Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vordering tot verwijdering van kledingfabrieken in Bangladesh van zwarte lijst SBAF wordt afgewezen. Plaatsing op de lijst vanwege gepleegde fraude is niet buitenproportioneel.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/624827 / KG ZA 17-255 MV/MV

Vonnis in kort geding van 19 april 2017

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

FASHION LINQ B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HVEG INVESTMENTS B.V.,

beiden gevestigd te Amersfoort,

eiseressen bij conceptdagvaarding,

advocaat mr. E.J.P. Schothorst-Gransier te Utrecht,

tegen

de stichting

STICHTING BANGLADESH ACCORD FOUNDATION,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde, vrijwillig verschenen,

advocaat mr. M.S. van der Jagt te Amsterdam.

Eiseressen zullen hierna Fashionlinq en HVEG worden genoemd. Gedaagde zal hierna de Stichting worden genoemd.

1 De procedure

Ter terechtzitting van 4 april 2016 hebben Fashionlinq en HVEG gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte conceptdagvaarding. De Stichting heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.

Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. De Stichting heeft tevens een Akte houdende exceptie van onbevoegdheid ingediend.Ter zitting waren aanwezig:

aan de zijde van Fashionlinq en HVEG: [naam 1] en [naam 2] met mr. Schothorst-Gransier en haar kantoorgenoot mr. G.N. Creijghton;

aan de zijde van de Stichting: [naam 3] en [naam 4] met mr. Van der Jagt en haar kantoorgenoot mr. D. Griffiths.Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2 De feiten

2.1.

Fashionlinq en HVEG zijn aan elkaar gelieerd. HVEG heeft op 13 mei 2013 het Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh (hierna het Akkoord) getekend. Fashionlinq is namens haar uitvoerder van het Akkoord.

2.2.

Fashionlinq doet als kledingimporteur in Bangladesh zaken met confectiekledingfabrieken die in eigendom zijn van [naam 5] en die hierna zullen worden aangeduid als de Smart Group.

2.3.

De Stichting heeft blijkens haar oprichtingsakte van 21 oktober 2013 – onder meer – ten doel het bevorderen, controleren en toezicht houden op de implementatie van het Akkoord, ter bevordering van een veilige en duurzame confectiekledingindustrie waarin geen medewerker hoeft te vrezen voor brand, instorting van gebouwen of andere ongelukken, het implementeren van een inspectieprogramma en het vaststellen van veiligheidsnormen.

2.4.

In de Verenigde Staten en Canada is eenzelfde initiatief ontplooid ter bescherming van de textielmedewerkers in Bangladesh. Deze organisatie is genaamd Alliance for Bangladesh Worker Safety (hierna de Alliance). Om dubbele inspecties te voorkomen werken de Stichting en de Alliance samen op grond van een gezamenlijk inspectieprotocol.

2.5.

De Stichting verricht in de fabrieken in Bangladesh inspecties op drie onderdelen, te weten Gebouw, Brand en Elektriciteit. Indien een fabriek de veiligheidsregels voldoende naleeft, komt hij op de lijst Accord covered Factories te staan. Indien bepaalde maatregelen nodig zijn, komt hij op de lijst Remediated Factories te staan. Indien een fabriek onvoldoende scoort, komt hij op de lijst Terminated Factories te staan. Dit houdt in dat de aangesloten kledingmerken geen zaken meer mogen doen met de desbetreffende fabriek. Voorafgaand hieraan dient ingevolge artikel 21 van het Akkoord een zogenoemd notice and warning process plaats te vinden. Deze procedure is verder beschreven in het escalatie protocol (productie 7 bij dagvaarding), waarbij vijf voorbeeldbrieven zijn gevoegd.

2.6.

Eind 2015/begin 2016 zijn de fabrieken van de Smart Group geïnspecteerd door de Alliance. In dit kader heeft de Smart Group een derde partij ingeschakeld om onderzoek te laten doen naar de sterkte van het beton. Die derde partij heeft hiervoor twee ingenieurs ingeschakeld. Op 30 maart 2016 kwam het de Smart Group ter ore dat de twee ingenieurs fraude hebben gepleegd met de cijfers over de sterkte van het beton. Op diezelfde dag vond hierover een gesprek plaats tussen Rahman en een medewerker van de Stichting.

2.7.

Bij brief van 4 april 2016 heeft de Stichting de Smart Group – kort gezegd – bericht dat de Stichting zou overgaan tot onmiddellijke beëindiging van de samenwerking tussen de Smart Group en de bij het Akkoord aangesloten merken. Op die datum is de Smart Group geplaatst op de lijst van Terminated Factories. Bij e-mail van de Stichting van 23 april 2016 is Fashionlinq onder meer medegedeeld: We are not willing to work with this factory because they have violated any trust we have in them.

2.8.

Bij brief van 20 mei 2016 heeft Fashionlinq de samenwerking met de Smart Group stopgezet.

2.9.

Bij brief van 2 juni 2016 heeft de raadsvrouw van Fashionlinq bij de Stichting bezwaar gemaakt tegen het besluit tot beëindiging van de samenwerking en verzocht om heroverweging. Naar aanleiding hiervan heeft de Stichting bij brief van 24 juni 2016 de beëindiging opgeschort. In die laatste brief is onder meer opgenomen: All remediation of safety findings from initial inspections at the 4 Smart Group RMG factories listed below must be completed latest by 30 September 2016.

2.10.

Op 8 en 9 oktober 2016 is de Smart Group opnieuw geïnspecteerd door de Stichting.

2.11.

Bij brief van 22 oktober 2016 heeft de Stichting de Smart Group onder meer bericht: The engineers found remediation had not been completed at the 3 factories.Op basis hiervan heeft de Stichting de originele beëindiging per 4 april 2016 gereactiveerd.

2.12.

Bij brief van 11 januari 2017 heeft de raadsvrouw van Fashionlinq bij de Stichting wederom bezwaar gemaakt tegen het besluit tot beëindiging van de samenwerking. Naar aanleiding hiervan heeft de Stichting bij brief van 27 januari 2017 bericht dat de beëindiging in stand blijft.

2.13.

Op de website van de Stichting is vermeld dat de fabrieken van de Smart Group op de lijst van Terminated Factories staan met de vermelding: falsification of concrete strength test results.

3 Het geschil

3.1.

Fashionlinq en HVEG vorderen – kort gezegd – het volgende: I. de Stichting te gebieden

(i) haar besluiten van 4 april 2016 en/of 24 juni 2016 en/of 22 oktober 2016 en/of 27 januari 2017 in te trekken, althans de beëindiging van de samenwerking van Fashionlinq en HVEG met de Smart Group op te heffen, althans de besluiten van 22 oktober 2016 en 27 januari 2017 op te schorten, totdat er een nieuw rapport is over de Smart Group; (ii) de fabrieken van Smart Group te schrappen van de lijst Terminated Factories en ze te plaatsen op de lijst Accord covered Factories althans op de lijst Remediated Factories;(iii) op haar website een bericht te plaatsen dat erop neerkomt dat de fabrieken van Smart Group zijn geplaatst op de lijst Accord covered Factories althans op de lijst Remediated Factories; (iv) althans op eigen kosten een nieuwe onafhankelijke inspectie te laten uitvoeren met betrekking tot Structural, althans met betrekking tot Structural, Fire and Electricity, waarna de Stichting, indien de scores voldoende zijn, gehouden is opnieuw te besluiten de samenwerking per 4 april 2016 te reactiveren; (v) een en ander op straffe van dwangsommen;

II. de Stichting te veroordelen tot betaling van (i) een voorschot op de schade van Fashionlinq en HVEG van € 1.000.000,-;(ii) € 25.008,23 aan buitengerechtelijke kosten en (iii) de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

Fashionlinq en HVEG stellen hiertoe in de dagvaarding – samengevat weergegeven – dat de Stichting fout op fout stapelt bij het nemen van de hiervoor genoemde besluiten. In de laatste twee besluiten (van 22 oktober 2016 en 27 januari 2017) heeft de Stichting om de volgende redenen ten onrechte de beëindiging van de samenwerking met terugwerkende kracht gereactiveerd. (a) De Smart Group heeft aan haar remediation verplichtingen voldaan, overeenkomstig de door de Stichting op 24 juni 2016 gegeven instructies. Uit het rapport dat is opgesteld naar aanleiding van de inspecties van 8 en 9 oktober 2016 blijkt dat de Smart Group 100% heeft gescoord op het onderdeel Structural. Van belang hierbij is dat er geen remediation verplichting bestond ten aanzien van de onderdelen Brand en Elektriciteit, hetgeen ook blijkt uit de uitgebreide emailwisseling tussen de Smart Group en de Stichting. Overigens voldoet de Smart Group ook op die twee onderdelen aan alle eisen. Dit blijkt ook uit het feit dat de Alliance aan de Smart Group heeft laten weten dat het haar weer is toegestaan samen te werken met de partijen die bij de Alliance zijn aangesloten. Bovendien is de Stichting verplicht om op basis van het gezamenlijk inspectieprotocol (zie 2.4) de inspecties van de Alliance te volgen. (b) De veiligheid van de fabrieken van de Smart Group heeft nooit op het spel gestaan omdat de geconstateerde fraude geen veiligheidsrisico’s met zich mee heeft gebracht. Niet ter discussie staat dat het beton in de desbetreffende fabriek gewoon voldeed. Daarnaast geldt dat de Stichting enkel is opgericht om de veiligheid in de textielindustrie te verbeteren. Dit betekent dat de Stichting in deze zaak, waar het ging om fraude, niet bevoegd is maatregelen op te leggen. (c) De Stichting heeft in strijd gehandeld met haar eigen regels en met doel en strekking van het Akkoord, wederom omdat de veiligheid van de fabrieken nooit op het spel heeft gestaan en omdat de Smart Group volledig meewerkt aan het Akkoord en de remediaton maatregelen. Ook heeft de Stichting in strijd gehandeld met het escalatieprotocol dat is opgesteld op grond van artikel 21 van het Akkoord (zie 2.5). De daarin beschreven stappen zijn niet gevolgd. (d) De beëindiging is disproportioneel. Niet inzichtelijk is waarom de Stichting meteen de meest vergaande maatregel van beëindiging heeft opgelegd. Fashionlinq en HVEG hebben een spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen. Zij kunnen niet in zee gaan met andere fabrieken in Bangladesh. Niet alleen Fashionlinq maar ook haar klanten moeten bepaalde verantwoordelijkheden op zich nemen ten aanzien van de fabrieken in Bangladesh. De klanten van Fashionlinq willen geen extra verantwoordelijkheden ten aanzien van niet bij hen “geliste” fabrieken aangaan. Indien Fashionlinq moet uitwijken naar China is dat aanmerkelijk duurder. Ook staat het lot van ongeveer 15.000 fabrieksarbeiders op het spel. Omdat de financiële positie van de Stichting niet bekend is, hebben Fashionlinq en HVEG eveneens een spoedeisend belang bij toewijzing van het gevorderde voorschot op de schade. Ter zitting hebben Fashionlinq en HVEG daarnaast gesteld dat de beëindiging van de samenwerking in strijd is met het mededingingsrecht.

3.3.

De Stichting heeft verweer gevoerd.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

de bevoegdheid van de voorzieningenrechter

4.1.

De Stichting heeft als eerste het verweer gevoerd dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is van dit geschil kennis te nemen omdat in artikel 5 van het Akkoord is overeengekomen dat eventuele geschillen zullen worden beslecht door middel van arbitrage. Hierbij is de UNCITRAL Model Law on International Commercial Arbitration 1985 (hierna UNCITRAL) van toepassing verklaard en artikel 17 daarvan voorziet in de mogelijkheid om voorlopige voorzieningen te vragen, aldus de Stichting.

4.2.

Fashionlinq en HVEG hebben hiertegen aangevoerd dat de bevoegdheid van het arbitraal tribunaal om voorlopige voorzieningen te treffen, de bevoegdheid van de gewone rechter om voorlopige voorzieningen te treffen niet uitsluit. Zij verwijzen hiervoor naar de artikelen 17J en 26 lid 9 UNCITRAL.

4.3.

In gevallen waarin partijen een arbitrageclausule zijn overeengekomen is de voorzieningenrechter ingevolge artikel 1022c Rv naast de arbiter bevoegd van het geschil kennis te nemen indien de gevraagde beslissing niet, of niet tijdig, in arbitrage kan worden verkregen. Dat het UNCITRAL de mogelijkheid biedt voorlopige voorzieningen te vragen brengt niet zonder meer mee dat die voorzieningen in dit concrete geval ook tijdig kunnen worden verkregen. Fashionlinq en HVEG hebben aangevoerd dat geen arbitrage is gestart, en dus nog geen arbiters zijn benoemd. De Stichting heeft hiertegenover haar beroep op onbevoegdheid niet concreet toegelicht. Desgevraagd kon zij niet aangeven hoe snel een spoedprocedure kan worden gestart en binnen welke termijn een arbitrale voorlopige voorziening kan worden verkregen. Zij kon alleen iets verklaren over de gemiddelde duur van een bodemzaak in arbitrage. Om die reden moet het ervoor worden gehouden dat de gevraagde beslissing in arbitrage niet tijdig kan worden verkregen.

de vorderingen van Fashionlinq en HVEG

4.4.

De vorderingen van Fashionlinq en HVEG komen er kort gezegd op neer dat de samenwerking met de Smart Group dient te worden hersteld en dat de Smart Group van de lijst met Terminated Factories wordt geschrapt. Deze vorderingen zijn toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vorderingen eveneens zal toewijzen en Fashionlinq en HVEG hierbij een spoedeisend belang hebben.

4.5.

Het gaat in dit kort geding om de vraag of de op 16 maart 2016 door de Alliance geconstateerde (en door de Smart Group toegegeven) fraude (het vervalsen van testresultaten) de vergaande door de Stichting genomen maatregelen kan rechtvaardigen. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dit het geval is. Doelstelling van het Akkoord is het verbeteren van de veiligheid ten behoeve van de textielarbeiders in Bangladesh. Het plegen van fraude – ook al heeft die fraude wellicht niet direct de veiligheid van de gebouwen in gevaar gebracht – leidt tot een vertrouwensbreuk met de Stichting. De Stichting heeft in dit verband terecht aangevoerd dat juist in een land als Bangladesh, waar fraude en corruptie hoogtij vieren, het van onmiskenbaar belang is dat partijen bij het Akkoord elkaar volledig kunnen vertrouwen. Het staat de Stichting dan ook vrij streng op fraude te reageren, op een wijze die zij passend acht, tenzij haar reactie buitenproportioneel is. Voorshands kan niet worden geoordeeld dat het afgeven van een notice of termination in dit geval buitenproportioneel is. Het moet voor alle aangeslotenen overduidelijk zijn dat fraude niet kan worden getolereerd (zero tolerance) omdat dit de doelstellingen van het Akkoord volledig ondergraaft en dat de Stichting maatregelen dient te treffen indien fraude wordt geconstateerd. Dat het Akkoord geen regeling bevat over fraude, en over de wijze waarop de Stichting op fraude dient te reageren, maakt uiteraard niet dat het haar verboden is op fraude te reageren op een wijze die zij passend acht. Dat geen notice and warning procedure is gevolgd, maakt dit evenmin anders omdat niet is voorgeschreven dat die procedure in geval van fraude dient te worden gevolgd. Die procedure geldt in geval een fabrikant ertoe bewogen moet worden zo snel mogelijk herstelwerkzaamheden uit te voeren, en daarvan is hier geen sprake.

4.6.

Verder dient er in dit kort geding voorshands van te worden uitgegaan dat de maatregelen die de Smart Group uiterlijk 30 september 2016 diende te treffen zagen op zowel Gebouw, Brand als Elektriciteit. Dit volgt uit de zogenoemde Corrective Action Plans. In de emailcorrespondentie is ook niet alleen gesproken over het onderdeel Gebouw, maar is steeds gesproken over alle werkzaamheden. Ook dient er – gezien hetgeen de Stichting hierover heeft aangevoerd – van te worden uitgegaan dat de Smart Group niet tijdig en volledig alle maatregelen heeft uitgevoerd, zodat niet aan de voorwaarde is voldaan die is opgenomen in de brief van 24 juni 2016 (zie 2.9).

4.7.

Fashionlinq en HVEG hebben zich tevens beroepen op het mededingingsrecht omdat de Stichting Fashionlinq feitelijk een afnameverbod oplegt bij de Smart Group, waardoor de concurrentiepositie van Fashionlinq ernstig wordt beperkt. In dit verband heeft de Stichting verwezen naar het arrest van de Hoge Raad uit 2012 in de zaak ANVR/IATA (ECLI:NL:HR:2012:BX0345). Hierin is – kort gezegd – bepaald dat degene die zich op het standpunt stelt dat een ander in strijd met het mededingingsrecht handelt, dit dient te onderbouwen met de relevante (economische) feiten en omstandigheden en niet kan volstaan met een algemene aanduiding van mededingingsrechtelijke verboden. Uit het arrest vloeit voort dat inzicht moet worden gegeven in de voor de beoordeling essentiële omstandigheden, zoals een zorgvuldige marktafbakening, de relevante marktstructuur en marktkenmerken, alsmede het daadwerkelijke functioneren van de relevante markt(en) en van het effect daarop van de gestelde inbreuken. Fashionlinq en HVEG hebben dit nagelaten zodat hun beroep op het mededingingsrecht in dit kort geding niet kan slagen.

4.8.

De conclusie tot zover is dat onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vorderingen van Fashionlinq en HVEG zal toewijzen zodat deze ook in dit kort geding niet kunnen worden toegewezen. Ook is het spoedeisend belang van Fashionlinq en HVEG bij toewijzing van de vorderingen onvoldoende komen vast te staan. Fashionlinq heeft weliswaar aangevoerd dat zij niet met andere kledingfabrieken in Bangladesh in zee kan gaan, maar dit wordt door de Stichting concreet betwist, en als daarvan wel zou moeten worden uitgegaan, dan lijkt dit voorshands een gevolg van het feit dat haar klanten geen kleding uit andere fabrieken in Bangladesh willen. Dit regardeert de Stichting niet. Ook is in dit kader van belang dat de Stichting heeft aangevoerd dat een termination eerst voor onbepaalde tijd was, maar dat nieuw beleid erin voorziet dat een fabrikant na 24 maanden wederom kan worden toegelaten.

4.9.

Afwijzing van de vorderingen betekent in dit geval niet dat Fashionlinq en HVEG niet een aantal terechte kritiekpunten op de Stichting naar voren hebben gebracht. Zo kan de Stichting op sommige punten gebrek aan transparantie worden verweten, hetgeen met name lijkt voort te komen uit het feit dat er weinig of niets is geregeld over de wijze waarop de Stichting op fraude moet reageren en wat de aangesloten bedrijven bij fraude te wachten staat. Kennelijk wordt hierover binnen de Stichting ook nagedacht (zie punt 37 van de pleitnota van mr. Van der Jagt) waardoor mogelijke onduidelijkheden en onaangename verrassingen voor aangesloten bedrijven in de toekomst minder zullen voorkomen. Ook is niet duidelijk waarom een andere kledingfabriek (Haesong) waar eveneens fraude is geconstateerd niet te vinden is op de lijst van Terminated Factories. Dat de Stichting hier meet met twee maten kan evenwel voorshands niet worden vastgesteld. Tot slot kunnen er vraagtekens worden gesteld bij het feit dat de Alliance kennelijk niet is overgegaan tot beëindiging van de relatie met de Smart Group, terwijl de Stichting stelt dat zij en de Alliance samen optrekken. Deze onduidelijkheden kunnen echter niet leiden tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen.

4.10.

Fashionlinq en HVEG zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op:

- griffierecht € 3.894,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal € 4.710,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.

veroordeelt Fashionlinq en HVEG in de proceskosten, aan de zijde van Stichting tot op heden begroot op € 4.710,00,

5.3.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.Bij afwezigheid van mr. Van der Veen is dit vonnis ondertekend door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.

type: MV

coll: BB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature