Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Opleggen van meerdere naheffingsaanslagen parkeerbelasting is niet in strijd met het ne bis in idem beginsel

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 07/5165, 07/5166, 07/5167, 07/5168 en 07/5169

Uitspraakdatum: 20 maart 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Y , eiseres,

gemachtigde: mr. A, advocaat te Rotterdam,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft op 21, 22, 23, 24 en 25 mei 2007 (vijf) naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, elk ten bedrage van € 49,10 bestaande uit € 2,10 aan belasting en € 47 aan kosten ter zake van het opleggen van de naheffingsaanslag.

Bij uitspraken op bezwaar van 26 juni 2007 heeft verweerder de naheffingsaanslagen gehandhaafd. De gemachtigde van eiseres heeft daartegen bij brief van 29 juli 2007, ontvangen bij de rechtbank op 31 juli 2007, beroepen ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting waarbij de beroepen (geregistreerd onder de zaaknummers 07/5165, 07/5166, 07/5167, 07/5168 en 07/5169) gelijktijdig zijn behandeld, heeft plaatsgevonden op 28 januari 2008.

De gemachtigde van eiseres voornoemd is daar verschenen, vergezeld van Z. Namens verweerder is verschenen mr. B.

2. Feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.

2.1. Eiseres is kentekenhouder van een personenauto met kenteken aa-aa-aa, merk C (hierna: de auto).

2.2. Op 21, 22, 23, 24 en 25 mei 2007 stond de auto geparkeerd in de b-straat te Amsterdam. Tijdens controle hebben parkeercontroleurs van de gemeente Amsterdam op voornoemde data geconstateerd dat er geen geldig betaalbewijs in de auto aanwezig was. Om die reden zijn de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.

2.3. De b-straat te Amsterdam is een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats waar ingevolge de Verordening Parkeerbelastingen 2007 van de gemeente Amsterdam (hierna: de Verordening) voor parkeren op een parkeerplaats parkeerbelasting is verschuldigd.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of terecht vijf naheffingsaanslagen zijn opgelegd.

3.2. Eiseres is van mening dat ten onrechte vijf naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor één belastbaar feit. Eiseres stelt dat dit in strijd is met het in het strafrecht van toepassing zijnde “ne bis in idem” beginsel. Voorts heeft eiseres ter zitting nog aangevoerd dat ter plaatse niet duidelijk was aangegeven dat voor parkeren betaald moest worden.

3.3. Verweerder is van mening dat de naheffingsaanslagen zien op vijf afzonderlijke belastbare feiten en stelt dat die naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

3.4. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd ter zake van parkeerbelasting als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening.

4.2. Artikel 234, zesde lid, van de Gemeentewet luidt: ‘Ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag worden kosten in rekening gebracht. Deze kosten maken onderdeel uit van de naheffingsaanslag en worden afzonderlijk op het aanslagbiljet vermeld. Ten aanzien van hetzelfde voertuig worden per aaneengesloten periode de kosten niet vaker dan eenmaal per kalenderdag in rekening gebracht.’

Artikel 2, tweede lid van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen bepaalt het volgende: ‘Op basis van een raming (…) stelt de raad (…) het bedrag vast dat per nageheven aaneengesloten parkeerperiode binnen een kalenderdag aan de belastingschuldige in rekening wordt gebracht.’

4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto op de onder 2.2. genoemde data en plaats geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was betaald.

4.4. Eiseres heeft gesteld dat op voornoemde data herstelwerkzaamheden aan de straat gaande waren en dat aan het eind van de straat een chaotische situatie was, waardoor niet duidelijk was dat ter plaatse betaald parkeren gold. Deze stelling heeft verweerder met behulp van bij het verweerschrift gevoegde foto’s gemotiveerd betwist. Verweerder heeft ter zitting voorts onweersproken gesteld dat zich nabij de parkeerplaats waar de auto geparkeerd stond (bij perceelnummer 51) een parkeerautomaat bevindt en dat aan het begin van de straat een bord was geplaatst waarop staat aangegeven dat ter plaatste betaald parkeren geldt. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee aannemelijk gemaakt dat voldoende kenbaar was dat ter plaatse alleen tegen betaling van parkeerbelasting kon worden geparkeerd.

4.5. De rechtbank verwerpt de stelling van eiseres dat de opgelegde naheffingsaanslagen een cumulatie van fiscale sancties is, welke in strijd is met het ‘ne bis in idem’ beginsel. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Hoge Raad van 18 oktober 1995 (BNB 1996/34) waarin is overwogen dat de kosten die verband houden met de oplegging van een naheffingsaanslag geen sanctie (“a punishment to deter reoffending”) is, doch kosten zijn die worden gemaakt ter zake van het opleggen van de naheffingsaanslag. Deze kosten zijn ingevolge artikel 9 van de Verordening in verbinding met hoofdstuk 4 en 7 van de bij de Verordening behorende tarieventabel voor het jaar 2007 vastgesteld op € 47. Gesteld noch gebleken is dat de hoogte van deze in rekening gebrachte kosten in strijd is met enige wettelijke bepaling. Ook de stelling dat de onderhavige naheffingsaanslagen een punitief karakter hebben omdat vijf maal kosten in rekening zijn gebracht, terwijl naar de stelling van eiseres slechts eenmaal kosten worden gemaakt, wordt door de rechtbank niet gevolgd, reeds omdat het opleggen van vijf naheffingsaanslagen vijf maal het maken van kosten met zich brengt. Ingevolge de hiervoor onder 4.2 genoemde wettelijke bepalingen, mag verweerder deze kosten (maximaal) éénmaal per dag in rekening brengen. Nu de auto op alle hiervoor onder 2.2. vermelde dagen stond geparkeerd zonder dat parkeerbelasting was voldaan, zijn de onderhavige naheffingsaanslagen terecht opgelegd.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene zijn de beroepen ongegrond.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 20 maart 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, rechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Djodikromo, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature