U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

onregelmatige opzegging arbeidsovereenkomst; geheimhoudingsbeding; politieke partij; vrijheid van meningsuiting

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

Clusternummer: 105061

zaaknummer: 5761008 EA VERZ 17-170

beschikking van: 24 april 2017

5

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid POLITIEKE BEWEGING DENK,

gevestigd te 's-Gravenhage,

verzoekster,

nader te noemen: de Vereniging,

gemachtigde: mr. U. Karatas,

t e g e n

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder,

nader te noemen: [verweerder] ,

gemachtigde: mr. W. van der Meer de Walcheren.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De Vereniging heeft op 23 februari 2017 een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst in strijd met de geldende opzegtermijn heeft opgezegd.Daarnaast heeft de Vereniging een verzoek gedaan om [verweerder] te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen. Ten slotte heeft de Vereniging een aantal verzoeken gedaan die verband houden met de overtreding van het geheimhoudingsbeding en het goed werknemerschap.

[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.

Op 27 maart 2017 is de zaak mondeling behandeld. De Vereniging is verschenen bij

[naam] , bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerder] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van overgelegde (pleit) aantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben de Vereniging en [verweerder] nog stukken ingediend.

Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:

1.1.

[naam Stichting] (hierna de Stichting) is op 25 november 2014 opgericht en is een stichting die personeelsleden in dienst neemt ter ondersteuning van de Tweede Kamerfractie van “ [naam fractie] ”, welke fractie bestond uit [naam voorzitter] (voorzitter van de Vereniging) en [naam secretaris-penningmeester] (secretaris-penningmeester van de Vereniging).

1.2.

De vereniging Politieke Beweging DENK, hierna de Vereniging, is op 13 mei 2015 opgericht. Voornoemde [naam secretaris-penningmeester] is haar voorzitter en [naam] is haar secretaris.

1.3.

De Vereniging heeft op 15 maart 2017 meegedaan aan de Tweede Kamerverkiezingen en is thans met drie zetels in de Tweede Kamer vertegenwoordigd.

1.4.

[verweerder] , geboren 9 januari 1972, is op 1 januari 2016 in dienst getreden bij de Vereniging. Op 1 juli 2016 is die arbeidsovereenkomst voor de duur van 8,5 maanden, tot aan de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017, verlengd. De laatste functie die [verweerder] vervulde is die van campagneleider, met een salaris van € 1.466,65 bruto bij een werkweek van 16 uur.

1.5.

Naast voornoemde arbeidsovereenkomst is [verweerder] op basis van een vergelijkbare arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij de Stichting als communicatieadviseur.

1.6.

In artikel 4.4 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat opzeggingen schriftelijk en tegen het einde van de maand dienen te geschieden.

1.7.

In artikel 4.6 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat partijen het recht hebben de overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien de partij ernstig toerekenbaar tekortschiet in haar verplichtingen uit deze overeenkomst, na tot nakoming van deze verplichtingen schriftelijk te zijn aangemaand.

1.8.

In artikel 10.1 van de arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:

“Werknemer erkent dat haar door de werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende de stichting van de werkgever. Het is de werknemer verboden op enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm ook, enige mededelingen te doen van of aangaande enige bijzonderheden betreffende de stichting van de werkgever of daarmee verband houdende. De werknemer verplicht zich om zowel tijdens als na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot volstrekte geheimhouding te betrachten omtrent alle gedurende de arbeidsovereenkomst op welke wijze dan ook ter kennis genomen zaken of aangelegenheden, in de nauwste zin des woord, welke de positie van de werkgever in enigerlei kan schaden. Bij iedere overtreding of niet nakoming zal een boete worden opgelegd EUR 10.000,00 per overtreding per dag dat de overtreding of de niet nakoming voortduurt.”

1.9.

Artikel 10.3 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat het de werknemer zonder voorafgaande toestemming niet is toegestaan in de publiciteit te treden over zaken die de werkgever aangaan en de werknemer zich zal onthouden van gedragingen en uitlatingen die de eer en de goede naam van de werkgever aantasten.

1.10.

In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen, dat inhoudt dat het [verweerder] is verboden om binnen een periode van drie jaar na beëindiging van het dienstverband, zonder goedkeuring van de Vereniging werkzaamheden uit te voeren voor andere fracties die deel uitmaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of media.

1.11.

Op 14 december 2016 is de Vereniging Artikel 1 opgericht met als bestuurders [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] . Sluitingsdatum voor het registreren van nieuwe partijen voor de verkiezingen bij de Kiesraad was 19 december 2016. De domeinnaam van Artikel 1 is door [verweerder] geregistreerd op 6 december 2016.

1.12.

Op 24 december 2016 om 1:04:54 uur heeft [verweerder] een e-mail gezonden aan [naam secretaris-penningmeester] met de volgende inhoud:

“Zoals eerder afgesproken beëindig ik bij deze mijn dienstverband bij DENK en [naam fractie]”.

1.13.

Op 24 december 2016 wordt in de Volkskrant melding gemaakt van het vertrek van [verweerder] en van [naam 1] bij Denk.

1.14.

[naam 1] heeft zich verkiesbaar gesteld voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer voor Artikel 1 en was lijsttrekker voor die partij voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017. [verweerder] stond op nummer zes van de kandidatenlijst. Artikel 1 heeft bij de verkiezingen geen zetel gehaald.

Verzoek

2. De Vereniging verzoekt voor recht te verklaren dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst met de Vereniging in strijd met de geldende opzegtermijn heeft opgezegd. Verder verzoekt de Vereniging om [verweerder] te veroordelen aan de Vereniging wegens de onregelmatige opzegging een vergoeding te betalen van € 1.941,65, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2016 tot aan de voldoening, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van dit geding. Daarnaast verzoekt de Vereniging voor recht te verklaren dat [verweerder] het geheimhoudingsbeding uit zijn arbeidsovereenkomst heeft geschonden en verzoekt zij veroordeling van [verweerder] tot betaling van € 10.000,00 per schending door [verweerder] van dit beding. Ook verzoekt zij een verklaring voor recht dat [verweerder] niet als goed werknemer heeft gehandeld en hem te gebieden de ledenlijst te retourneren op verbeurte van een dwangsom. Ten slotte verzoekt de Vereniging dat [verweerder] wordt verboden zich negatief of onheus uit te laten over de Vereniging, eveneens op verbeurte van een dwangsom. Bij vermeerdering van eis heeft de Vereniging nog terugbetaling van € 357,67 aan teveel betaald loon over december 2016 verzocht.

3. De Vereniging stelt daartoe, zakelijk weergegeven, allereerst dat [verweerder] op 24 december 2016 via de e-mail zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd zonder daarbij de wettelijke opzegtermijn in acht te nemen, hetgeen hem schadeplichtig maakt. Nu [verweerder] bovendien de volledige maand december 2016 betaald heeft gekregen, is de periode vanaf 24 december 2016 onverschuldigd voldaan, aldus de Vereniging. Verder stelt de Vereniging dat [verweerder] na zijn vertrek op 24 december 2016 vier keer zijn geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Dit betreft een interview bij Nu.nl op 24 december 2016, uitlatingen op Facebook op 26 december 2016, een reactie bij Radio Stanvaste op 1 januari 2017 en ten slotte een programma Guillymanjaro op 3 januari 2017. Ook ten aanzien van een artikel op de website van het NRC van 10 februari 2017 stelt de Vereniging dat [verweerder] zijn geheimhoudingbeding heeft geschonden. Los hiervan heeft [verweerder] gehandeld in strijd met het goed werknemerschap als bedoeld in artikel 7:611 BW door deze uitlatingen te doen, maar ook heeft [verweerder] in strijd daarmee gehandeld door nog tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst een concurrerende partij op te richten. Ten slotte stelt de Vereniging dat [verweerder] nog in het bezit is van de ledenlijst en deze dient hij op basis van artikel 10.4 van de arbeidsovereenkomst in te leveren, aldus de Vereniging.

Verweer

4. [verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Hij heeft allereerst een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de kantonrechter te Amsterdam en daartoe aangevoerd dat in de arbeidsovereenkomst een rechtskeuze is gemaakt voor de rechtbank Den Haag. Verder voert hij aan – samengevat – dat tussen partijen overeenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zodat er geen sprake is van een niet rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ten slotte heeft hij bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. [verweerder] bestrijdt verder dat hij in strijd heeft gehandeld met zijn geheimhoudingsbeding of zich niet als goed werknemer heeft gedragen en hij ontkent in het bezit te zijn van een ledenlijst.

Beoordeling

5. Het verweer van [verweerder] dat de kantonrechter onbevoegd is om van de onderhavige verzoeken van de Vereniging kennis te nemen, nu in de arbeidsovereenkomst een forumkeuze is opgenomen, wordt gepasseerd. Met de Vereniging wordt geconstateerd dat na het ontstaan van het geschil partijen geen forumkeuze zijn overeengekomen, terwijl het in de arbeidsovereenkomst opgenomen beding, gelet op het bepaalde in artikel 108 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toepassing mist. Nu [verweerder] in [woonplaats] woont, is de kantonrechter te Amsterdam bevoegd.

6. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of [verweerder] moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Daarbij moet met name worden beoordeeld of [verweerder] gerechtigd was om op 24 december 2016 de arbeidsovereenkomst per die datum te beëindigen.

7. Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig. Daarvoor geldt allereerst dat van overeenstemming tussen partijen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zoals door [verweerder] aangevoerd, niet is gebleken. De Vereniging betwist dat een dergelijke overeenstemming voorafgaand aan de e-mail van 24 december 2016 is bereikt. Uit de in het geding gebrachte stukken valt een dergelijke overeenstemming niet af te leiden en [verweerder] heeft nagelaten een voldoende concreet bewijsaanbod op dit punt te doen. Het enkele aanbod namens [verweerder] om te bewijzen dat hij heeft gezegd dat hij ermee op zou houden als hij zijn functie niet kon uitoefenen, is onvoldoende daartoe. Verder heeft [verweerder] bij zijn opzegging van de arbeidsovereenkomst geen termijn in acht genomen overeenkomstig artikel 4.4 van de arbeidsovereenkomst in combinatie met artikel 7:672 lid 4 BW .

8. Voor zover door [verweerder] als verweer is aangevoerd dat hij niet schadeplichtig is jegens de Vereniging omdat hij de facto sedert 28 november 2016 al op non-actief was gesteld en hij in december 2016 geen werkzaamheden meer heeft verricht voor de Vereniging, wordt dit verweer niet gevolgd. De Vereniging heeft bestreden dat van een dergelijke op non-actief stelling sprake is geweest en [verweerder] heeft zijn verweer op dit punt onvoldoende onderbouwd en heeft nagelaten concreet bewijs aan te bieden. Daarbij geldt overigens ook nog dat zelfs indien de op non-actief stelling komt vast te staan, deze de opzegging in de e-mail van 24 december 2016 nog niet rechtsgeldig maakt.

9. De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is [verweerder] die vergoeding verschuldigd aan de Vereniging, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn en is door [verweerder] niet bestreden. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de verzochte wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 24 december 2016.

10. Tegen het vermeerderde verzoek van de Vereniging tot terugbetaling van het teveel betaalde salaris over december 2016 heeft [verweerder] geen inhoudelijk verweer gevoerd, zodat dit deel van het verzoek toewijsbaar is. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is [verweerder] nadrukkelijk in de gelegenheid gesteld om, indien gewenst, nog te overleggen met zijn gemachtigde, dan wel op dit punt nog een schriftelijke reactie te geven, maar van beide gelegenheden is geen gebruik gemaakt.

Het geheimhoudingsbeding

11. De verzoeken van de Vereniging die gebaseerd zijn op overtreding van het geheimhoudingsbeding zijn niet toewijsbaar. Daarbij verdient allereerst aantekening dat het beding zoals dat in de arbeidsovereenkomst is opgenomen bijzonder vaag is geformuleerd. Het verbod om “mededelingen te doen van of aangaande bijzonderheden betreffen de stichting van de werkgever of daarmee verband houdende”, biedt voor de werknemer weinig houvast. Dit gegeven komt voor risico van de Vereniging nu zij degene is die de arbeidsovereenkomst gebruikt. In de door de Stichting vermelde uitlatingen van [verweerder] waarin hij het geheimhoudingsbeding zou hebben overtreden, leest de kantonrechter een dergelijke overtreding bovendien niet. Daarbij wordt allereerst in aanmerking genomen dat het hier gaat om een voormalig werknemer die als kandidaat op de lijst staat voor de verkiezingen van de Tweede Kamer en die zich volledig in het politieke en daarmee publieke debat begeeft. Kritische opmerkingen en oordelen over Denk zijn in dat verband dan ook niet zonder meer als een overtreding van dit geheimhoudingsbeding te beschouwen. Het staat [verweerder] immers vrij, ook als ex-werknemer, zich kritisch uit te laten over de politiek van Denk, zeker tegen de achtergrond van zijn eigen gewenste politieke carrière bij Artikel 1 en de in de Grondwet verankerde vrijheid van meningsuiting. Het politieke debat bestaat immers uit conflicterende standpunten en het geheimhoudingsbeding in een arbeidsovereenkomst kan onder de gegeven specifieke omstandigheden niet zo ver strekken dat het [verweerder] belemmert in dat kader kritische beschouwingen te uiten en aan politiek te doen. Een andersluidend standpunt zou een te verregaande inperking van de vrijheid van meningsuiting van [verweerder] inhouden. Voor zover de stellingen van de Vereniging een andere conclusie meebrengen, worden deze stellingen niet gevolgd. Door de Vereniging zijn geen concrete geheimen of bijzonderheden van de Vereniging benoemd in de verschillende uitlatingen die door toedoen van [verweerder] in de publiciteit zijn gekomen. Dat [verweerder] meldt dat hij dingen weet over het vertrek van [naam 1] , is geen schending van dit beding, nu hij niet vermeldt wat hij daarover weet. Ook de opmerkingen van [verweerder] over het ontbreken van verbinding bij de Vereniging kunnen in redelijkheid niet als een overtreding worden aangemerkt, maar zijn slechts een mening van [verweerder] . Voor zover de Vereniging in dit verband heeft gewezen op het NRC-artikel, heef t [verweerder] bestreden dat hij de bron van het daarin genoemde lek is geweest. Uit de omstandigheid dat de informatie bij meer mensen binnen Denk beschikbaar was en bij gebreke van concreet bewijs tegen [verweerder] , staat niet vast dat [verweerder] op dit punt het geheimhoudingsbeding heeft overtreden.

Het goed werknemerschap

12. Voor zover de Vereniging nog heeft gesteld dat [verweerder] zich niet als goed werknemer heeft gedragen, wordt deze stelling verworpen. Dat [verweerder] , die in de periode van verkiezingstijd ervoor kiest om de Vereniging te verlaten en een eigen partij begint, vervolgens media-aandacht genereert is onontkoombaar en kan [verweerder] niet worden verweten. Dat [verweerder] daarbij rekening heeft te houden met de belangen van de Vereniging als zijn werkgever is evident, maar dat [verweerder] daarbij de grenzen is overgegaan, komt uit de door de Vereniging gepresenteerde feiten en omstandigheden niet naar voren. Het is logisch dat door [verweerder] een verklaring is gegeven voor zijn keuze en dat hij daarbij de verschillen tussen zijn persoonlijke standpunt en die van de Vereniging heeft benadrukt, maar daarbij heeft hij zich slechts bediend van persoonlijke opvattingen en meningen. Dat kan hem niet worden verweten. Het gegeven dat [verweerder] bezig is geweest met het oprichten van Artikel 1 ten tijde van zijn dienstverband bij de Vereniging kan op zich niet als strijdig met het goed werknemerschap worden aangemerkt, nu het een ieder vrij staat een politieke partij te beginnen. Feiten of omstandigheden die dit in dit geval anders maken, zijn door de Vereniging niet naar voren gebracht. Voor zover door de Vereniging in dit verband nog is verwezen naar het in de arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding kan dit haar niet baten. Het betreft immers een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en van een noodzaak voor het opnemen van het beding als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 BW is niet gebleken. De verzochte verklaring voor recht dat [verweerder] zich niet als goed werknemer heeft gedragen wordt reeds om bovenstaande reden afgewezen.

12. Met betrekking tot de ledenlijst heeft [verweerder] ontkend dat hij deze in bezit heeft. Tegen die achtergrond is, nu geen feiten of omstandigheden zijn aangedragen die onderbouwen dat [verweerder] deze wel in zijn bezit heeft, het verzoek tot afgifte van de ledenlijst niet toewijsbaar. In dat licht is het bewijsaanbod van de Vereniging ter terechtzitting dat er iemand kan verklaren dat [verweerder] de ledenlijst heeft meegenomen niet ter zake doende, nu de enkele omstandigheid dat [verweerder] de ledenlijst zou hebben meegenomen, nog niet meebrengt dat hij hem nu in zijn bezit heeft en in staat is deze af te geven.

12. Voor het opleggen van een verbod om zich negatief of onheus uit te laten is geen grond. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is hiervan tot op heden geen sprake geweest en er is thans ook geen aanleiding om te verwachten dat [verweerder] dit zal doen, zodat reeds hierom een dergelijk verbod te ver gaat, nog afgezien van het feit dat het te algemeen geformuleerd is.

12. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd met betrekking tot de verzoeken van de Vereniging leidt niet tot een ander oordeel.

12. Voor zover in de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [verweerder] nog een verzoek valt te lezen om aan hem de gebruikelijke afrekening van de openstaande vakantiedagen en vakantiegeld uit te betalen, is dit verzoek door [verweerder] op geen enkele wijze nader toegelicht, zodat dit niet zal worden toegewezen.

12. Nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld is er aanleiding de proceskosten als na te melden te compenseren.

BESLISSING

De kantonrechter:

verklaart voor recht dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst met de Vereniging in strijd met de geldende opzegtermijn heeft opgezegd;

veroordeelt [verweerder] om aan de Vereniging de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 1.941,65 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 december 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;

veroordeelt [verweerder] tot betaling aan de Vereniging van € 357,67 bruto in verband met teveel betaald salaris over de maand december 2016;

compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

verklaart de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het anders of meer verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter en op 24 april 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature