Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAMAfdeling privaatrecht
Zaaknummer: 2598098 KK EXPL 13-1946
vonnis van 21 januari 2014
func.: 869
vonnis in kort geding van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. L. Rodenburg,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Klik Electrotechniek B.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Klik,
gemachtigde: mr. J. Witvoet.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 6 december 2013 heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 7 januari 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen vergezeld door [naam 1] en [naam 2], alsmede zijn gemachtigde. Klik is verschenen bij [naam 3], [functie] en haar gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten (Klik aan de hand van pleitaantekeningen) toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1 Uitgangspunten
Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1
[eiser], geboren op [geboortedatum], is op [datum] voor 40 uur per week bij Klik in dienst getreden in de functie van monteur. Het salaris bedraagt recentelijk € 2.873,00 bruto per maand exclusief 8 % vakantietoeslag, een storingstoeslag van € 75,00 bruto en overige emolumenten.
1.2
[eiser] heeft zich op [datum] ziek gemeld wegens rugklachten. In week 40 van het jaar 2010 is [eiser] gestart met de re-integratie en sinds week 42 in het jaar 2011 heeft [eiser] 20 uur per week gewerkt in aangepast werk.
1.3
Op 9 oktober 2011 heeft een arbeidsdeskundig onderzoek door arbeidsdeskundige [naam 4] plaatsgevonden. In het rapport van 15 oktober 2011 daarover is onder meer het volgende vermeld:
“(…) 9. Conclusie en advies
* per toekomende datum (16-10-2011) 40 % loonwaarde toekennen aan de werkzaamheden van betrokkene en hem voor dit percentage hersteld melden.
* Voor nu is sprake van het optimaal verrichten van passende arbeid; mogelijk is op termijn nog uitbreiding van loonwaarde/uren mogelijk, afhankelijk van verder medisch herstel en werkaanbod bij werkgever;
* Parallel aan voornoemde werkhervatting, spoor 2/begeleiding naar ander passend werk bij een andere werkgever zo spoedig mogelijk in gang zetten;
* Te zijner tijd WIA-aanvraag indienen.(…)”
1.4
In de aanvullende rapportage van verzekeringsarts [naam 5] van 6 maart 2012 staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) Er wordt gesproken van de mogelijkheid van een arbeidsdeskundig onderzoek nav de functionele mogelijkheden lijst (FML) die door zijn collega is opgesteld in september 2011, maar dit is bij zijn weten niet gebeurd. Er wordt niets over gemeld in het dossier. (…) gebleken is dat er wel een arbeidsdeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de in september door de bedrijfsarts opgestelde functionele mogelijkhedenlijst (FML). Hierin wordt o.a. beschreven dat belanghebbende niet geschikt is voor het eigen werk. (…)”
In navolging van dit rapport heeft het UWV bij besluit van 15 maart 2012 de loonbetalingsverplichting van Klik met een jaar verlengd, tot 2 april 2013, omdat Klik haar re-integratieverplichtingen niet was nagekomen. Een door Klik daartegen gericht bezwaarschrift is afgewezen bij beslissing van 2 augustus 2012.
1.5
In de brief van 22 oktober 2012 van Klik aan [eiser] staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) Met ingang van 22 oktober 2012 verwachten wij je 39 uur per week op kantoor.
20 uur per week zal jij worden ingezet voor elektrotechnische werkzaamheden en de overige uren zullen ingevuld worden door diverse lichte werkzaamheden (o.a. administratief). Het is op deze manier de bedoeling dat jij weer voor 39 uur per week beschikbaar bent voor Klik Electrotechniek B.V. (…)”
1.6
Naar aanleiding van voornoemde brief heeft [eiser] de bedrijfsarts om advies verzocht. In de “Bijstelling Probleemanalyse WIA” van 26 oktober 2012 van de bedrijfsarts[naam 6] staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) 3. Bijstelling
Advies: -1- wn zou eerder verstrekt advies om halve dagen werkzaam te zijn in aangepast eigen werk, moeten opvolgen. Indien dit voorspoedig verloopt kunnen de mogelijkheden voor uitbereiding in eigen en of aangepast werk worden beoordeeld. Gezien het beloop van de arbeidshervatting sinds 22 oktober jl is het voor de handliggend om -2- of een (onafhankelijke) mediation in te zetten -3- of een Desk Oordeel UWV te laten plaatsvinden. Evaluatie BA is pas zinvol indien een van de 3 adviezen wordt opgevolgd. (…)”
1.7
In de brief van Klik aan [eiser] van 29 oktober 2012 staat onder meer het volgende:
“(…) Jij bent het niet eens met de gezamenlijke beslissing om gedurende 39 uur in de week, 20 uur elektrotechnische werkzaamheden uit te voeren en voor de overige uren diverse lichte werkzaamheden, o.a. administratief werk uit te voeren.
Jij hebt aangegeven tussen de werkzaamheden door te moeten rusten (plat liggen) (…).
Klik stelt vervolgens in deze brief voor dat [eiser] per dag 4,5 uur rusttijd op het kantoor van Klik doorbrengt. [eiser] heeft dit geweigerd.
1.8
Bij brief van 7 november 2012 heeft Klik aan [eiser] gevraagd te verklaren waarom hij niet tussen de werktijden op kantoor geweest is om te rusten en aangekondigd dat bij het uitblijven van een verklaring Klik ervan uit gaat dat alle niet-gewerkte uren vanaf 31 oktober 2012 als snipperuren kunnen worden aangemerkt.
Klik heeft vervolgens de niet-gewerkte uren als verlofuren aangemerkt in de maanden december 2012 tot en met maart 2013.
1.9
Bij brief van 27 februari 2013 heeft Klik aan [eiser] meegedeeld dat haar loonbetalingsverplichting per 2 april 2013 eindigt en dat [eiser] vanaf die datum tevens geen arbeid meer hoeft te verrichten voor Klik. In deze brief staat tevens het volgende:
“(…) Wel dient de arbeidsovereenkomst, nadat je de uitslag van de keuring hebt ontvangen, nog formeel ontbonden te worden. Onze voorkeur gaat er naar uit dit in een overeenkomst vast te leggen. We nemen hierover nog contact met je op. (…)”
1.10
[eiser] heeft zijn werkzaamheden per 2 april 2013 gestaakt.
1.11
In de brief van 25 april 2013 heeft het UWV aan [eiser] meegedeeld dat hij per 2 april 2013 geen WIA-uitkering krijgt, omdat hij minder dan 35 % arbeidsongeschikt is (29,53 %).
[eiser] ontvangt sinds 2 april 2013 een WW-uitkering.
1.12
Bij brief van 1 augustus 2012 heeft de gemachtigde van [eiser] Klik gesommeerd om [eiser] weder te werk te stellen in zijn passende werkzaamheden en het slaris vanaf 1 april 2013 te betalen.
1.13
In een brief van 14 november 2013 aan Klik deelt de bedrijfsarts [naam 7] aan Klik mee dat er op diezelfde datum een afspraak voor [eiser] stond ingepland, doch dat hij zonder bericht niet is verschenen.
2 Beoordeling
2.1
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
[eiser] in staat te stellen zijn arbeid bestaande uit de functie storings- servicemonteur voor 20 uur per week te hervatten, met alle daarbij behorende bevoegdheden, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat Klik in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
aan [eiser] te voldoen het salaris van € 1.495,00 (bruto) en € 75,00 (bruto) storingstoeslag per maand vanaf 2 april 2013 vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, tot het einde van de arbeidsovereenkomst;
de 208,9 onterecht ingehouden verlofuren bij te schrijven op het verlofuren overzicht van [eiser] op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na betekening van het vonnis dat Klik niet voldoet aan het vonnis;
aan [eiser] te verstrekken de herziene salarisspecificaties vanaf 1 december 2012, waarin de betaling van sub b zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,-- voor elke dag na betekening van het vonnis dat Klik niet voldoet aan het vonnis;
aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging van 50 % ex art. 7:625 BW;
de buitengerechtelijke kosten te betalen conform de staffel;
de wettelijke rente over de onder b, e en f genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden tot de voldoening;
met veroordeling van Klik in de kosten van de procedure.
2.2
[eiser] heeft zijn vordering als volgt toegelicht: hij stelt in de eerste plaats dat de door hem gedurende 20 uur per week uitgeoefende werkzaamheden, die hij sinds week 42 in 2011 uitvoert, de bedongen arbeid zijn geworden. Dit omdat hij deze werkzaamheden al gedurende langere tijd uitvoert en de aard en de omvang daarvan niet tussen partijen ter discussie heeft gestaan. Daarom moet Klik hem alsnog voor 20 uur per week te werk stellen in zijn nieuwe bedongen arbeid als storings- en servicemonteur.
Voor zover niet wordt aangenomen dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden, dient Klik [eiser] alsnog in de gelegenheid te stellen om zijn passende arbeid te hervatten. Uit art. 7:658a BW volgt immers dat op de werkgever ook na afloop van de loonbetalingsverplichting de plicht rust om binnen zijn eigen onderneming passende arbeid aan te bieden, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt.
[eiser] vordert tevens doorbetaling van loon vanaf 2 april 2013 voor 20 uur per week, derhalve € 1.495,00 bruto per maand, vermeerderd met € 75,00 bruto storingstoeslag, alsmede de daarover verschuldigde wettelijke verhoging.
In de tweede plaats stelt [eiser] dat Klik ten onrechte verlofuren heeft ingehouden in de maanden december 2012 tot en met maart 2013. Dit leidt in totaal tot 208,9 teveel ingehouden verlofuren, welke bijgeschreven dienen te worden op het verlofuren-overzicht.
Voorts vordert [eiser] aangepaste loonspecificaties, waarin voornoemde betalingen en verlofuren zijn verwerkt.
2.3
Klik heeft het volgende verweer gevoerd. Zij stelt in de eerste plaats dat [eiser] onvoldoende spoedeisend belang bij zijn vordering heeft, omdat hij te lang gewacht heeft met die vorderingen in de periode tussen 2 april 2013 en begin augustus 2013. Voorts stelt Klik dat de vorderingen zich niet lenen voor behandeling in kort geding. Bovendien had [eiser] in een bodemprocedure een verklaring ex art. 7:629a BW moeten overleggen, omdat al in 2011 is geoordeeld door de bedrijfsarts dat [eiser] weer 40 uur per week kon werken. Dit dient hem ook in dit kort geding worden tegengeworpen.
Klik stelt in de tweede plaats dat de door [eiser] laatstelijk verrichte werkzaamheden niet zijn eigen werkzaamheden (de bedongen arbeid) zijn geworden: deze werkzaamheden worden louter in het kader van zijn re-integratie verricht.
Ten derde stelt Klik dat op grond van art. 7:629 BW per 2 april 2013 haar loonbetalingsverplichting verviel en zij daarom [eiser] terecht heeft meegedeeld dat hij per deze datum niet meer hoefde te komen werken. [eiser] heeft daartegen niet geprotesteerd.
Voorts stelt Klik dat zij wel degelijk passende re-integratiemaatregelen heeft genomen, zowel in het eerste als tweede spoor en dat de door het UWV opgelegde loonsanctie is opgelegd omdat Klik zelf niet voldoende maatregelen had genomen, zoals bijvoorbeeld het toepassen van loonsancties, toen bleek dat [eiser] niet aan het tweede spoor wenste deel te nemen en geen gehoor gaf aan de oproep van Klik om het aantal te werken uren per week uit te breiden. Voorts heeft [eiser] geen gehoor gegeven aan de oproep van de bedrijfsarts om in november 2013 op het spreekuur te komen.
[eiser] is aldus toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichting tot re-integratie ex art. 7:660a BW en art. 67a lid 7 CAO. Hij heeft zonder goede redenen geweigerd om gevolg te geven aan een oproep om het aantal uren per week uit te breiden.
Voorts heeft [eiser] geen recht om wedertewerkstelling te eisen, omdat hij vanaf begin april 2013 niet meer voor Klik heeft gewerkt.
Indien wel tot loondoorbetaling wordt besloten stelt Klik subsidiair dat [eiser] geen recht heeft op doorbetaling van loon tussen 2 april 2013 en 1 augustus 2013 omdat dit in strijd met de redelijkheid en billijkheid is, althans er is aanleiding tot matiging, omdat [eiser] niet heeft meegewerkt aan urenuitbreiding in 2011 en 2012 en [eiser] na 2 april 2013 heeft stilgezeten tot 1 augustus 2013. In ieder geval vanaf 25 april 2013, toen hij van het UWV hoorde dat hij niet in aanmerking voor een WIA-uitkering kwam, had hij moeten reageren en zich beschikbaar moeten stellen voor werk. Dat heeft hij niet gedaan, integendeel, hij is ondanks zijn rugklachten naar Los Angeles afgereisd.
Voorts stelt Klik dat zij terecht de desbetreffende verlofuren heeft ingehouden: [eiser] werd al vanaf oktober 2011 in staat geacht om zijn werkzaamheden uit te breiden naar 40 uur. Hij heeft nagelaten een second opinion te vragen. Daarom mocht Klik de verzuimde uren als vakantie-uren boeken. Tenslotte bestrijdt Klik de andere bijkomende vorderingen.
2.4
In een kort gedingprocedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
Spoedeisendheid
2.5
Klik heeft allereerst betwist dat de vorderingen van [eiser] spoedeisend zijn. Dit standpunt passeert de kantonrechter, omdat vorderingen die betrekking hebben op wedertewerkstelling en op de betaling van loon naar hun aard spoedeisend zijn.
Passende arbeid is bedongen arbeid geworden?
2.6
Ter beoordeling van de vorderingen van [eiser] is vervolgens de vraag aan de orde of de door [eiser] sinds week 42 van het jaar 2011 uitgevoerde passende werkzaamheden gedurende 20 uur per week inmiddels de bedongen arbeid zijn geworden. [eiser] stelt dit, doch Klik heeft dit gemotiveerd betwist.
De kantonrechter is met Klik - vooralsnog - van oordeel dat de door [eiser] tot 2 april 2013 uitgevoerde werkzaamheden niet aangemerkt kunnen worden als de tussen partijen bedongen arbeid. Weliswaar heeft [eiser] deze werkzaamheden gedurende anderhalf jaar uitgevoerd, doch niet gebleken is dat tussen partijen is afgesproken dat hij voortaan gedurende 20 uur deze werkzaamheden zou uitvoeren. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat Klik tot 2 april 2013 het op een 40-urige werkweek afgestemde inkomen aan [eiser] is blijven betalen. Bovendien is niet gebleken dat er tussen partijen geen discussie was over aard en omvang van deze werkzaamheden. Integendeel, tussen partijen heeft voortdurend discussie bestaan omtrent het aantal uren dat [eiser] in staat was om te werken en Klik heeft specifiek onderbouwd dat deze werkzaamheden enkel en alleen zijn bedoeld als passende werkzaamheden in het kader van de re-integratie. Onder deze omstandigheden mocht [eiser] er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de arbeidsovereenkomst is gewijzigd.
Wedertewerkstelling in passende arbeid?
2.6
[eiser] heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat Klik hem ook na 2 april 2013 in staat moet stellen om zijn passende arbeid te hervatten. Klik stelt echter dat zij daartoe na 2 april 2013 niet meer verplicht was, omdat de loonbetalingsverplichting per die datum eindigde.
De kantonrechter is - voorlopig - van oordeel dat [eiser] het bij het juiste eind heeft. In de eerste plaats betekent het feit dat er op grond van art. 7:629 BW een einde aan de loonbetalingsverplichting komt niet dat daarmee de arbeidsovereenkomst geëindigd is. Ook laat het einde van de loonbetalingsverplichting onverlet dat de werkgever op grond van art. 7:658a BW verplicht blijft zich in te spannen voor de re-integratie van de werknemer en hem daartoe (passende) arbeid te laten verrichten. Deze verplichting blijft bestaan totdat de arbeidsovereenkomst geëindigd is. Op grond daarvan acht de kantonrechter het in hoge mate waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat Klik [eiser] ten onrechte vanaf 2 april 2013 niet meer heeft toegelaten om zijn passende werkzaamheden te verrichten.
Recht op salarisdoorbetaling na 2 april 2013?
2.7
Vervolgens is de vraag aan de orde of Klik, gelet op het feit dat hij [eiser] moet toelaten tot het verrichten van passende arbeid, tevens verplicht is om het loon door te betalen na de datum waarop op grond van art. 7:629 BW de loonbetalingsverplichting vervalt.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat mr. Rodenburg op dit punt terecht heeft aangevoerd dat uit 7:628 BW en de daarop betrekking hebbende jurisprudentie (waaronder HR 3 februari 1978, NJ 1978, 248, HR 8 november 1985, NJ 1986, 309 en HR 13 december 1991, NJ 1992, 441) volgt dat ook na afloop van de doorbetalingsperiode ex art. 7:629 lid 1 BW de werknemer aanspraak heeft op loon, doch dat die aanspraak niet meer omvat dan het loon dat past bij de door de werknemer aangeboden en voor zijn krachten en bekwaamheden berekende arbeid. De werkgever is steeds gehouden om van zo’n aanbod gebruik te maken, tenzij dit redelijkerwijs van hem niet gevergd kan worden.
Van een aanbod van [eiser] om de passende arbeid voor 20 uur per week te verrichten is naar het oordeel van de kantrechter sprake: hij is daarmee immers alleen gestopt omdat Klik hem te verstaan had gegeven dat hij na die datum niet meer welkom was. Voorts heeft Klik niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden om [eiser] de passende arbeid tegen een bij die arbeid passend loon te verrichten. Dat geldt temeer nu het er voorlopige voor gehouden kan worden dat Klik op 2 april 2013 niet voldeed aan haar reintegratieverplichtingen, zoals art. 7:658a W voorschrijft, op grond van het volgende. In de eerste plaats heeft de kantonrechter niet kunnen vaststellen dat de bedrijfsarts op enig moment expliciet heeft voorgeschreven dat [eiser] in staat was het aantal uren uit te breiden naar 40 uur per week. Uit het door Klik aangehaalde arbeidsdeskundig onderzoek van 15 oktober 2011(zie hierboven in rov. 1.3) blijkt dat niet en evenmin uit de aanvullende rapportage van de verzekeringsarts van het UWV (zie hierboven in rov. 1.4). Bovendien blijkt uit de “Bijstelling probleemanalyse WIA” van 26 oktober 2012 (zie hierboven in rov. 1.6) dat de bedrijfsarts op die datum niet heeft geadviseerd om de uren direct uit te breiden, doch heeft gesteld dat [eiser] “eerder verstrekt advies om halve dagen te werken in aangepast werk moet opvolgen”, alsmede dat pas indien dit voorspoedig zou verlopen de mogelijkheden voor uitbreiding in eigen of aangepast werk zouden moeten worden beoordeeld. Gesteld noch gebleken is dat Klik dit advies heeft opgevolgd. Integendeel, in haar brief van 27 oktober 2012 (zie hierboven in rov. 1.7.) verordonneert zij [eiser], met voorbij gaan aan het advies van de bedrijfsarts, om 40 uur per week op kantoor aanwezig te zijn. Evenmin is gebleken dat Klik de andere adviezen van de bedrijfsarts van diezelfde datum (een onafhankelijke mediation en/of een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen) heeft opgevolgd. Uit het voorgaande volgt aldus niet dat [eiser] zich niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft gehouden, zoals Klik aanvoert, doch dat het Klik zelf is die tekort is geschoten in haar verplichtingen uit art. 7:658a BW.
[eiser] heeft het salaris over 20 uur per week gevorderd. Nu Klik daartegen geen verweer heeft gevoerd, gaat de kantonrechter er van uit dat dit het loon is dat past bij de door [eiser] aangeboden en voor zijn krachten en bekwaamheden berekende arbeid.
De voorlopige conclusie op dit punt luidt dan ook dat [eiser] in beginsel recht heeft op de hiervoor omschreven loonbetaling na 1 april 2013.
Klik heeft daarbij de mogelijkheid om het UWV toestemming te verzoeken de arbeidsovereenkomst op te mogen zeggen. In die procedure kan dan aan de orde komen of Klik zich al dan niet voldoende heeft ingespannen en kan tevens beoordeeld worden of er al dan niet uitzicht is dat [eiser] binnen 26 weken in staat is om zijn eigen werk op te nemen.
Tegen de achtergrond van het voorgaande passeert de kantonrechter het standpunt van Klik dat [eiser] ten onrechte niet een verklaring ex art.7:629a BW heeft overgelegd: op grond van art. 7:629a lid 2 BW is een dergelijke verklaring niet nodig, omdat niet betwist wordt dat [eiser] niet in staat is zijn eigen arbeid te verrichten.
2.9
Nu uit het voorgaande volgt dat Klik in beginsel verplicht is [eiser] toe te laten om zijn passende arbeid ook na 2 april 2013 te verrichten en hem tevens na die datum het salaris voor die werkzaamheden, aldus voor 20 uur, door te betalen, dient vervolgens het standpunt van Klik beoordeeld te worden dat [eiser] in redelijkheid geen salaris toekomt in de periode vanaf 2 april 2013 tot de sommatie van [eiser] op 1 augustus 2013, omdat hij in die periode heeft stilgezeten, althans naar Los Angeles is afgereisd.
Daaromtrent is de kantonrechter - voorlopig - van oordeel dat, omdat het Klik is geweest die zich niet als goed werkgever heeft opgesteld door [eiser] ten onrechte de mogelijkheid te ontzeggen zijn passende werkzaamheden voort te zetten en gelet op de juridisch ingewikkelde situatie die na 2 april 2013 was ontstaan, het [eiser] in redelijkheid niet tegengeworpen kan worden dat hij niet aanstonds heeft gereageerd op de mededeling van Klik dat hij na 2 april 2013 niet meer terug hoefde te komen. Dat [eiser] tien dagen naar Los Angeles is geweest doet daaraan niet af, nu door toedoen van Klik thans niet meer vast te stellen valt of de bedrijfsarts toestemming zou hebben gegeven voor deze reis.
Echter, nadat [eiser] bij brief van 25 april 2013 had vernomen dat hij geen WIA-uitkering kreeg, lag het wél op zijn weg om actie te ondernemen. Mede in aanmerking genomen dat [eiser] tijd nodig had om juridisch advies in te winnen, is de kantonrechter vooralsnog van oordeel dat [eiser] in redelijkheid uiterlijk vóór 1 juni 2013 Klik had moeten sommeren om hem weder te werk te stellen. Nu hij dit pas bij brief van 1 augustus 2013 heeft gedaan, komt hem in redelijkheid geen salaris toe over de maanden juni en juli 2013.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de kantonrechter het dit punt waarschijnlijk dat de bodemrechter de salarisvordering zal toewijzen vanaf 2 april 2013 tot en met 31 mei 2013 en vervolgens vanaf 1 augustus 2013 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
Onder “salaris” wordt het salaris voor 20 uur per week verstaan. Nu Klik de hoogte van het gevorderde salaris voor 20 uur per week niet heeft betwist, is dat toewijsbaar.
Verlofuren
2.10
Klik heeft gesteld dat zij terecht in de maanden december 2012 tot en met maart 2013 verlofuren heeft ingehouden, omdat [eiser] de opdracht van Klik om gedurende 40 uur per week beschikbaar te zijn, niet heeft opgevolgd.
Zoals hiervoor in rov 1.7. reeds is overwogen is niet gebleken dat de bedrijfsarts op enig moment expliciet heeft voorgeschreven dat Klik in staat was het aantal uren uit te breiden naar 40 uur per week. Integendeel, uit de “Bijstelling probleemanalyse WIA” van 26 oktober 2012 (zie hierboven in rov. 1.6) blijkt juist dat de bedrijfsarts heeft geadviseerd om pas na vaststelling dat het werken in halve dagen voorspoedig liep de mogelijkheden voor uitbreiding te beoordelen. Nu gesteld noch gebleken is dat Klik dit advies en de andere in het rapport van de bedrijfsarts gedane adviezen heeft opgevolgd, moet het er vooralsnog voor gehouden worden dat Klik [eiser] ten onrechte heeft verplicht om meer dan 20 uur per week aanwezig te zijn en acht de kantonrechter het waarschijnlijk dat de bodemrechter de vordering om deze verlofuren alsnog bij te schrijven op het verlofuren overzicht toewijst, zodat deze tevens in kort geding toewijsbaar is.
Herziene loonspecificaties
2.11
Gelet op het hiervoor overwogene is de vordering tot het verstrekken van herziene loonspecificaties in bovenbedoelde zin eveneens toewijsbaar. De gevorderde dwangsommen zijn eveneens toewijsbaar, zij het dat deze - voor zover dat niet reeds in de vordering is opgenomen - aan een maximum zullen worden verbonden.
Buitengerechtelijke kosten
2.12
Deze kosten zijn eveneens toewijsbaar, nu [eiser] minimaal drie sommatiebrieven heeft overgelegd. Uitgaande van een loonvordering tot 1 december 2013 van 6 maandsalarissen is op grond van de door de kantonrechter gehanteerde staffel een bedrag van € 846,00 aan buitengerechtelijke kosten toewijsbaar.
De wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW
2.13
De wettelijke verhoging is toewijsbaar, zij het dat deze zal worden beperkt tot 25 %. De wettelijke rente wordt slechts toegewezen over het gevorderde loon, niet over de wettelijke verhoging, omdat thans niet vast staat dat Klik met de betaling daarvan in verzuim is. Eveneens wordt geen wettelijke rente toegewezen over de gevorderde buitengerechtelijke kosten, omdat [eiser] niet gesteld heeft dat hij deze kosten reeds heeft voldaan.
Proceskosten
2.14
Klik zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt Klik om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
[eiser] in staat te stellen zijn arbeid bestaande uit de functie storings- servicemonteur voor 20 uur per week te hervatten, met alle daarbij behorende bevoegdheden, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat Klik in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 50.000,00;
aan [eiser] te voldoen het salaris van € 1.495,00 (bruto) en € 75,00 (bruto) storingstoeslag per maand vanaf 2 april 2013 tot 31 mei 2013, alsmede vanaf 1 augustus 2013 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag;
de 208,9 onterecht ingehouden verlofuren bij te schrijven op het verlofuren overzicht van [eiser] op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na betekening van het vonnis dat Klik niet voldoet aan het vonnis;
aan [eiser] te verstrekken de herziene salarisspecificaties vanaf 1 december 2012, waarin de betaling van sub II zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van€ 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,-- voor elke dag na betekening van het vonnis dat Klik niet voldoet aan het vonnis;
aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging van 25 % ex art. 7:625 BW over het sub II toegewezen salaris;
aan [eiser] een bedrag van € 846,00 aan buitengerechtelijke kosten te betalen;
aan [eiser] de wettelijke rente over de onder II genoemde kosten te betalen vanaf het opeisbaar worden tot de voldoening;
aan [eiser] de kosten van het geding te betalen, tot op heden begroot op:
€ 92,82 explootkosten
€ 448,00 griffierecht
€ 400,00 salaris gemachtigde
-------------
€ 940,82 totaal
één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Aldus gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.