Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 412741 / KG ZA 08-2162 AB/EB
Vonnis in kort geding van 21 november 2008
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats]
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
eisers bij dagvaarding van 19 november 2008,
advocaat mr. A. van Driel te Alkmaar,
tegen
de naamloze vennootschap
SURINAAMSE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.C.A. Froon te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] worden genoemd en afzonderlijk [eiser sub 1], [eiser sub 2], [eiser sub 3] en [eiser sub 4]. Gedaagde zal worden aangeduid als de SLM.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 21 november 2008 heeft [eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De SLM heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Ter zitting waren aanwezig [eiser sub 1] met mr. Van Driel, en namens de SLM [persoon 1] (general manager) met mr. Froon. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. [eiser sub 1] is gehuwd met [eiser sub 2]. Samen hebben zij twee kinderen, [eiser sub 3] en [eiser sub 4]. [eiser sub 1] is op [geboortedatum] 1954 geboren in Paramaribo, maar heeft zich vóór 25 november 1975 in Nederland gevestigd. Alle leden van zijn gezin hebben uitsluitend de Nederlandse nationaliteit.
2.2. Bij vonnis van 23 mei 2001 heeft de kantonrechter in Suriname in een door [eiser sub 1] aanhangig gemaakte procedure de Republiek Suriname veroordeeld om [eisers] onvoorwaardelijk tot Suriname toe te laten en hen in alle opzichten als Surinamer te behandelen. Het vonnis luidt, voor zover hier van belang:
“Overwegende, dat eiser, zich beroepende op artikel 5 lid 2 van voornoemde overeenkomst (de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, verder te noemen de Toescheidingsovereenkomst, vzr.) (…) met behulp van niet genoegzaam gemotiveerd weersproken overgelegde producties (…) genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt, dat hij een meerderjarige Nederlander is, geboren in Suriname en dat hij op het tijdstip van inwerkingtreding van deze overeenkomst (25 november 1975) buiten de Republiek Suriname woonplaats had;
Overwegende, dat dit met zich brengt, dat eiser behoort tot die groep van personen aan wie, ingevolge artikel 5 van voornoemde Toescheidingsovereenkomst een aantal rechten toekomt waaronder het recht om ten allen tijde met het gezin in Suriname onvoorwaardelijk te worden toegelaten, alsmede het recht om gedurende het verblijf in Suriname in alle opzichten te worden behandeld als Surinaamse staatsburger”.
2.3. Bij vonnis van 3 augustus 2007 heeft het Hof van Justitie van Suriname [eiser sub 1] niet ontvankelijk verklaard omdat zijn vordering een spoedeisend karakter ontbeerde. Het vonnis van de kantonrechter is door het Hof vernietigd.
2.4. [eisers] heeft van de SLM vier retourtickets Amsterdam (Schiphol) naar Paramaribo (Zanderij) gekocht. De vlucht van Amsterdam naar Paramaribo, met nummer [nummer], vertrekt op [datum] 2008. Hij heeft geen visum voor Suriname aangevraagd.
2.5. Bij brief van 17 september 2008 heeft [eiser sub 1] de SLM verzocht om haar medewerkers op Schiphol te instrueren dat [eisers] visumvrij naar Suriname kan vertrekken.
2.6. Bij brief van 5 november 2008 aan [eiser sub 1] heeft de SLM geantwoord:
“(…) Iedere passagier (uitgezonderd met Surinaams paspoort), die naar Paramaribo wil afreizen dient in het bezit te zijn van een geldig visum. Voor het visumvrij afreizen naar Paramaribo (…) op grond van de Toescheidingsovereenkomst verwijzen wij u naar het Consulaat van de Republiek Suriname. (…)”
2.7. Artikel 10 van de door de SLM gehanteerde vervoersvoorwaarden luidt:
“De passagier is verplicht van overheidswege gegeven reisvoorschriften na te leven,
uitreis-, inreis- en andere vereiste documenten te tonen, en op het vliegveld te verschijnen op het tijdstip aangegeven door de vervoerder of, als geen tijdstip is aangegeven, tijdig genoeg om de uitreisformulieren te kunnen vervullen.”
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert – kort gezegd – de SLM te veroordelen om hem onvoorwaardelijk toe te laten op vlucht [nummer] van de SLM, die op [datum] 2008 van Amsterdam naar Paramaribo vliegt.
3.2. Daartoe stelt [eisers], samengevat, dat de SLM bij de uitvoering van de tussen partijen gesloten vervoersovereenkomst wanprestatie jegens hem levert door van hem een visum te verlangen.
3.3. De SLM voert verweer, welk verweer voor zover van belang hierna wordt besproken.
4. De beoordeling
4.1. [eisers] stelt dat hij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 10 van de vervoersvoorwaarden van de SLM, door aan de SLM over te leggen de onder 2.2 en 2.3 genoemde vonnissen, alsmede notariële verklaringen waaruit blijkt dat hij behoort tot de groep personen die op grond van artikel 5 lid 2 van de Toescheidingsovereenkomst onvoorwaardelijk tot Suriname dient te worden toegelaten en die in alle opzichten als Surinaams staatsburger dient te worden behandeld. De Surinaamse wet- en regelgeving, die een visumplicht inhoudt voor alle personen met de Nederlandse nationaliteit, is in strijd met de Toescheidingsovereenkomst en derhalve onverbindend.
4.2. De SLM voert aan dat zij naar aanleiding van de brief van [eisers] van
17 september 2008 alle door [eisers] aan haar overgelegde stukken, waaronder de vonnissen van de kantonrechter en van het Hof van Justitie van Suriname, aan de Surinaamse consul-generaal in Nederland heeft doen toekomen met het verzoek over deze kwestie een standpunt in te nemen. Zij heeft onweersproken aangevoerd dat de consul-generaal zich mondeling op het standpunt heeft gesteld dat [eisers] op grond van de Surinaamse wet- en regelgeving een visumplicht heeft.
Aan deze wet- en regelgeving dient zij zich te houden, aldus de SLM.
4.3. Met het voorgaande staat voldoende vast dat volgens de Surinaamse overheid voor [eisers] een visum is vereist. Tot de documenten die [eisers] op grond van de vervoersvoorwaarden van de SLM dient over te leggen behoort dan ook een geldig visum. Het is niet aan de SLM om aan de hand van uitspraken van de Surinaamse rechter te beoordelen of het standpunt van de Surinaamse overheid terecht is. Overigens gaat het hier om een vonnis in kort geding van 23 mei 2001, dat bij vonnis van het Hof van Justitie van Suriname van 3 augustus 2007 is vernietigd, ook al heeft het Hof zich daarbij verenigd met de inhoudelijke overwegingen van de kantonrechter. Als eiser verandering wil brengen in het standpunt van de Republiek Suriname, zal hij schot moeten zien te krijgen in de bodemprocedure die hij in 1999 tegen de Republiek Suriname heeft aangespannen. Ook is denkbaar dat dit probleem wordt opgelost tussen de administraties van Nederland en de Republiek Suriname, in onderling overleg zoals bedoeld in artikel 12 van de Toescheidingsovereenkomst . De slotsom is dat de SLM niet in strijd met haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomst handelt door te weigeren [eisers] zonder visum tot vlucht [nummer] toe te laten.
4.4. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de SLM worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorziening,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de SLM tot op heden begroot op EUR 1.070,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
21 november 2008.?