U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Jeugdstrafrecht. Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Veroordeling tot een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarde en een werkstraf met aftrek van voorarrest.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/689072-16

Datum uitspraak: 26 april 2017

op tegenspraak

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres].

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2017.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.

I. Mannen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.S. Pot, naar voren hebben gebracht.

Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [persoon 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), de heer [persoon 2], namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 19 februari 2016 te Amsterdam en/of te Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [persoon 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en) en/of voornoemde [persoon 3], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft/is hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voornoemde [persoon 3] (met gebalde vuist) tegen het gezicht gestompt, althans geslagen en/of voornoemde [persoon 3] vastgepakt en/of vastgehouden en/of voornoemde [persoon 3] tegen de rug, althans tegen het lichaam getrapt en/of geschopt en/of voornoemde [persoon 3] in een auto geduwd en/of met voornoemde [persoon 3] in de auto gaan rijden en/of de telefoon van voornoemde [persoon 3] (tijdens de rit) afgepakt en/of tegen voornoemde [persoon 3] gezegd dat hij het vijf dubbele ging betalen en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) 500 euro van hem

wilde(n) hebben, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of voornoemde [persoon 3] in een pand/bezorgdienst geduwd en/of voornoemde [persoon 3] (hard) tegen een muur geduwd;

(artikel 282a Wetboek van Strafrecht )

Subsidiair:

hij op of omstreeks 19 februari 2016 te Amsterdam en/of te Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) /is (zijn) hij, verdachte, en / of (een of meer) van zijn mededader(s) voornoemde [persoon 3] (met gebalde vuist) tegen het gezicht gestompt, althans geslagen en/of voornoemde [persoon 3] vastgepakt en/of vastgehouden en/of voornoemde [persoon 3] tegen de rug, althans

tegen het lichaam getrapt en/of geschopt en/of voornoemde [persoon 3] in een auto geduwd en/of met voornoemde [persoon 3] in de auto gaan rijden en/of de telefoon van voornoemde [persoon 3] (tijdens de rit) afgepakt en/of tegen voornoemde [persoon 3] gezegd dat hij het vijf dubbele ging betalen en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) 500 euro van hem wilde(n) hebben, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of voornoemde [persoon 3] in een pand/bezorgdienst geduwd en/of voornoemde [persoon 3] (hard) tegen een muur

geduwd.

(artikel 282 Wetboek van Strafrecht )

2 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3 Waardering van het bewijs

3.1.

De rechtbank acht - met de officier van justitie en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

3.2.

De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het subsidiair ten laste, nu er – kort gezegd – onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om te kunnen stellen dat verdachte als medepleger van het opzettelijk van de vrijheid beroven van [persoon 3] kan worden aangemerkt.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte als medepleger van het subsidiair ten laste gelegde kan worden aangemerkt op grond van de zich in het dossier bevindende aangifte door [persoon 3], de getuigenverklaring van [getuige 1], de getuigenverklaring van [getuige 2] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], inhoudende een gesprek met aangever.

Uit voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt genoegzaam dat verdachte samen met anderen aangever heeft vast gepakt en onder dwang heeft meegenomen de trap af waarbij hij is gedwongen in een auto te stappen en dat aangever, terwijl verdachte hem vasthad door een medeverdachte in zijn gezicht is geslagen en in zijn rug is getrapt. Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een wezenlijke en substantiële bijdrage aan het ten laste gelegde feit heeft geleverd, gelet op zijn rol in de uitvoering en zijn aanwezigheid daarbij. Verdachte heeft het slachtoffer vastgepakt, vastgehouden, meegenomen en de auto ingeduwd toen aangever niet wilde instappen. Verdachte heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd. De rechtbank verwerpt het verweer.

3.3.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde

op 19 februari 2016 te Amsterdam en/of te Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [persoon 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders voornoemde [persoon 3] met gebalde vuist tegen het gezicht gestompt en voornoemde [persoon 3] vastgepakt en vastgehouden en voornoemde [persoon 3] tegen de rug getrapt en voornoemde [persoon 3] in een auto geduwd en met voornoemde [persoon 3] in de auto gaan rijden en de telefoon van voornoemde [persoon 3] tijdens de rit afgepakt en tegen voornoemde [persoon 3] gezegd dat hij het vijf dubbele ging betalen en voornoemde [persoon 3] in een pand geduwd en voornoemde [persoon 3] hard tegen een muur geduwd.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4 Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5 Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden dat verdachte toezicht en begeleiding krijgt van JBRA en meewerkt aan de begeleiding van IPA (Spirit) gedurende een jaar en tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 150 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het openbaar ministerie voor overtreding van artikelen 312 en 317 Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door first offenders.

De landelijke oriëntatiepunten behelzen geen oriëntatiepunt voor overtreding van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 282 Sr . vermeldt dat degene die een ander opzettelijk van zijn vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 8 jaren of een geldboete van de vijfde categorie.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft samen met anderen een jongen van zijn vrijheid beroofd en enige tijd beroofd gehouden. Verdachte heeft samen met zijn mededaders het slachtoffer vastgepakt, vastgehouden en gedwongen om met hen mee te lopen en een auto in te gaan. Ook het slachtoffer door een van de mededaders geslagen en getrapt, terwijl verdachte het slachtoffer vasthad. Verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer, die op de achterbank zat tussen twee mededaders in, in de auto meegenomen naar Diemen. Dit is voor het slachtoffer een beangstigende gebeurtenis geweest. Enkele uren na het feit troffen verbalisanten het slachtoffer thuis aangeslagen en in elkaar gedoken op de bank aan. Zij zagen dat hij letsel in zijn gezicht had. Dit is een ernstig feit dat de rechtbank verdachte aanrekent. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de impact die feiten als het onderhavige op slachtoffers daarvan hebben. Daarnaast maken feiten als het onderhavige ook grote indruk op omstanders die uit het niets daarmee worden geconfronteerd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatievan 17 maart 2017 waaruit blijkt dat verdachte door de kantonrechter te Amsterdam is veroordeeld tot een geldboete in verband met overtreding van artikel 110 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 .

De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een rapport van de Raad van 11 april 2017 waarin de Raad adviseert verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden dat verdachte inzicht geeft in zijn relaties en vrije tijdsbesteding en mee zal werken aan de ingezette hulp, zoals IPA, waarbij aan JBRA opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden door verdachte en verdachte daarbij te begeleiden.

Ter zitting heeft de Raad gepersisteerd bij de inhoud en het advies vermeld in voornoemd rapport. De Raad heeft voorts geadviseerd dat de bijzondere voorwaarden voor de duur van een jaar worden opgelegd.

Ter zitting heeft JBRA zich aangesloten bij het advies van de Raad.

De rechtbank ziet in het voorgaande, met name de aard en de ernst van het feit, aanleiding om verdachte een jeugddetentie op te leggen. De rechtbank legt deze straf evenwel voorwaardelijk op om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 47, 77 g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9 Beslissing

Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:

Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 1 (een) maand.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden.

Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;

- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:

-zich onder behandeling zal stellen van IPA (Spirit) op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven.

Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

De rechtbank bepaalt dat de bijzondere voorwaarde en het toezicht en de begeleiding voor de duur van 1 (een) jaar worden opgelegd.

Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.

Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.

Dit vonnis is gewezen door

mr. I.M. Nusselder, voorzitter tevens kinderrechter,

mrs. G.S. Crince Le Roy en H.P.E. Has, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature