Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Clusternummer: 104626
zaaknummer: 5418265 EA VERZ 16-1206
beschikking van: 7 december 2016
func.: 438
beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
de besloten vennootschap Kids II Europe B.V.
gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: Kids II Europe
gemachtigde: mr. T.E.J. Bender
t e g e n
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.N.A. Dijkman
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Kids II Europe heeft op 4 oktober 2016 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Daarna heeft Kids II Europe een ‘Herziene versie verzoekschrift ex artikel 7:671 b BW ’ ingediend, met producties.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 16 november 2016. Kids II Europe is verschenen bij [naam 1] , vergezeld door mr. W.M. Blom als gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald, met dien verstande dat partijen gedurende een week de mogelijkheid van een minnelijke regeling zouden onderzoeken. Bij brief van 24 november 2016 heeft Kids II Europe medegedeeld dat geen overeenstemming is bereikt.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is sinds [datum] 2014 in dienst van Kids II Europe en is laatstelijk werkzaam in de functie van [functie] . Het bruto salaris bedraagt € 9.835,35 per maand exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
1.2.Voordien is [verweerder] vanaf [datum] 2005 in dienst geweest van Kids II UK ltd.
1.3.Kids II Europe en Kids II UK ltd maken deel uit van het wereldwijd opererende concern Kids II, met haar hoofdkantoor in de Verenigde Staten (hierna: Kids II).
1.4.In 2014 heeft Kids II een nieuw kantoor in Amsterdam geopend. Dit is opgezet door [verweerder] .
1.5.Tot 1 december 2015 heeft [verweerder] gerapporteerd aan [naam 2] , Vice President bij het hoofdkantoor. Van 1 december 2015 tot 1 mei 2016 heeft [verweerder] gerapporteerd aan [naam 3] , eveneens Vice President bij het hoofdkantoor (hierna: [naam 3] ).
1.6.Begin 2016 heeft Kids II Europe medegedeeld dat een nieuwe organisatiestructuur zou worden ingevoerd. In dat kader zou een nieuwe leidinggevende (Vice President) voor het kantoor in Amsterdam worden aangetrokken.
1.7.Op 13 april 2016 heeft [verweerder] in Amsterdam een gesprek gehad met [naam 3] .
1.8.Met ingang van 1 mei 2016 werd de nieuwe Vice President [naam 4] (hierna: [naam 4] ) de leidinggevende van [verweerder] .
1.9.In de werkverhouding tussen [naam 4] en [verweerder] zijn vervolgens problemen ontstaan.
1.10.Op 22 juni 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 3] , [naam 4] en [verweerder] . Volgens het daarvan door [naam 3] gemaakte verslag heeft deze daarbij zijn teleurstelling uitgesproken over het gebrek aan samenwerking tussen [naam 4] en [verweerder] als twee van zijn senior leidinggevenden.
1.11.Op 11 augustus 2016, tijdens de Global Sales Week van Kids II welke in Atlanta werd gehouden en waar ook [naam 4] en [verweerder] aanwezig waren, heeft (wederom) een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 3] , [naam 4] en [verweerder] . Volgens het daarvan door [naam 3] gemaakte verslag heeft deze daarbij aangegeven slechts 4 opties te zien, te weten: A. [naam 4] wordt ontslagen, B. [verweerder] wordt ontslagen, C. beiden worden ontslagen of D. [naam 4] en [verweerder] vinden een oplossing voor hun problemen en bespreken hoe in de toekomst verder te gaan. Volgens het verslag kozen zowel [naam 4] als [verweerder] voor de laatste optie. Volgens het verslag heeft [naam 4] onder meer excuses aangeboden aan [verweerder] voor zijn optreden jegens hem, heeft [verweerder] zich gecommitteerd aan een nieuwe start met [naam 4] , en hebben zowel [naam 4] als [verweerder] verklaard mogelijkheden te zien om vanaf daar gezamenlijk verder te gaan.
1.12.In de avond van 11 augustus 2016 waren in een café vele medewerkers en ex-medewerkers van Kids II aanwezig, waaronder [naam 4] en [verweerder] . [naam 4] heeft het café om circa 22.50 uur verlaten. Naar aanleiding van de mededeling van een ex-collega over een opmerking die [naam 4] kort daarvoor jegens haar over [verweerder] heeft gemaakt, is [verweerder] daarna achter [naam 4] aan gegaan en is het vlak buiten het café tot een heftige woordenwisseling gekomen tussen beiden, waarna collega’s hebben ingegrepen. Op dezelfde avond heeft [verweerder] per WhatsApp aan [naam 3] excuses gemaakt voor zijn gedrag.
1.13.Tijdens een gesprek op 12 augustus 2016 heeft [naam 3] aan [naam 4] medegedeeld dat hij op verschillende punten kritiek heeft op het functioneren van [naam 4] als leidinggevende. In het bijzonder heeft [naam 3] daarbij aan [naam 4] medegedeeld dat deze de avond daarvoor een erg slecht oordeelsvermogen heeft getoond bij de conversatie met de ex-collega over [verweerder] .
1.14.Op 16 augustus 2016 deelde Kids II Europe aan [verweerder] mee de arbeidsovereenkomst met hem te willen beëindigen, en werd [verweerder] op non-actief gesteld.
1.15.Op 13 september 2016 heeft Kids II Europe (althans Kids II) [naam 4] op non-actief gesteld. Inmiddels heeft Kids II Europe een verzoek gericht tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [naam 4] ingediend.
1.16.Tussen Kids II Europe en [verweerder] zijn onderhandelingen gevoerd gericht op een minnelijke regeling, welke niet tot een resultaat hebben geleid.
Verzoek
2. Kids II Europe verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ex artikel 7:671b lid 1, onderdeel a Burgerlijk Wetboek (BW) te ontbinden, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding.
3. Aan dit verzoek legt Kids II Europe ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 jo lid 1 BW . Volgens Kids II Europe is sprake van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 sub e BW en van een verstoorde arbeidsrelatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 sub g BW. Ter onderbouwing daarvan stelt Kids II Europe - kort samengevat - dat [verweerder] niet kon aanvaarden dat een ander dan hijzelf de nieuwe Vice President in het kantoor te Amsterdam is geworden, en dat hij zich daardoor onprofessioneel en onverantwoordelijk heeft gedragen jegens zijn nieuwe leidinggevende [naam 4] en jegens collega’s. Dit is uitgemond in het onder 1.12 bedoelde incident op 11 augustus 2016. Door deze gedragingen van [verweerder] is de spanning op de werkvloer te snijden en gaan collega’s niet meer met plezier naar het werk. Herplaatsing is niet mogelijk en voor toekenning van een vergoeding voor juridische kosten is geen plaats. Kids II Europe is wel bereid tot betaling van een transitievergoeding.
Verweer
4. [verweerder] voert als verweer dat – kort samengevat – er geen sprake is geweest van onprofessioneel of disloyaal gedrag zijnerzijds. Integendeel, uit zijn goede beoordelingen tot in 2015 blijkt dat hij altijd uitstekend heeft gefunctioneerd. Het optreden van [naam 4] (en diens disfunctioneren) heeft ervoor gezorgd dat de werkrelatie tussen [verweerder] en (uitsluitend) [naam 4] werd verstoord. [verweerder] heeft alles gedaan wat in zijn macht lag om deze relatie te verbeteren. Het incident op 11 augustus 2016 is te betreuren maar werd veroorzaakt door verwijtbaar handelen van [naam 4] . Kids II Europe stuurt zonder voldoende grond aan op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] betwist dat er sprake is van verwijtbaar handelen zijnerzijds of van een verstoorde arbeidsrelatie in een mate die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Hij verzoekt (uitsluitend) om afwijzing van het ontbindingsverzoek en voorts om Kids II Europe te veroordelen in de door hem gemaakte kosten, waaronder advocaatkosten ad € 12.500,- vermeerderd met de btw.
Beoordeling
5. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met h BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
6. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Kids II Europe naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e en /of sub g BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerder] zich tijdens de onder 1.12 bedoelde woordenwisseling met [naam 4] niet heeft gedragen zoals van hem mocht worden verwacht. Bij de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid (en van de vraag of er sprake is van een structureel probleem of van een incident) is onder meer van belang wat er precies is gebeurd, wat de directe aanleiding was, welke voorgeschiedenis een rol heeft gespeeld en hoe [verweerder] zich naar aanleiding daarvan heeft opgesteld.
8. Directe aanleiding voor het verzoek vormen de gebeurtenissen op 11 augustus 2016 als bedoeld onder 1.12. Ter onderbouwing van haar lezing daarvan heeft Kids II Europe een aantal verklaringen van daarbij aanwezige werknemers overgelegd. Zoals ter zitting is gebleken zijn die verklaringen opgesteld aan de hand van een tekst die door de bedrijfsjurist van Kids II Europe is opgesteld nadat deze de betrokken medewerker heeft gehoord. Tevens is komen vast te staan dat een van deze medewerkers deze van de bedrijfsjurist ontvangen tekst in een op een voor [verweerder] belangrijk punt (dat te maken had met de vraag of hij zichzelf uitsloot of dat hij werd uitgesloten) in een voor [verweerder] positieve zin heeft gewijzigd. Na ondertekening heeft zij deze verklaring aan (de bedrijfsjurist van) Kids II Europe retour gezonden. Kids II Europe heeft er echter voor gekozen om niet deze door de betrokken medewerkster ondertekende verklaring als productie over te leggen, maar in plaats daarvan de door de bedrijfsjurist van Kids II Europe opgestelde tekst. En zij heeft het daarbij doen voorkomen alsof deze laatste de verklaring van de medewerkster was. Dit is een handelswijze die niet alleen in strijd is met art. 21 Rv maar die ook gerede twijfel doet rijzen over handelswijze van Kids II Europe bij het onderzoek naar de relevante feiten en omstandigheden, waarbij voor haar kennelijk niet de waarheidsvinding voorop heeft gestaan.
9. Daarnaast heeft Kids II Europe een ‘herziene versie’ van het verzoekschrift met producties ingediend. In de begeleidende brief wordt medegedeeld dat productie 5 bij het (oorspronkelijke) verzoekschrift onvolledig was en dat deze in de herziene versie is aangevuld. Zoals [verweerder] ter zitting heeft opgemerkt blijkt Kids II Europe in werkelijkheid een deel van de als productie 5 bij het oorspronkelijke verzoek overgelegde verklaringen van [naam 3] , waarvan de inhoud voor [verweerder] positief was, uit de herziene productie 5 te hebben verwijderd. Het staat Kids II Europe vrij om haar processtukken naar eigen goeddunken in te richten, maar het is in strijd met een goede procesorde om een nieuwe versie van een verzoekschrift over te leggen met misleidende informatie over de daarin aangebrachte wijzigingen. In elk geval blijft het oorspronkelijke verzoekschrift – met de voor [verweerder] positieve verklaringen van [naam 3] – tot de processtukken behoren.
10. Rekening houdend met het voorgaande blijken uit de overgelegde producties en uit de in zoverre niet gemotiveerd betwiste stellingen van partijen de volgende omstandigheden.
11. Tot en met de laatste beoordeling in 2015 heeft [verweerder] goede tot uitstekende beoordelingen gehad. In het verslag van de beoordeling in maart 2015 wordt [verweerder] onder meer aangeduid als: ‘One of the best team players in our international group.’ Door zijn team is [verweerder] driemaal, waaronder voor het eerste kwartaal 2016, genomineerd voor een door Kids II uit te reiken ‘Shining Star Award’.
12. [verweerder] heeft gemotiveerd betwist dat hij bezwaar had tegen het feit dat een andere zou worden aangetrokken als nieuwe Vice President bij het kantoor te Amsterdam en dat hij aan deze zou gaan rapporteren, en Kids II Europe heeft die stelling niet onderbouwd. Zonder nadere uitleg, welke ontbreekt, valt die stelling ook niet te rijmen met de overgelegde verklaringen van [naam 3] en diens handgeschreven bedankbriefje ter gelegenheid van diens bezoek aan Amsterdam in april 2016.
13. Wel blijkt uit de verklaringen van [naam 3] , die als leidinggevende van zowel [naam 4] als [verweerder] zich actief heeft bemoeid met de problemen in de samenwerking tussen beiden, dat niet alleen hij maar ook andere medewerkers in het team op het kantoor te Amsterdam grote moeite hadden met de wijze van optreden en communiceren van [naam 4] . Uit de stukken blijkt dat dit een aantal malen aanleiding was voor gesprekken tussen [verweerder] en [naam 4] , al dan niet in aanwezigheid van [naam 3] .
14. Uit het verslag van [naam 3] van het onder 1.11 bedoelde gesprek blijkt onder meer dat [verweerder] grote bezwaren had tegen de manier van optreden van [naam 4] , maar niet is gebleken dat daaraan een redelijke grond ontbrak. Ook blijkt daaruit dat [naam 3] de situatie (bezien vanuit het belang van Kids II) zo ernstig inschatte dat de mogelijkheid van ontslag van zowel [naam 4] (die pas vanaf 1 mei 2016 in functie was) als [verweerder] ter sprake is gekomen. Tijdens dat gesprek heeft [naam 4] excuses aan [verweerder] gemaakt en hebben beiden afgesproken om – kort samengevat – een streep onder het verleden te zetten en in de toekomst samen te werken. Uit de door [verweerder] overgelegde en in zoverre niet gemotiveerd door Kids II Europe betwiste verklaring van een ex-medewerkster van Kids II blijkt echter dat [naam 4] desondanks die avond in het café jegens haar opmerkingen over [verweerder] heeft gemaakt, die denigrerend kunnen worden opgevat, waarbij begrijpelijk is dat [verweerder] deze ook denigrerend heeft opgevat, en dit bovendien zonder dat [verweerder] daarvoor enige aanleiding heeft gegeven. Tevens blijkt daaruit dat deze opmerking – die [verweerder] vernam toen [naam 4] naar buiten ging – voor [verweerder] de aanleiding vormde om [naam 4] achterna te gaan. Deze gang van zaken vindt ook steun in de verklaringen van anderen en in de stellingen van partijen. Gelet op de voorgeschiedenis en context is niet onbegrijpelijk dat [verweerder] geëmotioneerd heeft gereageerd in de richting van [naam 4] en daarbij luid van zijn afkeer heeft laten blijken. Daarbij is ook van belang dat volgens diverse verklaringen [naam 4] daarbij aan [verweerder] heeft medegedeeld: ‘You will be out of a job tomorrow’, en verder dat het is gebleven bij verbale uitingen en er geen sprake is geweest van fysiek geweld.
15. Diezelfde avond heeft [verweerder] jegens [naam 3] erkend dat hij onjuist heeft gehandeld. De ochtend daarna heeft hij aan de bij het incident betrokken collega’s die naar buiten zijn gekomen en hem van [naam 4] hebben gescheiden excuses gemaakt, en daarbij erkend dat hij onprofessioneel had gehandeld.
16. Dat er vóór 11 augustus 2016 incidenten hebben plaatsgevonden waarbij [verweerder] zich jegens [naam 4] of andere collega’s of leidinggevenden onprofessioneel, althans verwijtbaar heeft gehandeld, is niet komen vast te staan. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [verweerder] heeft Kids II Europe deze stelling ook onvoldoende concreet onderbouwd. Kids II Europe heeft in dat verband wel verklaringen van [naam 4] overgelegd, maar gelet op de verhouding tussen beiden en in het licht van hetgeen daarna is gebeurd kan daarop niet zonder meer worden afgegaan.
17. Wel is komen vast te staan dat de samenwerking tussen [naam 4] en [verweerder] niet goed was. Gelet op het voordien altijd goed functioneren van [verweerder] – ook en met name als ‘teamplayer’ –, het feit dat ook de leidinggevende van [naam 4] kennelijk van oordeel was (en is) dat [naam 4] niet goed als leidinggevende functioneerde, en het feit dat Kids II Europe aanleiding heeft gevonden om reeds in september 2016 (dat wil zeggen binnen vijf maanden na aanvang van diens functioneren) te streven naar ontslag van [naam 4] , ligt het niet voor de hand dat die slechte samenwerking het gevolg is van gedragingen van [verweerder] . Kids II Europe heeft haar stellingen ook op dit punt onvoldoende onderbouwd.
18. Gelet op het voorgaande is slechts sprake geweest van een incident, te weten het onder 1.12 bedoelde incident, waarbij [verweerder] weliswaar verwijtbaar heeft gehandeld, maar waarbij dat handelen in de gegeven omstandigheden, in het bijzonder het gedrag van [naam 4] en de daardoor bij [verweerder] opgewekte emoties, niet onbegrijpelijk is geweest. Voorts is van belang dat [verweerder] de onjuistheid van zijn handelen direct heeft ingezien en daarvoor ook direct excuses heeft gemaakt aan zijn leidinggevenden en collega’s. Mede gelet op de uitstekende staat van dienst van [verweerder] en de goede beoordelingen die hij in verband daarmee heeft gekregen van leidinggevenden en collega’s biedt dit incident onvoldoende grond voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen of nalaten.
19. Evenmin is gebleken dat er sprake is van een zodanige verstoring van de arbeidsrelatie dat voldoende redenen bestaan voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op die grond. Dat de werkrelatie met [naam 4] is verstoord – waarbij in het geheel niet is komen vast te staan dat [verweerder] daarvan een verwijt te maken valt – staat wel voldoende vast. Echter, nu Kids II Europe eveneens van oordeel is dat [naam 4] als leidinggevende onvoldoende functioneert, hem in verband daarmee op non-actief heeft gesteld en streeft naar diens ontslag, behoeft dat niet in de weg te staan aan een voortzetting van het dienstverband met [verweerder] . Voorts staat voldoende vast dat de arbeidsrelatie tussen [verweerder] en zijn leidinggevenden en collega’s tot 1 mei 2016 uitstekend was en is niet gebleken dat in de korte tijd tot half augustus 2016 – waarin [verweerder] ook nog eens op vakantie is geweest – er zodanige voorvallen hebben plaatsgevonden dat eventuele verstoringen van de onderlinge verhoudingen niet zouden kunnen worden hersteld, eventueel met behulp van deskundige derden.
20. De conclusie is dat het verzoek van Kids II Europe zal worden afgewezen.
21. Bij deze uitkomst van de procedure zal Kids II Europe met de proceskosten van [verweerder] worden belast. Er bestaat onvoldoende grond om daarbij af te wijken van het gebruikelijke tarief.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Kids II Europe in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 545,00 aan salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief btw;
veroordeelt Kids II Europe tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Kids II Europe niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.