U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verzoek afgifte minuut bij asielbeschikking. Gelet op de uitspraak vand de ABRvS (BP2831) voorziet de Wbp niet in een recht op inzage in stukken waarin persoonsgegevens zijn opgenomen. Volstaan kan worden met het doen van mededeling van persoonsgegevens. Verweerder heeft voldaan aan zijn verplichting op grond van de Wbp. De beroepsgronden die betrekking hebben op een schending van de hoorplicht, slagen evenmin. Bezwaar terecht kennelijk ongegrond verklaard. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 10/1455 WOB

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseres,

gemachtigde mr. G. Ocak,

en

de minister van Veiligheid en Justitie (voorheen: de staatssecretaris van Justitie),

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat de persoonsgegevens van eiseres, neergelegd in de minuut behorende bij de beschikking van 17 september 2009 van verweerder, niet ter inzage worden gegeven.

Bij besluit van 29 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2010. Ter zitting is niemand verschenen. Het onderzoek is vervolgens gesloten.

Bij beslissing van 12 november 2010 is het onderzoek heropend en is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. De rechtbank heeft de zaak behandeld in meervoudige samenstelling op 23 februari 2011. Daar zijn eiseres en haar gemachtigde met kennisgeving niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) wordt onder persoonsgegevens verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.

Op grond van artikel 1, aanhef en onder d, van de Wbp wordt, voor zover hier van belang, onder verantwoordelijke verstaan: het bestuursorgaan dat het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt.

Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wbp heeft de betrokkene het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.

Op grond van het tweede lid, voor zover thans van belang, bevat de mededeling, indien zodanige gegevens worden verwerkt, een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.

Op grond van artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp kan de verantwoordelijke artikel 35 buiten toepassing laten, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.

2. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de minuut persoonsgegevens bevat.

3.1. Eiseres heeft aangevoerd dat de analyse in de minuut, behorende bij de asielbeslissing van 17 september 2009, ook onder het inzagerecht van de Wbp valt. Alle tot de persoon herleidbare gegevens, waaronder de minuut, moeten ter inzage worden gegeven indien daarom op juiste wijze is verzocht en de uitzonderingen van 43 van de Wbp niet van toepassing zijn, aldus eiseres. Verweerder heeft volgens eiseres ten onrechte gesteld dat artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp niet beperkt is tot de belangen van derden. De gedachtenwisseling of besluitvorming wordt niet verstoord door het opvragen van de minuut: de beslissing is immers al genomen. De weigering van verstrekking van de minuut leidt tot willekeur en oncontroleerbaarheid. Er is sprake van strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Voorts heeft verweerder ten onrechte afgezien van het horen van eiseres in de bezwaarfase, aldus eiseres.

3.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de minuut bij een brief of beschikking een voorstel van een ambtenaar aan zijn leidinggevende(n) is. In een brief van 23 september 2009, die verweerder naar aanleiding van het verzoek om inzage in de minuut naar eiseres heeft verzonden, heeft verweerder aangegeven welke persoonsgegevens van eiseres in de minuut zijn opgenomen. In de minuut wordt, naast een vermelding van de persoonsgegevens van de betrokkene, ook een analyse gegeven van de zaak. Die analyse valt volgens verweerder niet onder het recht op inzage van de Wbp. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar de Memorie van Toelichting bij de Wbp en een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 december 2005. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat inzage in de minuut niet in strijd zou zijn met artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp heeft verweerder aanvullend overwogen dat het gestelde in dat artikel niet beperkt is tot de belangen van derden. De verantwoordelijke, in dit geval verweerder, en de onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen, hebben er belang bij om in vrijheid van gedachten te kunnen wisselen over individuele zaken, zonder dat de persoon om wie het gaat kennis heeft van hetgeen daarover op papier is gezet, aldus verweerder. Gezien het voorgaande is inzage in de minuut volgens verweerder terecht geweigerd.

3.3. De rechtbank begrijpt dat eiseres, gezien de hiervoor weergegeven gronden van beroep, wil bewerkstelligen dat zij door het opvragen van haar persoonsgegevens de beschikking krijgt over de minuut zodat zij kan kennisnemen van de daarin opgenomen analyse.

3.4. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2011, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BP2831, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de minuut niet behoeft te worden overgelegd op basis van de Wbp. In die uitspraak is immers het volgende overwogen:

“Zoals uit de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2007 in zaak nr. 200600780/1 volgt, voorziet de Wbp niet in een recht op inzage in stukken waarin persoonsgegevens zijn opgenomen. Gegeven het aan de Wbp ten grondslag liggende transparantiebeginsel is inzage in stukken waarin persoonsgegevens zijn opgenomen aan de orde indien niet op andere wijze adequaat kan worden voorzien in kennisgeving van die persoonsgegevens dan wel mededeling van de herkomst daarvan, behoudens toepasselijkheid van de in artikel 43 van de Wbp vervatte weigeringsgronden. Dat in dit geval niet anders dan door de integrale verstrekking van de minuten en het interne dossier adequaat kan worden voorzien in kennisgeving van de daarin opgenomen persoonsgegevens dan wel mededeling van de herkomst daarvan, is niet gebleken. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat deze stukken zijn opgesteld ter voorbereiding van de besluitvorming in de vreemdelingenzaak van [wederpartij] en hij reeds in het bezit is van de processtukken. Volstaan kan worden met het doen van mededeling van persoonsgegevens, voor zover deze stukken deze bevatten. De staatssecretaris was op grond van de Wbp niet gehouden tot het verstrekken van afschriften van alle gevraagde stukken en heeft het verzoek om verstrekking van de stukken reeds daarom kunnen weigeren.“

3.5. De rechtbank stelt vast dat eiseres het standpunt van verweerder dat aan eiseres bij brief van 23 september 2009 reeds kenbaar is gemaakt welke persoonsgegevens de minuut bevat, niet heeft bestreden. Verweerder heeft de minuut zelf niet verstrekt of inzage daarin gegeven, gezien de daarin tevens opgenomen analyse. Nu verweerder, gelet op de voornoemde uitspraak de Afdeling, dit ook niet had behoeven te doen, is de uitkomst van de beslissing op bezwaar derhalve correct. De hiertegen gerichte gronden van beroep van eiseres slagen dan ook niet.

3.6. Gezien het voorgaande heeft verweerder het bezwaar van eiseres terecht kennelijk ongegrond verklaard. De beroepsgronden van eiseres die betrekking hebben op een schending van de hoorplicht van verweerder, slagen dan ook evenmin. Het beroep is ongegrond.

3.7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzitter, mrs. A.D. Belcheva en

A.J. Bongers-Scheijde, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Vries, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2011.

de griffier de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Afschrift verzonden op:

D: B

SB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature