Kort geding. Vordering tot opheffing executoriaal beslag. Artikel 475d, derde lid, Rv. Opheffing van een beslag dat is gelegd op grond van een onherroepelijk geworden vonnis, kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden. Eiser maakt bezwaar tegen het op zijn inkomen gelegde beslag ter verhaal van een vordering op zijn echtgenote. Subsidiair maakt eiser bezwaar tegen de wijze waarop gedaagde de beslagvrije voet heeft berekend. Nu eiser en zijn echtgenote in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, kan ter verhaal van de vordering naast het inkomen van zijn echtgenote ook het inkomen van eiser worden aangesproken. De uitleg die gedaagde voorts aan artikel 475d, derde lid, Rv heeft gegeven bij zijn berekening, wordt voorshands niet onjuist geacht. De vordering tot opheffing van het executoriale beslag wordt afgewezen.