U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Mensenhandel tav minderjarige slachtoffers, gewoontewitwassen, bevel gevangenneming

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/730040-14 (Promis)

Datum uitspraak: 21 april 2015

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens [adres 1, te plaats].

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 maart, 2 en 7 april 2015.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.F. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.A.C. de Bruijn naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – onder 1 ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 juli 2013 tot en met 6 mei 2014 in Nederland, schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mensenhandel jegens [persoon 1] en [persoon 2], terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt.

Onder 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 juli 2013 tot en met 6 mei 2014 in Nederland, schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van (gewoonte)witwassen.

De tekst van de, op de terechtzitting van 31 maart 2015 gewijzigde, tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Inleiding

Op 7 januari 2014 heeft verbalisant [verbalisant] in verband met een “niet vergunde prostitutie” controle telefonisch contact opgenomen met telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat in de seksafsprakenadvertentie van “[naam 1]” op [website A] stond vermeld. Deze advertentie was sinds 21 december 2013 in gebruik. De telefoon werd opgenomen door een Nederlandssprekend meisje en met haar heeft hij een seksafspraak voor 18:00 uur gemaakt. Desgevraagd gaf zij als locatie voor de seksafspraak het adres [adres 2, te plaats] op. Ter plaatse heeft verbalisant [verbalisant] nogmaals telefonisch contact opgenomen met “[naam 1]”. Zij zou hem op straat ophalen. [verbalisant] is naar haar toe gelopen en net als zij bij de toegangsdeur van het adres [adres 2] naar binnengegaan. Daar heeft hij zich – evenals zijn collega’s die inmiddels ook binnen waren – als politieagent geïdentificeerd. Hierop is “[naam 1]” de trap op gerend en heeft bij de zolderbergingen op de vierde verdieping een deur geopend. Ter plaatse verklaarde “[naam 1]” dat haar echte naam [persoon 3] (hierna: [persoon 3]) is en dat zij op [geboortedag] 1996 is geboren.

Gezien het feit dat [persoon 3] als minderjarige als prostituee werkzaam was is er nader onderzoek gedaan naar de gegevens in de telefoon van [persoon 3] en advertenties op seksafsprakensites. Hierop stuitte de politie op ene “[naam 2]”, die eveneens in de prostitutie werkte en vermoedelijk ook minderjarig was. Uit onderzoek bleek dat “[naam 2]” [persoon 4] (hierna: [persoon 4]) is en dat zij op [geboortedag] 1996 is geboren.

Wanneer de politie in het belang van het onderzoek de telefoon van “[naam 2]” c.q. [persoon 4] afluistert, blijkt dat [persoon 4] meerdere seksafspraken met klanten maakt en dat zij in de woning op het adres [adres 3, te plaats] verblijft. Op 11 februari 2014 gaat de politie naar dit adres in [plaats] om een seksafspraak van [persoon 4] te verhinderen. In de woning worden [persoon 4], medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens op verdenking van mensenhandel aangehouden. [medeverdachte 1] is na verhoor in vrijheid gesteld. Onder medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en in de woning aangetroffen mobiele telefoons heeft de politie in beslag genomen. Uit onderzoek naar de inhoud van de telefoons blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1], samen met anderen, betrokken is bij de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 4].

Ook blijkt uit onderzoek van de inbeslaggenomen telefoons dat medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken is bij de prostitutiewerkzaamheden van twee andere meisjes. Het gaat om [persoon 1], geboren op [geboortedag] 1997, die blijkens de verklaring van haar moeder, sinds haar 13de jaar gedragsproblemen heeft en op haar 15de jaar van huis is weggelopen om in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] te gaan verblijven. [persoon 1] is daar opgehaald door haar moeder en een medewerker van Jeugdzorg om in een jeugdinstelling te gaan wonen. Uit een eerder uitgevoerd intelligentieonderzoek blijkt dat zij een laagbegaafd/moeilijk lerend intelligentieniveau heeft. Daarnaast gaat het om [persoon 2], geboren op [geboortedag] 1996. [persoon 2] vertelt de politie dat zij in 2013 een periode bij medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ingewoond, omdat het niet ging met haar moeder. Daarvoor had ze al vijf jaar via Jeugdzorg in jeugdinstellingen gezeten.

Uit de inhoud van de WhatsApp-berichten leidt de politie ook de betrokkenheid van een persoon genaamd “[naam 3]” af. Ook [persoon 2] verklaart op 27 maart 2014 tegenover de politie over de betrokkenheid van “[naam 3]”, die zij ook wel “[naam 4]” noemt en aan de [adres 1] woont. Uit politieregistraties blijkt het om verdachte te gaan.

Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn op 6 mei 2014 door de politie aangehouden op verdenking van mensenhandel.

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich, in haar schriftelijk requisitoir uitgebreid en hier verkort weergegeven, op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 juli 2013 tot en met 6 mei 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, [persoon 1] en [persoon 2] heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en [persoon 2]. Ook heeft hij hen ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele handelingen van die [persoon 1] en [persoon 2] met een derde tegen betaling, dit alles terwijl zij de leeftijd van 18 jaren nog niet hadden bereikt.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich, in zijn pleitnota uitgebreid en hier verkort weergegeven, op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde handelingen met betrekking tot [persoon 2] niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van het onder 1 sub 2, 5 en 8 ten laste gelegde heeft verdachte slechts een beperkte rol gespeeld, waardoor medeplegen niet kan worden aangenomen. Gelet op deze omstandigheden moet verdachte van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken. Ook het onder 2 ten laste gelegde kan niet worden bewezen, nu niet aan het bewijsminimum wordt voldaan.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, zoals hierna vermeld. De rechtbank grondt haar beslissing op de bewijsmiddelen zoals die in bijlage II van dit vonnis zijn opgenomen.

De rechtbank overweegt aanvullend als volgt.

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde

Betrouwbaarheid [persoon 2]

De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid zorgvuldig moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen in strafzaken. Met name in mensenhandelzaken is behoedzaamheid op zijn plaats. De betrouwbaarheid van belastende verklaringen van vermeende slachtoffers in mensenhandelzaken kan onder druk staan vanwege wraakgevoelens of het vooruitzicht op andere voorzieningen als onderdak en hulp bij de opvang van eventuele kinderen. Ook kan de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers negatief beïnvloed worden door angst, gevoelens van loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving over mensenhandel.

Anders dan de verdediging en met de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaring van [persoon 2] onbetrouwbaar te achten. [persoon 2] verklaart immers in de kern consistent over de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden en haar verklaring wordt in voldoende mate ondersteund door andere (objectieve) bewijsmiddelen. Verdachte heeft bovendien bevestigd dat hij [persoon 2] naar afspraken bracht en daar geld voor kreeg. Dat [persoon 2] mogelijk niet geheel naar waarheid heeft verklaard over de betrokkenheid van “[naam 5]” bij haar prostitutiewerkzaamheden, maakt haar verklaring niet als in zijn geheel onbetrouwbaar.

Medeplegen

Medeplegen vereist een bewuste en nauwe samenwerking, hetgeen opzet impliceert. Voor bewezenverklaring van opzet op een bepaald delict hoeft niet steeds vast te staan dat de verdachte weet heeft van de precieze gedragingen van zijn medeplegers. Medeplegers kunnen echter alleen worden gestraft voor elkaars gedragingen voor zover deze binnen hun gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet kunnen worden gebracht.

Gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medepleger [medeverdachte 1] ieder een eigen, elkaar over en weer aanvullende, rol bij het tot stand brengen en houden van de uitbuitingssituatie van [persoon 1] en [persoon 2] vervulden. Als gevolg hiervan kunnen de door de medepleger verrichte handelingen ten aanzien van [persoon 1] en [persoon 2] aan verdachte worden toegerekend en omgekeerd.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gewoontewitwassen kan worden bewezen. Verdachte heeft immers meer dan eens van [persoon 2] en [persoon 1] geld ontvangen afkomstig van de door hen uitgevoerde prostitutiewerkzaamheden. Daarnaast heeft [persoon 1] van het geld dat zij verdiende als prostituee voor verdachte in ieder geval regelmatig joints gekocht en heeft [persoon 2] van het geld dat zij verdiende als prostituee voor verdachte in ieder geval regelmatig benzine en/of de kosten van het eten betaald. Verdachte heeft daarmee geld afkomstig uit zijn eigen misdrijf omgezet en gebruik gemaakt van voorwerpen die onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit zijn eigen misdrijf. Door het geld om te zetten en de voorwerpen te gebruiken heeft verdachte de criminele herkomst ervan verhuld.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

Feit 1.

de periode van 25 oktober 2013 tot en met 25 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [persoon 1] (geboren op [geboortedag] 1997)

(sub 2)

heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1], terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,

en

(sub 5)

die [persoon 1] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,

en

(sub 8)

opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [persoon 1] met een derde tegen betaling, terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,

immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,

voor die [persoon 1] een woning, [adres 3, te plaats], beschikbaar gesteld voor het ontvangen van klanten met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] en

die [persoon 1] gecontroleerd tijdens haar prostitutiewerkzaamheden en daar nauw contact over onderhouden met zijn mededader en

die [persoon 1] gefaciliteerd in haar prostitutiewerkzaamheden door de woonkamer waar die [persoon 1] haar prostitutieklanten ontving netjes te hebben gemaakt en

die [persoon 1] met de auto naar haar prostitutieklanten gebracht en na haar prostitutiewerkzaamheden weer opgehaald (escortservice) en

 die [persoon 1] geïnstrueerd hoe zij om moest gaan met haar prostitutieklanten en wat zij tegen hem/hen moest(en) zeggen en

en een account met daarop en seksadvertentie geüpdatet en

die [persoon 1] een deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden af laten staan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader

en

in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 19 december 2013, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [persoon 2] (geboren op [geboortedag] 1996)

(sub 2)

heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 2], terwijl die [persoon 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,

en

(sub 5)

die [persoon 2] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [persoon 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,

en

(sub 8)

opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [persoon 2] met een derde tegen betaling, terwijl die [persoon 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,

immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,

die [persoon 2] gevraagd of zij geld wilde verdienen met prostitutiewerkzaamheden en

die [persoon 2] naar een woning, [adres 3, te plaats], gebracht alwaar zij haar prostitutiewerkzaamheden verrichtte en

die [persoon 2] een woning, [adres 3, te plaats], voor 100 of 200 euro per maand verhuurd, voor het ontvangen van klanten met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 2] en

die [persoon 2] gecontroleerd tijdens haar prostitutiewerkzaamheden en daar nauw contact over onderhouden met zijn mededader en

die [persoon 2] gefaciliteerd in haar prostitutiewerkzaamheden door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld in een spaarpot te bewaren, die hij, verdachte, bij hem thuis bewaarde en

die [persoon 2] met de auto naar haar prostitutieklanten gebracht en na haar prostitutiewerkzaamheden weer opgehaald (escortservice) en

account(s) met daarop een seksadvertentie van die [persoon 2] aangemaakt en

 op een of meer sekssites te weten (onder andere) [website A] foto's van die [persoon 2] geplaatst en/of laten plaatsen en/of die [persoon 2] geïnstrueerd hoe zij die foto's zelf op die advertentie kon plaatsen en

die account(s) geupdatet en

dicht bij de locatie verbleven waar die [persoon 2] haar seksklanten ontvingen en

die [persoon 2] een deel van haarverdiensten uit prostitutiewerkzaamheden af laten staan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader;

Feit 2

in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 25 februari 2014, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte met een ander, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, contante geldbedragen, te weten een deel van de verdiensten uit de door [persoon 1] en [persoon 2], verrichte prostitutiewerkzaamheden, en voorwerpen verworven en omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen en geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit misdrijven.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad..

6 De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

De inbeslaggenomen goederen dienen verbeurd te worden verklaard.

8.2.

Het strafmaatverweer van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de zeer beperkte rol van verdachte geen straf dient te worden opgelegd die langer is dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij bepaling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van twee minderjarige slachtoffers. Mensenhandel waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, een in de nationale en in de internationale rechtsorde vastgelegd fundamenteel recht, ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiters. Daarmee is de ernst van het door verdachte gepleegde misdrijf gegeven. Van belang is voorts dat de wetgever het strafmaximum voor mensenhandel ten aanzien van 16 en 17-jarigen recent heeft verhoogd naar 15 jaar. Dat de slachtoffers hebben verklaard dat het hun eigen keuze is geweest om door middel van prostitutie geld te verdienen maakt de strafwaardigheid van het handelen van verdachte niet minder, aangezien minderjarigen dienen te worden beschermd tegen inbreuken op hun lichamelijke en geestelijke integriteit als deze. Bovendien lijkt de keuze van de slachtoffers, gezien hun achtergrond en persoonlijke omstandigheden, grotendeels te zijn ingegeven door de in hun ogen weinig reële alternatieven op dat moment. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden.

Bij de beoordeling van de ernst heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de verdere omstandigheden waaronder het feit is begaan, waaronder de duur en de mate van uitbuiting en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Verdachte heeft in een periode van ongeveer 7 maanden zich schuldig gemaakt aan medeplegen van mensenhandel door in samenwerking met een ander aan de minderjarige meisjes [persoon 2] en [persoon 1] een huis beschikbaar te stellen voor het ontvangen van seksklanten, hun prostitutiewerkzaamheden te faciliteren, te controleren, op sekssites de seksadvertentie te updaten, hen naar klanten te brengen, en te profiteren van het geld dat zij voor hun prostitutiewerkzaamheden kregen. Bovendien heeft verdachte [persoon 2] geworven. Daarbij komt dat [persoon 1] vanwege haar lage IQ extra kwetsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zodoende een belangrijke en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de seksuele uitbuiting van de minderjarige meisjes. Bovendien zijn er verscheidene aanwijzingen in het dossier dat verdachte deel uitmaakte van een grotere groep jonge mannen die zich al langer bezig hield met de uitbuiting van minderjarige meisjes. Ook deze omstandigheid laat de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen in haar oordeel.

Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de verdiensten vanuit de door beide slachtoffers verrichte prostitutiewerkzaamheden. Verdachte heeft een inbreuk gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.

In het nadeel van verdachte laat de rechtbank tevens meewegen dat verdachte blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 10 februari 2015 eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld en vermogensdelicten.

Alles afwegende acht de rechtbank een langdurige gevangenisstraf, waarvan een deel van de straf voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. De rechtbank hoopt hierdoor verdachte extra te motiveren om niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Met het opleggen van deze straf wil de rechtbank ook nogmaals aan anderen duidelijk maken dat het werven en faciliteren (of “helpen” zoals verdachte en zijn medeverdachten het noemden) van minderjarigen meisjes en kwetsbare jonge vrouwen bij hun sekswerkzaamheden en/of het daarvan profiteren een ernstig strafbaar feit is en een gevangenisstraf oplevert.

Bevel gevangenneming

Verdachte en zijn medeverdachten zijn na hun aanhouding in 2014 voorlopig gehecht geweest. Op de pro-forma terechtzitting van 28 oktober 2014 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst (tot 31 maart 2015), omdat de inhoudelijke behandeling eerst op 31 maart 2015 zou gaan plaatsvinden. Op deze laatste datum is de voorlopige hechtenis vervolgens opgeheven, wegens het ontbreken van gronden. Reden daarvoor was met name gelegen in de omstandigheid dat de rechtbank de grond van de geschokte rechtsorde op dat moment – met het oog op het arrest [naam 6] van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 9 december 2014, nr. 15911/08) - niet nader met concrete feiten en omstandigheden kon onderbouwen. De rechtbank heeft daarbij meegedeeld dat zij een bevel gevangenneming bij een eventueel veroordelend vonnis zou overwegen. Zowel de officier van justitie als de raadslieden zijn in de gelegenheid geweest zich hierover uit te laten.

Een bevel tot voorlopige hechtenis kan alleen worden gegeven wanneer is voldaan aan de voorwaarden neergelegd in de artikelen 67 en 67a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Artikel 65, tweede lid, Sv bepaalt dat de rechtbank ook ambtshalve, na de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, een bevel tot gevangenneming kan bevelen. Blijkens de uitspraak van de Hoge Raad van 2 december 2003, NJ 2004, 142 staat opheffing van eerder gegeven bevel tot voorlopige hechtenis voorts niet in de weg aan een bevel tot gevangenneming bij uitspraak.

De door de rechtbank bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Aldus is voldaan aan artikel 67 Sv. Gelet op de beslissing van de rechtbank tot (in ieder geval gedeeltelijke) bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en oplegging van een gevangenisstraf, zijn ook de ernstige bezwaren, als bedoeld in artikel 67, derde lid, Sv tegen verdachte aanwezig. De ingevolge artikel 67a Sv benodigde grond voor de voorlopige hechtenis is gelegen in de omstandigheid dat het feiten betreft waarop een gevangenisstraf van minimaal 12 jaar is gesteld en de rechtsorde ernstig is geschokt door de bewezen verklaarde betrokkenheid van verdachte bij deze feiten.

Bij dit laatste oordeel heeft de rechtbank bij de beraadslaging in ogenschouw genomen dat verdachte bij vonnis van heden is veroordeeld tot een gevangenisstraf van na te noemen duur. Daarnaast heeft de onderhavige strafzaak tegen verdachte en zijn medeverdachten vanaf de dag van de inhoudelijke behandeling lokale en nationale publiciteit gehad. De rechtbank acht tevens van belang de toenemende maatschappelijke onrust die feiten als onderhavige, het uitbuiten van minderjarige meisjes in de prostitutie en het opzettelijk voordeel trekken uit die seksuele uitbuiting, veroorzaken. De wetgever heeft de strafmaat voor het delict mensenhandel recent ook verhoogd; in het geval dat 16 en 17 jarigen slachtoffer zijn geworden van mensenhandel naar de maximum gevangenisstraf van 15 jaar. De verhoging van de strafmaat is blijkens de Kamerstukken ingegeven door de wens recht te doen aan de ernst van het feit, omdat met mensenhandel een zeer ernstige inbreuk op de menselijke waardigheid en integriteit van het slachtoffer wordt gemaakt, vaak met blijvende psychische en andere gevolgen. Expliciet wordt genoemd dat onder mensenhandel ook de problematiek valt inzake zogenaamde loverboys (MvT Kamerstukken 2011/2012, 33.183 nr. 3). Deze concrete feiten en omstandigheden rechtvaardigen de vrees voor verstoring van de openbare orde, voor zover verdachte ook na veroordeling door de rechtbank niet zou komen vast te zitten.

Als voldaan is aan de voorwaarden betekent dat echter nog niet dat voorlopige hechtenis ook moet worden toegepast. De rechtbank dient bij het nemen van een beslissing omtrent de voorlopige hechtenis de belangen van de samenleving, de slachtoffers en de verdachte tegen elkaar af te wegen en na te gaan of voorlopige hechtenis ook wenselijk is. Bij die belangenafweging speelt de eis van rechtshandhaving een rol, maar ook het bepaalde van artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), welk artikel het recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid beschermt. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een geval waarin een inbreuk op dit recht mag worden gemaakt, nu sprake is van rechtmatige detentie na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter. De rechtbank onderkent voorts het belang van verdachte bij het afwachten van een eventueel hoger beroep in zijn zaak in vrijheid. Bij afweging van zijn belangen tegen de belangen van de samenleving en de slachtoffers, zoals hiervoor nader uiteengezet en in onderling verband bezien, wegen de belangen van de samenleving en de slachtoffers echter zwaarder en rechtvaardigen daarmee een bevel tot gevangenneming van verdachte.

Beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder nummers 1 en 2 op de beslaglijst, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 273f en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:

mensenhandel in vereniging gepleegd jegens een persoon beneden de achttien jaren, meermalen gepleegd;

ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:

medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Verklaart verbeurd:

1 1.00 STK Computer Kl:zwart

APPLE IPAD tablet

4752933

2 1.00 STK Zaktelefoon Kl:Roze

NOKIA

4752836

Beveelt de gevangenneming. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.

Dit vonnis is gewezen door

mr. B.E. Mildner, voorzitter,

mrs. C.A.E. Wijnker en V.V. Essenburg, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature