Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verdachte wordt vrijgesproken voor afpersing, poging doodslag en poging zware mishandeling. Verdachte wordt veroordeeld voor openbare geweldpleging tot vijf maanden gevangenisstraf, waarvan twee voorwaardelijk.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/660699-11 (Promis)

Datum uitspraak: 14 oktober 2011

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [1987],

verblijfplaats: op het adres [A-straat nr] [postcode] [woonplaats],

thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Havenstraat" te Amsterdam.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2011.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. de Groot en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.W. Flokstra naar voren hebben gebracht.

2. Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging op de zitting - ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 11 juli 2011 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte

voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk

te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te

dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig

goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [aangever], in elk geval

aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

- met/door (een of meer van) zijn mededader(s) in hun gezamenlijke woning

(gelegen aan de [A-straat nr]) tegen voornoemde [aangever] heeft/hebben gezegd

"pin 1000 Euro en als je dat niet doet dan wordt je vermoord en/of verdronken

en/of worden je vrouw en kinderen vermoord en/of worden de organen van je

kinderen verkocht" en/of geslagen, althans (telkens) woorden van gelijke strekking,

- waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens) met/achter

voornoemde [aangever] naar een pinautomaat zijn (mee)(aan)gelopen en/of

(vervolgens) tegen voornoemde [aangever], op de openbare weg, heeft/hebben

gezegd "als je niet pint dan snijden we het gezicht van je vrouw en/of

vermoorden we je kinderen", althans (telkens) woorden van gelijke strekking;

2.

hij op of omstreeks 11 juli 2011 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte

voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

althans alleen, opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat

opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen voornoemde

[aangever] eenmaal of meermalen (met kracht)

- (met gebalde vuist) in/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam,

heeft gestompt en/of geslagen en/of

- (terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag) (met geschoeide voet) in/tegen

het hoofd/gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt;

Subsidiair:

hij op of omstreeks 11 juli 2011 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen

of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen

misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaarlichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [aangever] eenmaal

of meermalen (met kracht)

- (met gebalde vuist) in/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam,

heeft gestompt en/of geslagen en/of

- (terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag) (met geschoeide voet) in/tegen

het hoofd/gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair:

hij op of omstreeks 11 juli 2011 te [woonplaats] met een ander of anderen, op of aan

de openbare weg, de [B-straat], in elk geval op of aan een openbare weg,

openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk geweld

bestond uit het eenmaal of meermalen (met kracht)- (met gebalde vuist) stompen en/of slaan in/tegen het gezicht/hoofd, althans

tegen het lichaam van voornoemde [aangever] en/of

- (terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag) (met geschoeide voet)

schoppen en/of trappen in/tegen het hoofd/gezicht, althans tegen het lichaam,

van voornoemde [aangever];

3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4. Waardering van het bewijs

4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten door de rechtbank bewezen kunnen worden verklaard.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte ten aanzien van de onder

1 en 2 primair/subsidiair tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken en dat de rechtbank het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde feit wel bewezen kan verklaren.

4.3 Het oordeel van de rechtbanki

4.3.1 De feiten

4.3.1.1 Verdachteii, zijn medeverdachten [medeverdachte 2]iii en [medeverdachte 1]iv, de getuige [getuige 1]v en de aangever [aangever]vi waren, blijkens hun verklaringen, in de avond van 11 juli 2011 in hun woning aan de [A-straat] te [woonplaats] aanwezig. [aangever] is de broer van [medeverdachte 2] en de oom van verdachte. Het gaat om een groep Polen die in de bouw werkzaam zijn. De verdachten en enige andere Polen meenden dat zij in verband daarmee geld tegoed hebben van [aangever]. Zij hebben er die avond op aangedrongen dat hij in de nabijheid van de woning geld zou gaan pinnen om hen te betalen.

4.3.1.2 Volgens de aangifte heeft [medeverdachte 2] zijn broer daarbij bedreigd met de in de tenlastelegging onder feit 1 achter het eerste gedachtenstreepje vermelde woorden. [medeverdachte 2] geeft toe die avond veel te hebben gedronken, ruzie met zijn broer te hebben gehad en te hebben gezegd dat zijn broer een pak slaag kon krijgenvii.

4.3.1.3 De aangever heeft daarna de woning verlaten. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn achter hem aangelopen. [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2], toen zijn broer de woning verliet, tegen verdachte en [medeverdachte 1] heeft gezegd: "Ga maar achter hem aan en controleer of hij het niet weer gaat verprutsen."viii [medeverdachte 2] verklaart dat hij verdachte en [medeverdachte 1] heeft gezegd dat ze met zijn broer moesten meelopen en hem in de gaten moesten houden.ix

4.3.1.4 Volgens de aangifte hebben verdachte en [medeverdachte 1] [aangever], terwijl zij liepen in de richting van een filiaal van de ABN-AMRO bank - waar naar de rechtbank aanneemt een pinautomaat is - bedreigd met de in de tenlastelegging onder feit 1 achter het tweede gedachtenstreepje vermelde woorden.

4.3.1.5 [aangever] is de bank en de pinautomaat voorbijgelopen. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben hem vervolgens aangevallen. Zij hebben hem geschopt en geslagen. Dat is gezien door twee getuigen, te weten [getuige 2]x en diens vriendin [getuige 3]xi. De politie wordt door [getuige 2] gewaarschuwd en laat [aangever], die in zijn gezicht diverse rode plekken en schrammen hadxii, uit voorzorg met een ambulance naar het ziekenhuis brengen.xiii Uit een op 12 juli 2011 opgestelde medische verklaringxiv blijkt niet van uitwendige laceraties, maar wel van drukpijn aan het achterhoofd en de flanken; de arts concludeert: "Contusie flanken en achterhoofd." De aangever heeft na enkele uren het ziekenhuis verlaten.xv

4.3.1.6 Na de mishandeling, maar nog op 11 juli 2011 heeft [aangever] een in het Pools gesteld sms bericht, dat is verzonden met de telefoon van zijn broerxvi, ontvangen, waarvan de vertaling luidt: "Als je naar buiten gaat neem dan iemand mee." Vrij vertaald, aldus [aangever],xvii komt dit bericht erop neer dat ik, "als ik ervandoor zou gaan, een bodyguard nodig zou hebben omdat hij mij zou vermoorden."

4.3.2 ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit:

4.3.2.1 De officier van justitie stelt dat er in het dossier voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn om te kunnen bewijzen dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte en zijn medeverdachten om het slachtoffer af te persen.

4.3.2.2 De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 tenlastegelegde afpersing aangezien er geen sprake is geweest van een vooropgezet plan om het slachtoffer [aangever] af te persen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben geen gedragingen verricht waaruit het oogmerk van de afpersing van het slachtoffer kan blijken.

4.3.2.3 De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte de aan hem onder 1 tenlastegelegde poging tot afpersing heeft gepleegd.

Voor het bewijs dat [aangever] op straat is bedreigd, is er alleen zijn verklaring. De rechtbank vindt dat te mager en kan om die reden niet bewezen verklaren dat verdachte en [medeverdachte 1] [aangever] hebben bedreigd toen zij op weg waren naar de betaalautomaat.

De bedreiging binnenshuis door [medeverdachte 2], acht de rechtbank slechts bewezen, voor zover deze heeft gezegd dat zijn broer een pak slaag kon krijgen. [medeverdachte 2] heeft dat toegegeven, terwijl zijn broer alleen staat in zijn verklaring dat [medeverdachte 2] de dingen heeft gezegd die zijn vermeld achter het eerste gedachtenstreepje onder feit 1. De andere Polen hebben verklaard de door [aangever] genoemde bedreigingen niet te hebben gehoord.

Uit het binnenshuis jegens [aangever] geuite verlangen dat hij geld moest gaan pinnen om zijn broer en de anderen te betalen en de daar door zijn broer jegens hem geuite, door de rechtbank bewezen geachte dreigende woorden is niet een zodanige dreiging uitgegaan dat die geschikt was als middel om [aangever] ertoe te bewegen om tegen zijn zin geld op te nemen en dit aan zijn metgezellen te overhandigen. Ook de door zijn broer gegeven instructie aan verdachte en [medeverdachte 1] om achter hem aan te lopen en hem in de gaten te houden of te controleren, had niet dat effect, evenmin als de omstandigheid dat verdachte en [medeverdachte 1] die instructie uitvoerden door achter hem aan te lopen. [aangever] is immers de betaalautomaat gewoon voorbijgelopen. Pas daarna is hij door zijn metgezellen aangevallen.

Noch bij het naderen van de betaalautomaat noch daarna hebben verdachte en [medeverdachte 1] gezegd dat [aangever] geld moest opnemen of geprobeerd om [aangever] met daden daartoe te brengen.

Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 1] niet het plan of de opdracht hadden er daadwerkelijk voor te zorgen om [aangever] ook tegen zijn zin ertoe te brengen geld op te nemen en dit vervolgens aan hen af te geven. De rechtbank neemt met de verdediging aan dat het geweld dat na het voorbijlopen van de betaalautomaat op [aangever] is toegepast, een uiting van frustratie was, die werd opgeroepen doordat verdachte en [medeverdachte 1] toen gewaar werden dat zij het geld dat zij hoopten te krijgen, niet zouden ontvangen.

De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde feit.

4.3.3 ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit:

4.3.3.1 De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen kan worden verklaard op grond van de verklaring van de aangever bij de politie en op grond van hetgeen de getuige [getuige 2] bij de politie en ter terechtzitting van de rechtbank heeft verklaard en op grond van de bevindingen van de arts. Daaruit kan worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte 1] het slachtoffer meermalen tegen het hoofd hebben geschopt ten gevolge waarvan het slachtoffer had kunnen komen te overlijden.

4.3.3.2 In de visie van de raadsman kan feit 2 meer subsidiair wel bewezen worden verklaard aangezien uit de stukken van het dossier aannemelijk is geworden dat verdachte en [medeverdachte 1] zo gefrustreerd waren dat het slachtoffer geen geld ging pinnen om verdachte en anderen uit te betalen, dat zij zich hebben laten gaan door het slachtoffer te schoppen en te slaan.

De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de poging tot doodslag en de poging tot zware mishandeling zoals onder feit 2 primair en 2 subsidiair is tenlastegelegd niet bewezen kan worden verklaard aangezien de getuige [getuige 2] ter terechtzitting zich niet meer kan herinneren dat hij het schoppen tegen het hoofd heeft gezien en zich voor het overige hiervoor onvoldoende bewijs in het dossier bevindt. Ook al zou de rechtbank wel oordelen dat tegen het hoofd is geschopt dan nog is er geen sprake van poging doodslag, aldus de verdediging. De verdediging verwijst daarvoor naar de concrete omstandigheden van dit geval, het geringe letsel en de jurisprudentie hieromtrent.

4.3.3.3 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [aangever] ten val heeft gebracht door hem bij de arm te pakken, dat hij hem bij de kraag heeft vastgehouden en dat hij hem een schop in de buik, twee klappen met de vlakke hand in het gezicht en ten slotte een schop in de rug heeft gegeven. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij [aangever] verschillende malen met de vuist tegen het lichaam heeft geslagen en dat verdachte [aangever] in de buik en tegen de rug heeft getrapt en hem tweemaal met de vlakke hand in het gezicht sloeg.xviii

Volgens de aangifte is meermalen ook tegen het hoofd geschopt. De getuige [getuige 3] heeft dat niet gezien, maar wel dat in het gezicht werd geslagen. De getuige [getuige 2] heeft ter terechtzitting op de uitdrukkelijke vraag of hij ook heeft gezien dat tegen het hoofd werd getrapt, aanvankelijk ontkennend geantwoord. Bij de politie had hij anders verklaard. Daarmee geconfronteerd door de officier van justitie, heeft de getuige gezegd dat hij zich het schoppen tegen het hoofd niet meer kan herinneren maar dat hij blijft bij zijn verklaring zoals afgelegd bij de politie.

Is het dus al hoogst twijfelachtig om op basis van de aangifte van [aangever] en op basis van de min of meer teruggenomen verklaring van de getuige [getuige 2] aan te nemen dat ook tegen het hoofd is geschopt, daarvoor is bovendien onvoldoende steun te vinden in het bij [aangever] door de arts vastgestelde en door de politie waargenomen letsel. Dat duidt niet op schoppen tegen het hoofd. Temeer daar niet is uit te sluiten dat enig letsel is ontstaan bij het ten val komen van [aangever].

De rechtbank acht daarom het schoppen tegen het hoofd niet bewezen. Dat leidt ertoe dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag en evenmin tot bewezenverklaring van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar wel tot bewezenverklaring van openlijke geweldpleging komt.

De rechtbank voegt hieraan toe dat zij op grond van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] bewezen acht dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] [aangever] flink wat malen hard in het gezicht hebben geslagen en hard tegen het lichaam hebben geschopt.

5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

op 11 juli 2011 te [woonplaats] met een ander op of aan de openbare weg, de [B-straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk geweld bestond uit het meermalen met kracht

- met gebalde vuist stompen en/of slaan tegen het gezicht of hoofd van deze [aangever] en

- terwijl deze [aangever] op de grond lag met geschoeide voet schoppen en/of trappen tegen het lichaam van voornoemde [aangever].

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6. De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8. Motivering van de straffen en maatregelen

8.1. De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en vordert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.560,-, alsmede tot een schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.

8.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt de rechtbank een straf op te leggen die gelijk is aan de reeds door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen aangezien de verdediging van oordeel is dat verdachte alleen ten aanzien van de openlijke geweldpleging kan worden veroordeeld.

8.3. Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft met een ander op straat zijn oom als straf voor het uitblijven van uitbetaling hard geschopt en geslagen. Het is niet bij enkele klappen of schoppen gebleven. Anderen waren hiervan getuige. Dit schokt de rechtsorde en deze methode van omgaan met geldvorderingen valt niet te dulden.

Verdachte en ook [medeverdachte 1] zijn first offenders, maar deze uitbarsting van geweld behoort met een gevangenisstraf overeenkomstig de door de rechtbank gehanteerde richtlijnen voor gevallen als de onderhavige te worden gestraft.

Een deel van de straf wordt voorwaardelijk opgelegd om verdachte van herhaling te weerhouden.

Ten aanzien van de benadeelde partij

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van [aangever] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op het bedrag van € 310,- (driehonderdentien euro). Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 160,- ter vergoeding van de ambulancekosten en uit een bedrag van € 150,- ter vergoeding van de door de benadeelde partij geleden immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voor het meerdere verklaart de rechtbank [aangever] niet ontvankelijk in zijn vordering, hetgeen betekent dat hij dat deel desgewenst nog aan de burgerlijke rechter kan voorleggen.

Ter zitting heeft verdachte zich op verrekening beroepen met zijn vordering op de benadeelde, maar aan dat beroep blijkt het bepaalde in artikel 135 boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in de weg te staan.

Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht .

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10. Beslissing

Verklaart het onder 1, 2 primair/subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Wijst de vordering van [aangever], wonende op het adres [A-straat nr] [postcode] [woonplaats], toe tot € 310,- (driehonderdentien euro).

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens [medeverdachte 1] is betaald.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Verklaart [aangever] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.

Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] een bedrag € 310,-

(driehonderdentien euro) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 6 (zes) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M. Vaandrager, voorzitter,

mrs. D.J. Cohen Tervaert en F.G. Bauduin, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2011.

De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

i Waar hier wordt verwezen naar pagina nummers zijn dat de paginanummers van het in deze zaak door de politie opgemaakte dossier met nummer PL1405 2011033319, waarin die processen-verbaal of andere geschriften zijn opgenomen die de rechtbank als bewijsmiddel gebruikt. De processen-verbaal zijn steeds in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.

ii pagina 19

iii pagina 54

iv pagina 37

v Pagina 77

vi Pagina 60 e.v.

vii Pagina 51

viii Pagina 78

ix Pagina 56

x Pagina 66 e.v.

xi Pagina 69

xii Pagina 63

xiii Pagina 74

xiv Pagina 174

xv Verklaring aangever ter terechtzitting

xvi Pagina 94

xvii Aangifte, p 61

xviii Verhoor van 19 september 2011, niet genummerde pagina's.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature