Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/554501 / KG ZA 13-1428 HJ/SvE
Vonnis in kort geding van 11 december 2013
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 26 november 2013,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te ’s-Gravenhage,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W. Vos te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rochdale worden genoemd.
1 De procedure
Ter terechtzitting van 2 december 2013 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding op verkorte termijn. Rochdale heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. [eiser] heeft producties in het geding gebracht, Rochdale een pleitnota. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter terechtzitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de zijde van [eiser]: [eiser] met mr. Schuckink Kool;
aan de zijde van Rochdale: mr. Vos.
2 De feiten
2.1.[eiser] en Rochdale hebben een huurovereenkomst gesloten betreffende een woning aan [adres] (hierna: de woning). Rochdale heeft de woning op 1 maart 2012 verkocht aan Stichting Stadgenoot (hierna: Stadgenoot).
2.2.Bij vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 22 januari 2013 is [eiser] veroordeeld aan Rochdale te voldoen de achterstand van één maand huur, alsmede de proceskosten.
2.3.
Op 8 april 2013 heeft Rochdale – krachtens het onder 2.2 vermelde vonnis – executoriaal beslag laten leggen onder de Belastingdienst/Toeslagen op de aan [eiser] toekomende huurtoeslag.
2.4.
In de Memorie van Toelichting bij artikel 44, thans artikel 45, van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (hierna: Awir) is onder meer het volgende opgenomen:
“Ter bescherming van de belanghebbende en om te waarborgen dat de toegekende tegemoetkoming daadwerkelijk wordt aangewend voor het doel waarvoor deze is bestemd, is in dit artikel geregeld dat de in civielrechtelijke zin gebruikelijke rechtshandelingen met betrekking tot vermogensbestanddelen niet het daarmee beoogde rechtsgevolg hebben als het gaat om de tegemoetkoming. (…) In een tweetal gevallen geldt hierop een uitzondering. Met de in onderdeel a genoemde prestatie van een schuldeiser wordt gedoeld op, bijvoorbeeld, het beschikbaar stellen van een woning door een verhuurder (…) Als de belanghebbende niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens die schuldeisers voldoet, is het billijk dat door hen verhaal kan worden gezocht op de tegemoetkoming. De tegemoetkoming is immers bedoeld de belanghebbende beter in staat te stellen aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen juist als het gaat om die prestaties. (…)”
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 764, nr. 3)
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – Rochdale te gebieden tot terugbetaling van al hetgeen door het op de huurtoeslag van [eiser] gelegde beslag is getroffen, alsmede Rochdale te verbieden over te gaan tot voortzetting van het beslag op de huurtoeslag van [eiser], met veroordeling van Rochdale in de kosten van deze procedure.
3.2.
Rochdale voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.Het geschil spitst zich toe op de vraag of artikel 45 lid 1 Awir in de weg staat aan het door Rochdale gelegde beslag op de huurtoeslag van [eiser], zoals [eiser] stelt en Rochdale bestrijdt.
4.2.
Voor zover hier van belang luidt artikel 45 Awir als volgt:
“1. Een tegemoetkoming is niet vatbaar voor (…) beslag (…), tenzij het betreft beslag wegens:
a. een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de tegemoetkoming;
(…)”
4.3.
Vooropgesteld wordt dat huurtoeslag een tegemoetkoming in de zin van artikel 45 Awir betreft en derhalve door de daarin neergelegde regeling wordt bestreken.
4.4.
[eiser] stelt dat de bedoeling van artikel 45 Awir is dat de door de huurder ontvangen huurtoeslag wordt aangewend om de lopende huurtermijnen te betalen, en dat bij niet-nakoming van de betalingsverplichting door de huurder het de verhuurder is toegestaan om beslag te leggen op de aan die huurder toekomende huurtoeslag. De huurovereenkomst met Rochdale is echter op 1 maart 2012 geëindigd. Rochdale is dan ook niet langer de verhuurder van [eiser], waardoor artikel 45 Awir aan het leggen van beslag op de huurtoeslag van [eiser] in de weg staat, aldus – steeds – [eiser]. [eiser] verwijst hierbij naar de uitspraak van de voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage van 22 maart 2013 (ECLI:NL:RBDHA: 2013: BZ7217).
4.5.
Rochdale betwist dat de huurovereenkomst is geëindigd. Rochdale heeft de woning, na het ingaan van de huurovereenkomst met [eiser], verkocht aan Stadgenoot. Op grond van artikel 7:226 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn de rechten en verplichtingen die uit hoofde van de huurovereenkomst op Rochdale rustten overgegaan op Stadgenoot. Anders dan in het vonnis van de voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage woont [eiser] nog altijd in dezelfde woning op grond van dezelfde huurovereenkomst. De vergelijking met dit vonnis gaat dan ook niet op, aldus Rochdale.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel, en partijen verschillen daarover op zich ook niet van mening, dat het bepaalde in artikel 45 lid 1 aanhef en onder a Awir in ieder geval toestaat dat de verhuurder van de woning, met het oog waarop de huurtoeslag aan de betreffende huurder wordt verstrekt, beslag mag leggen op de aan die huurder toekomende huurtoeslag wegens niet-nakoming van diens betalingsverplichting uit hoofde van de huurovereenkomst terzake die woning. De tekst van die bepaling, mede gezien de onder 2.4 aangehaalde memorie van toelichting in het bijzonder daar waar wordt gesproken over “die prestatie” laat daarover geen onduidelijkheid bestaan.
4.7.
In onderhavig geval heeft Rochdale beslag gelegd op de huurtoeslag van [eiser] wegens een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting (het betalen van huur aan Rochdale) wegens een geleverde prestatie (het beschikbaar stellen van de woning aan [eiser]). De stelling van [eiser] komt erop neer dat de betalingsverplichting ter zake van die prestatie niet de oorzaak is voor de tegemoetkoming, omdat Rochdale sinds de verkoop van de woning aan Stadgenoot geen verhuurder meer is van [eiser]. De betalingsverplichting van [eiser] aan Rochdale is volgens [eiser] dan ook niet de oorzaak voor de thans door hem ontvangen huurtoeslag, zodat volgens [eiser] niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 45 lid 1 aanhef en onder a Awir. Dit standpunt wordt echter niet gevolgd. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever met artikel 45 Awir heeft beoogd te bewerkstelligen dat de toegekende tegemoetkoming daadwerkelijk wordt aangewend voor het doel waarvoor deze is bestemd. In onderhavig geval is de aan [eiser] toegekende huurtoeslag waarop door Rochdale beslag is gelegd, bedoeld om de huurpenningen van de woning te betalen. Anders dan [eiser] stelt is de huurovereenkomst door de verkoop van de woning aan Stadgenoot, gelet op het bepaalde in artikel 7:226 lid 1 BW , niet ge ëindigd. [eiser] woont derhalve nog steeds in dezelfde woning op grond van dezelfde huurovereenkomst. Dit is een wezenlijk verschil met de casus in het vonnis van de voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage van 22 maart 2013, waarbij het ging om een andere verhuurder, een andere woning dan waarvoor de huurtoeslag was verstrekt én een andere huurovereenkomst. In de tekst van artikel 45 lid 1 aanhef en onder a Awir noch in de wetsgeschiedenis zijn aanknopingspunten te vinden voor het standpunt van [eiser] dat het Rochdale in dit geval, waarbij sprake is van dezelfde huurovereenkomst, de door [eiser] ontvangen huurtoeslag is bedoeld om de huurpenningen van de woning te betalen en Rochdale beslag heeft gelegd wegens een vordering tot het betalen van die huurpenningen, niet is toegestaan beslag te leggen op de aan [eiser] toekomende huurtoeslag. Dit betekent dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter behoeft dus niet in te gaan op de vraag of een eerdere verhuurder van een andere dan de huidige woning beslag kan leggen op de huurtoeslag.
4.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rochdale worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rochdale tot op heden begroot op € 1405,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. S. van Excel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013.
type:
coll: