Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Huurtoeslag. Aanpassing rekenhuur aan de door de Huurcommissie vastgestelde maximale huurprijs terecht.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 15/2477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2015 in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam, eiser,

en

Belastingdienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Mhamdi).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht van eiser op huurtoeslag over het berekeningsjaar 2011 definitief vastgesteld op nihil en een bedrag teruggevorderd van € 1.778,- aan teveel betaalde voorschotten.

Bij besluit van 15 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat eiser in het berekeningsjaar 2011 recht heeft op huurtoeslag tot een bedrag van € 215,-.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluit van 25 januari 2015 heeft verweerder het voorlopig recht van eiser op huurtoeslag over het berekeningsjaar 2011 vastgesteld op € 1.778,-.

2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het recht van eiser op huurtoeslag in het berekeningsjaar 2011 definitief vastgesteld op nihil en de betaalde voorschotten tot een bedrag van € 1.778,- teruggevorderd. Verweerder komt hiertoe door aan te nemen dat eiser een medebewoner heeft en het toetsingsinkomen hoger is dan het norminkomen van € 29.350,-. Tegen dit besluit heeft eiser op 14 oktober 2013 bezwaar gemaakt.

3. Bij brief van 17 maart 2014 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij twijfelt aan de redelijkheid van de huurprijs die eiser betaalt voor de door hem gehuurde woning. Om die reden heeft verweerder de Huurcommissie (de commissie) verzocht om onderzoek te doen naar de huurprijs.

4. Op 13 mei 2014 heeft de commissie een verklaring afgegeven over de door eiser gehuurde woning. Blijkens die verklaring bewoont eiser een zelfstandige woning en is de daarbij behorende maximale huurprijs € 230,12.

5. Bij besluit van 30 juni 2014 heeft verweerder aan eiser informatie verstrekt over de beslissing die hij op zijn bezwaar zal gaan nemen. Verweerder deelt in die brief mee dat verweerder tegemoet zal komen aan het bezwaar van eiser en de heer [naam] in 2011 niet zal meenemen als in de samenstelling van het huishouden van eiser. Daarnaast zullen de gegevens van eiser worden aangepast aan de verklaring van de commissie.

6. Bij het bestreden besluit is verweerder tegemoet gekomen aan het bezwaar van eiser. Verweerder heeft het recht van eiser op huurtoeslag over het berekeningsjaar 2011 definitief vastgesteld op € 215,-

7. Bij brief van 19 september 2014 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Deze brief heeft verweerder aangemerkt als een verzoek om toelichting. Bij brief van 4 december 2014 heeft verweerder gereageerd op het schrijven van eiser. Tegen de laatstgenoemde brief heeft eiser op 16 april 2014 beroep ingesteld.

8. Eiser voert in beroep aan dat hij weliswaar te laat is met het instellen van beroep, maar dat dit te wijten is aan verweerder. Verweerder heeft immers meegedeeld dat hij volledig tegemoet zal komen aan zijn bezwaar. Verweerder heeft echter niet vermeldt dat hij tevens de rekenhuur zou aanpassen aan de maximale huurprijs zoals die door de commissie is bepaald. Om die reden heeft eiser niet eerder beroep ingesteld dan hij thans heeft gedaan. Inhoudelijk stelt eiser dat verweerder onterecht met terugwerkende kracht zijn huur heeft aangepast aan de rekenhuur zoals die door de commissie is vastgesteld. Eiser ziet zich hierdoor geconfronteerd met een zeer hoge terugvordering. Daarnaast is hij door verweerder niet geïnformeerd over het feit dat de door hem overeengekomen huurprijs wellicht te hoog is voor de gehuurde woning. Eiser was hierop ook niet bedacht. Een huurprijs van € 450,- is naar zijn mening zeer redelijk voor een studio die in het centrum van Amsterdam is gelegen. Ten slotte voert eiser aan dat hij slechts met zes maanden terugwerkende kracht de maximale huurprijs van de commissie kan tegenwerpen aan zijn verhuurder, waardoor het onredelijk is dat verweerder met vier jaar terugwerkende kracht de huurtoeslag bij eiser teruggevorderd.

9. Op grond van artikel 6:15, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover van belang, wordt, indien in plaats van een bezwaarschrift een beroepschrift bezwaarschrift wordt ingediend, het bezwaarschrift doorgezonden naar de bevoegde bestuursrechter.

10. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (Wht) wordt verstaan onder de rekenhuur: de huurprijs die huurder per maand verschuldigd is of, als dat lager is dan de huurprijs, een bedrag dat gelijk is aan de maximale huurprijs, bedoeld in de krachtens artikelen 10, eerste lid, en 12, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte daarover gestelde regels. Op grond van het tweede lid kan, bij toepassing van het eerste lid, het laatstgenoemde genoemde bedrag slechts in de plaats komen van de verschuldigde huurprijs nadat de huurcommissie advies heeft uitgebracht over de redelijk te achten huurprijs.

12. Op grond van artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.

13. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep van eiser, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft ten onrechte het bezwaarschrift van eiser van 19 september 2014 niet aangemerkt als beroepschrift. Verweerder had, op grond van artikel 6:15, eerste en tweede lid, van de Awb , dit beroepschrift moeten doorzenden aan deze rechtbank. Daar eisers beroepschrift binnen de beroepstermijn van zes weken door verweerder is ontvangen, is het beroep tijdig ingediend.

14. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder de rekenhuur van eiser in het berekeningsjaar 2011 terecht heeft gewijzigd naar de maximale rekenhuur zoals die is bepaald door de commissie. Voor zover eiser beroep heeft willen instellen tegen de vaststelling van de huurtoeslag over de opvolgende berekeningsjaren, kan de rechtbank eiser daarin niet volgen. Het bestreden besluit ziet enkel op het berekeningsjaar 2011. Om die reden zal de rechtbank alleen een oordeel geven over dat berekeningsjaar.

15. In tegenstelling tot wat eiser in zijn beroep stelt, is verweerder bij het doen van een verzoek op grond van artikel 5, tweede lid, van de Wht niet aan een termijn gebonden. Verweerder was daarom na een periode van drie jaren sinds het einde van het toeslagjaar nog steeds bevoegd om een verzoek te doen aan de commissie (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:474). Verweerder was dan ook bevoegd de redelijke huurprijs toe te passen bij de vaststelling van de rekenhuur.

16. Het feit dat eiser slechts met zes maanden terugwerkende kracht de teveel betaalde huurprijs kan terugvorderen, doet aan het voorgaande niet af. Ten tijde van het afsluiten van de huurovereenkomst met zijn verhuurder had eiser zelf een verzoek kunnen doen bij de commissie om te bezien wat een redelijke huurprijs voor het gehuurde is. Dat eiser dit niet gedaan heeft omdat het grootste gedeelte van zijn stadsgenoten teveel huur betaalt, komt voor zijn risico. Ook was het niet de taak van verweerder om eiser hierop te wijzen. Er rust op verweerder immers geen informatieplicht ten aanzien van huurprijzen die, al dan niet, te hoog zouden kunnen zijn. Daarnaast had eiser, indien hij het niet eens was met de uitspraak van de commissie, de mogelijkheid om de uitspraak van de commissie voor te leggen aan de kantonrechter. Dat hij dit niet heeft gedaan, komt ook voor zijn risico.

17. Verder begrijpt de rechtbank dat eiser een beroep doet op een hardheidsclausule. In de Awir noch in de Wht of enige andere regeling is een bepaling opgenomen op basis waarvan zou kunnen worden afgeweken van het voorgaande. In het bijzonder wijst de rechtbank daarbij op artikel 26 van de Awir. Deze bepaling is van dwingendrechtelijke aard, waardoor verweerder geen mogelijkheid heeft om van de terugvordering af te zien.

18. Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J. Koene, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Wal, griffier.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2015.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 20019, 2500 EA Den Haag).

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature