E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBAMS:2016:9683
Rechtbank Amsterdam, HA RK 16-405

Inhoudsindicatie:

Verzoek toegewezen. Een verdachte heeft het recht om het laatste woord te voeren. Dit recht is fundamenteel, maar niet onbeperkt. De rechter kan volgens jurisprudentie van de Hoge Raad ingrijpen als een verdachte bij het uitspreken van het laatste woord nodeloos in herhaling valt en herhaalt wat ter zitting al is besproken of zaken naar voren brengt die niet dienstig zijn aan de strafzaak. In het onderhavige geval heeft verzoekster tijdens de behandeling van de strafzaak slechts gesproken tijdens het laatste woord. De tekst die verzoekster heeft kunnen uitspreken bevindt zich bij de stukken. Zakelijk weergegeven geeft verzoekster hierin haar visie op een deel van het vreemdelingenbeleid en trekt zij een vergelijking met het feit dat haar in de strafzaak wordt verweten. Dat verzoekster tijdens het uitspreken van het laatste woord heeft herhaald wat ter zitting al aan de orde is geweest is de wrakingskamer uit het proces-verbaal en de daarbij gevoegde pleitnota van haar raadsman niet gebleken. Hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht kan voorts naar het oordeel van de wrakingskamer niet evident als niet ter zake dienend of zonder meer als niet relevant voor de strafzaak van verzoekster worden beschouwd. Dat verzoekster nodeloos in herhaling is gevallen is de wrakingskamer uit het dossier evenmin gebleken. Ook is niet gebleken dat aan verzoekster kenbaar is gemaakt dat haar motieven de rechter duidelijk waren.

Onder deze omstandigheden is de wrakingskamer van oordeel dat de beslissing van de rechter om verzoekster te beperken in haar laatste woord, bij verzoekster de objectief gerechtvaardigde vrees heeft kunnen laten ontstaan dat de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen lijden. Hieraan draagt in het bijzonder ook bij hetgeen de rechter bij aanvang van het laatste woord heeft kenbaar gemaakt. De rechter kon daardoor immers de indruk wekken dat zij op voorhand de motieven van verzoekster voor de beoordeling van de zaak niet van belang achtte. De wrakingskamer benadrukt daarbij dat overigens niet is gebleken dat de rechter jegens verzoekster ook vooringenomen is.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie