarige dochter [dochter] , geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] .

2.4.

Bij beschikking van deze rechtbank van 2 februari 2016 in de voorlopige voorzieningenprocedure tussen partijen is voor de duur van de echtscheidingsprocedure bepaald dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd en dat een zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen ieder weekend bij de man verblijven.

2.5.

Bij beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 31 augustus 2016 zijn de goederen van de man onder bewind gesteld en is [bewindvoerder] , h.o.d.n. AmstelVisie Financiële Zorg en Bewind als bewindvoerder benoemd.

3 Het geschil

3.1.

Het verzoek van de vrouw

3.1.1.

De vrouw verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Daarnaast verzoekt de vrouw als nevenvoorzieningen te bepalen dat:

I. de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;

II. er een zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen, zolang de man geen eigen woning heeft, van iedere zaterdag van voor aanvang sport althans voor 9.30 uur tot 19.00 uur en vanaf het moment dat de man een eigen woning heeft om de week van zaterdag voor sport althans voor 9.30 uur tot zondag 19.00 uur;

III. het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw wordt toegewezen;

IV. de man als kinderbijdrage € 175,- per kind per maand bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te voldoen;

V. partijen te veroordelen over te gaan tot verdeling van de gemeenschappelijke zaken, met benoeming van een notaris en onzijdige personen als volgens de wet;

VI. althans zodanig te beslissen als de rechtbank redelijk oordeelt.

3.2.

Het verweer tevens zelfstandig verzoek van de man

3.2.1.

De man verweert zich tegen de verzochte nevenvoorzieningen door de vrouw.

3.2.2.

Bij wege van zelfstandig verzoek verzoekt de man eveneens tussen partijen de echtscheiding uit te spreken. Als nevenvoorzieningen verzoekt de man – na wijziging van zijn aanvankelijke verzoek – enkel nog te bepalen dat de scheiding en deling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap vast wordt gesteld.

3.3.

Op de standpunten van partijen wordt hieronder nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Echtscheiding

Rechtsmacht

4.1.1.

De Nederlandse rechter heeft, nu beide partijen in Nederland wonen, rechtsmacht om van het verzoek kennis te nemen.

Ontvankelijkheid

4.1.2.

Op grond van artikel 815 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen. In dit geval ontbreekt een door beide ouders ondertekend ouderschapsplan. De vrouw heeft voldoende onderbouwd waarom partijen geen ouderschapsplan hebben overgelegd. De rechtbank zal derhalve onder toepassing van artikel 815 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het verzoek tot echtscheiding inhoudelijk behandelen.

Toepasselijk recht

4.1.3.

De rechtbank zal krachtens artikel 10:56 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) het Nederlandse recht op het verzoek toepassen.

Inhoudelijke beoordeling

4.1.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal, nu aan de wettelijke vereisten wordt voldaan, de echtscheiding tussen partijen uitspreken.

4.2.

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.2.1.

Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter bevoegd om – naar Nederlands recht – te beslissen op de verschillende verzoeken.

Inhoudelijke beoordeling

4.2.2.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat partijen het er thans over eens zijn dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw en dat de door de vrouw verzochte zorgregeling kan worden toegewezen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

4.3.

Huurrecht

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.3.1.

De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4 lid 3 aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ten aanzien van het huurrecht van de echtelijke woning.

4.3.2.

De rechtbank zal krachtens artikel 10:56 in samenhang met artikel 7:266 lid 5 BW Nederlands recht toepassen op het verzoek.

Inhoudelijke beoordeling

4.3.3.

Dit verzoek zal als niet (meer) weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.

4.4.

Kinderbijdrage

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.4.1.

Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van het echtscheidingsverzoek heeft hij tevens rechtsmacht om van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen kennis te nemen.

4.4.2.

Op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen zal de rechtbank Nederlands recht toepassen op het verzoek.

Inhoudelijke beoordeling

Uitgangspunten

4.4.3.

De rechtbank hanteert bij het verzoek de uitgangspunten zoals deze zijn geformuleerd in de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen, het zogenoemde Tremarapport. Daarbij wordt, tenzij anders aangegeven, uitgegaan van afgeronde bedragen.

Behoefte

4.4.4.

De man stelt onweersproken dat de behoefte van de kinderen € 234,- per kind per maand bedraagt. In beginsel dienen partijen naar rato van hun draagkracht in deze behoefte te voorzien.

Draagkracht vrouw

4.4.5.

De vrouw ontvangt een WIA-uitkering, die lager is dan de bijstandsnorm. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom aan de zijde van de vrouw geen draagkracht om in de behoefte van de kinderen bij te dragen, ook niet met de minimumbijdrage die volgt uit de draagkrachttabel 2017.

Draagkracht man

4.4.6.

De man ontvangt een WAO-uitkering van € 2.028,- bruto per maand. Daarnaast werkt de man als schoonmaker. Het daarbij behorende salaris bedraagt € 445,- bruto per maand. Op zijn salaris wordt aan pensioenpremie/premie W.G.A. maandelijks € 25,- ingehouden. De rechtbank stelt het netto besteedbaar maandinkomen (NBI) van de man gelet op deze inkomsten vast op € 1.698,- per maand, zoals dit volgt uit de aan deze beschikking gehechte berekening.

4.4.7.

De draagkracht van de man stelt de rechtbank vast aan de hand van de formule 70% (NBI – [0,3 x NBI + 905]). In deze formule staat 0,3 x NBI voor de forfaitaire woonlast en € 905,- voor het draagkrachtloos inkomen 2017. De man heeft een draagkracht van € 198,- per maand.

4.4.8.

Vast staat dat de man in verband met zijn schuldenlast inmiddels onder bewind staat en derhalve maandelijks moet aflossen op schulden. Naar het oordeel van de rechtbank dient hiermee, gelet op vaste rechtspraak, rekening mee te worden gehouden in die zin dat de rechtbank de minimumbijdrage (volgend uit de draagkrachttabel 2017) van € 25,- per kind per maand zal opleggen. Hoewel de man stelt dat hij in het geheel geen draagkracht heeft, onderbouwt hij naar het oordeel van de rechtbank zijn beroep op de aanvaardbaarheidstoets onvoldoende. Daarnaast is de man (nog) niet toegelaten tot de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen, zodat ook daar geen aanleiding in kan worden gevonden de door de man te betalen bijdrage op nihil te stellen.

4.5.

Verdeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.5.1.

Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding heeft de Nederlandse rechter tevens rechtsmacht ten aanzien van de verdelingsverzoeken.

4.5.2.

Op het huwelijksvermogensregime van partijen is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (hierna het Verdrag) van toepassing. Uit de huwelijksakte blijkt dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting enkel de Marokkaanse nationaliteit bezat. Gelet op artikel 4 lid 2 onder 2a van het Verdrag is daarom het Marokkaanse recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Op enig moment, volgens de man in 2013, heeft de vrouw de Nederlandse nationaliteit verkregen. Vanaf dat moment is op grond van artikel 7 lid 2 onder 1 van het Verdrag het Nederlandse recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen. Vanaf het moment dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen zijn partijen derhalve in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.

Inhoudelijke beoordeling

4.5.3.

De vrouw verzoekt een bevel verdeling te bepalen, terwijl de man een verzoek tot vaststelling van de verdeling doet. Gelet daarop zal de rechtbank het verzoek van de man inhoudelijk behandelen en het verzoek van de vrouw afwijzen.

Peildatum

4.5.4.

De peildatum voor de omvang en samenstelling van de in de algehele gemeenschap vallende vermogensbestanddelen is de datum waarop het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank is ingediend, zijnde in dezen 17 februari 2016. De peildatum voor de waardering van de in de algehele gemeenschap vallende vermogensbestanddelen is de datum van feitelijke verdeling, derhalve deze beschikking. Daarvan zijn uitgezonderd de bankrekeningen en de schulden. Voor de bepaling van de hoogte van de banksaldi en schulden geldt als peildatum 17 februari 2016.

De te verdelen vermogensbestanddelen

4.5.5.

Partijen zijn het erover eens dat de volgende vermogensbestanddelen in de vanaf het moment dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit bezit bestaande algehele gemeenschap van goederen vallen

Activa

a. de inboedel;

b de auto, Opel Corsa bouwjaar 1998;

c. bankrekening op naam van de man [rekeningnummer 1] ;

d. bankrekening op naam van de man [rekeningnummer 2] ;

Passiva

e. Diverse schulden

4.5.6.

Partijen zijn het erover eens dat de inboedel aan de vrouw wordt toegedeeld en de auto en de bankrekeningen aan de man. Geen van partijen wordt dan overbedeeld. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

4.5.7.

Ten aanzien van de schulden staat niet vast welke schulden vóór de wijziging van het toepasselijke recht zijn ontstaan en welke schulden in de algehele gemeenschap van goederen vallen. Ten aanzien van schulden die niet in de algehele gemeenschap van goederen vallen, geldt dat degene die de schuld is aangegaan deze volledig moet dragen. Ten aanzien van de overige schulden overweegt de rechtbank als volgt. Partijen zijn het erover eens dat de man de (in de algehele gemeenschap van goederen vallende) schulden als eigen schuld zal voldoen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. De rechtbank overweegt daarbij dat op grond van de wet de rechtbank schulden niet kan verdelen en dat partijen ten opzichte van de schuldeisers in beginsel ieder voor de helft draagplichtig blijven voor de gemeenschappelijke schulden.

4.6.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4 De beslissing

De rechtbank:

In de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/602814 / FA RK 16-1036:

- spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [datum] 2010;

- stelt de hoofdverblijfplaats van voornoemde minderjarigen vast bij de vrouw;

- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden: de man de voornoemde minderjarigen, eenmaal per veertien dagen van zaterdag voor sport althans voor 9.30 uur tot zondag 19.00 uur bij zich heeft;

- bepaalt dat de man € 25,- (vijfentwintig euro) per kind per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarigen, bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw;

- bepaalt dat de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van de uitspraak der echtscheiding huurster van de echtelijke woning te [adres] zal zijn;

- verklaart voormelde nevenvoorzieningen uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af het meer of anders verzochte;

In de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/620468 / FA RK 16-8486:

- stelt de verdeling van de vanaf het moment dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen bestaande huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast:

Aan de vrouw wordt toegedeeld:

- de inboedel;

Aan de man wordt toegedeeld:

- de auto, Opel Corsa bouwjaar 1998;

- de bankrekening [rekeningnummer 1] ;

- de bankrekening [rekeningnummer 2] ;

- bepaalt dat de man de vanaf het moment dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen ontstane schulden als eigen schuld zal voldoen;

- verklaart voormelde nevenvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.J. Wesdorp, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.J. van der Veen, griffier, op 3 mei 2017.

Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).Het beroep moet worden ingesteld:- door de verzoeker en door de verschenen wederpartij binnen drie maanden na dagtekening van de beschikking;- door de niet-verschenen wederpartij binnen drie maanden na de betekening van de beschikking in persoon of binnen drie maanden nadat deze beschikking op andere wijze is betekend en overeenkomstig art. 820, lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature