Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 126382 / KG ZA 12-20
datum vonnis: 24 februari 2012 (ps)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D. Beuving te Wierden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W. Geersen-Janssen te Zwolle.
Het procesverloop
De vrouw heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Op 9 februari 2012 heeft de vrouw een wijziging van eis ingediend.
Op 9 februari 2012 heeft de man aanvullende stukken in het geding gebracht.
De behandeling ter terechtzitting van het gevorderde is gepland op 10 februari 2012. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Beuving, voornoemd;
- namens de man: mr. Geersen-Janssen, voornoemd.
De voorzieningenrechter heeft de behandeling ter terechtzitting in verband met procedurele onbehoorlijkheden aangehouden.
Op 13 februari 2012 heeft de vrouw een aanvullende productie in het geding gebracht.
De zaak is vervolgens behandeld ter terechtzitting van 17 februari 2012. Ter zitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Beuving, voornoemd;
- namens de man: mr. Geersen-Janssen, voornoemd.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Vaststaande feiten
1.1 In deze zaak staat het navolgende vast.
1.2 Partijen zijn op 22 juni 1991 te Hellendoorn in algemene gemeenschap van goederen gehuwd.
1.3 Uit dit huwelijk zijn geboren:
- [kind 1], geboren op [datum] 1991 te [plaats];
- [kind 2], geboren op [datum] 1998 te [plaats];
- [kind 3], geboren op [datum] 1999 te [plaats].
1.4 Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 14 juli 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 2 augustus 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Hellendoorn.
1.5 De rechtbank Almelo heeft bij beschikking van 16 november 2011 onder meer bepaald dat de man vanaf 2 augustus 2010 een bedrag van € 2.525,- per maand zal voldoen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw en een bedrag van € 500,- per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
1.6 Partijen zijn ieder voor de helft eigenaar van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] en [plaats] (verder: de woning). De vrouw woont samen met de kinderen nog in de woning, die thans te koop staat.
1.7 De woning is belast met vier hypothecaire geldleningen bij ABN AMRO, voor welke leningen partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn, te weten:
1. nummer [……………….] ad € 90.778,73;
2. nummer [……………….] ad 173.000,-;
3. nummer [……………….] ad € 82.285,49;
4. nummer [……………….] ad € 113.473,41.
1.8 De aan de hypothecaire geldleningen verbonden maandelijkse rentelast bedraagt ongeveer € 1.858,55 bruto.
1.9 Tussen partijen is nog een procedure aanhangig ter zake de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
Standpunt van de vrouw
2.1 De vrouw heeft, na wijziging van eis, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen tot betaling van de hypotheeklast vanaf 1 januari 2012 op de ABN AMRO bankrekening met nummer [……] ten name van ABN AMRO Bank N.V. onder vermelding van hypotheeknummer [………];
II. de man te veroordelen tot betaling van de door de ABN AMRO Bank in haar brief van 1 februari 2012 gevorderde kosten, ten bedrage van € 968,40 op de ABN AMRO bankrekening met nummer [……] ten name van ABN AMRO Bank N.V. onder vermelding van hypotheeknummer [………];
III. een dwangsom op te leggen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man met het onder I. en II. genoemde, na betekening van het vonnis, in gebreke blijft;
IV.de man te veroordelen in de kosten van het geding.
2.2 Daartoe heeft de vrouw - kort en zakelijk weergegeven - gesteld dat bij het bepalen van de draagkracht van de man en de door hem te betalen alimentatie rekening is gehouden met de situatie dat de man de hypotheeklast zou dragen. De man dient de maandelijks verschuldigde hypotheeklast derhalve te voldoen.
2.3 Gebleken is dat de man de hypotheeklast onbetaald laat en dat er een betalingsachterstand is ontstaan. De vrouw heeft bericht ontvangen van de bank dat deze actie zal gaan ondernemen nu de kosten van de hypothecaire lening niet worden voldaan. De hypothecaire lasten voor de maand januari 2012 zijn op 30 januari 2012 voldaan, maar de kosten voor incasso daarvan nog niet.
2.4 De vrouw heeft gevorderd de man te veroordelen in de kosten van het geding, omdat de vrouw door de man op kosten wordt gejaagd.
Standpunt van de man
3.1 De man heeft verweer gevoerd tegen het gevorderde en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
3.2 Daartoe heeft de man - kort en zakelijk weergegeven - gesteld dat hij niet in staat is zowel de hypothecaire lasten als de vastgestelde alimentatie te voldoen. De man heeft eind december 2011 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Almelo van 16 november 2011, omdat volgens hem in de draagkrachtberekening ernstige fouten zijn gemaakt ter zake de dividendbelasting en het eigenwoningforfait.
3.3 De man heeft gevorderd de vrouw in de kosten van deze procedure te veroordelen, omdat hij door de wijze van procederen van de vrouw tweemaal ter zitting diende te verschijnen.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
4.1 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op de aard van het geschil voldoende aannemelijk dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij het gevorderde, tenzij hieronder anders staat vermeld. Overigens heeft de man hieromtrent ook geen verweer gevoerd. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling van het geschil.
4.2 De voorzieningenrechter zal de door de vrouw ingestelde wijziging van eis toelaten, nu daartegen geen bezwaar is gemaakt en er ook ambtshalve geen reden is deze wijziging van eis te weigeren.
4.3 Partijen zijn het erover eens dat bij de berekening van de draagkracht van de man in het kader van de alimentatieverplichting rekening is gehouden met de maandelijkse hypothecaire rentelast. Zulks dient dan ook als uitgangspunt te worden genomen.
4.4 Dat de man hoger beroep heeft ingesteld omdat in de draagkrachtberekening onjuistheden ter zake dividendbelasting en eigenwoningforfait zouden zijn opgenomen, doet niets af aan voornoemd gegeven dat in die berekening rekening is gehouden met de hypothecaire rentelast. In deze kort gedingprocedure staat niet de juistheid van de draagkrachtberekening of de beschikking van de rechtbank Almelo van 16 november 2011 centraal, doch de verplichting van de man om de maandelijkse hypothecaire lasten te voldoen.
4.5 De voorzieningenrechter begrijpt de vordering van de vrouw om de man te veroordelen tot betaling van de hypothecaire lasten als een vordering gegrond op artikel 3:172 Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van dit artikel delen de deelgenoten, tenzij een regeling anders bepaalt, naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijke goed oplevert, en moeten zij in dezelfde evenredigheid bijdragen in de uitgaven betreffende dit gemeenschappelijke goed.
4.6 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende gebleken dat er sprake is van een regeling waarin anders wordt bepaald. Er is immers reeds in het kader van het vaststellen van de draagkracht vanuit gegaan dat de man de volledige maandelijkse hypothecaire lasten zal voldoen. De man dient derhalve naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter conform de afwijkende regeling volledig de hypothecaire lasten betreffende de woning te dragen.
4.7 Dat het betalen van de hypothecaire lasten en het voldoen van de vastgestelde alimentatiebedragen zwaar op de man drukken, moge wellicht zo zijn, maar is in het kader van deze kort gedingprocedure geen aanleiding om het gevorderde af te wijzen.
4.8 Ter zitting is gebleken dat de hypothecaire lasten ter zake de maand januari 2012 inmiddels zijn voldaan. De voorzieningenrechter zal de man daarom veroordelen tot betaling van de maandelijkse hypothecaire lasten vanaf 1 februari 2012.
4.9 De voorzieningenrechter acht de gevorderde dwangsom redelijk, doch zal deze maximeren op € 10.000,-- (20 maal € 500,--).
4.10 Ten aanzien van de vordering ter zake de kosten van incasso van ABN AMRO Bank overweegt de voorzieningenrechter dat van spoedeisend belang geen sprake is. Mocht blijken dat de hypotheekhouder daadwerkelijk tot executoriale verkoop van de woning wenst over te gaan enkel en alleen op grond van deze onbetaald gebleven incassokosten, dan lijkt een procedure tegen de bank voor de hand te liggen. De voorzieningenrechter zal de vordering ter zake de kosten van de incasso van de bank zodoende afwijzen.
4.11 Beide partijen hebben gevorderd de wederpartij te veroordelen in de kosten van deze procedure. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de man weliswaar de overwegend in het ongelijk gestelde partij is, maar dat hij door de wijze van procederen van de vrouw genoodzaakt is geweest hogere kosten te maken dan normaliter noodzakelijk. De voorzieningenrechter acht het, mede gelet op het feit dat partijen voormalige echtelieden zijn, redelijk dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. veroordeelt de man tot betaling van de maandelijkse hypothecaire lasten met betrekking tot de woning aan de [adres] en [plaats] vanaf 1 februari 2012 op de ABN AMRO bankrekening met nummer [……] ten name van ABN AMRO Bank N.V. onder vermelding van hypotheeknummer [……], onder verbeurte van een dwangsom van
€ 500,- per dag of gedeelte daarvan dat de man, na betekening van het vonnis, verzuimt aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.;
II. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.