Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/02452
Zitting 29 november 2022
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, heeft de verdachte bij arrest van 26 mei 2021 wegens 1. “mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd”, 2. “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening”, 3. “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd” en 4. “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden onder aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr . Daarnaast heeft het hof de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals nader in het arrest bepaald.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 21/02250 en 21/02249. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het cassatieberoep merk ik het volgende op. De verdachte heeft zich ter terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 op de voet van artikel 279 lid 1 Sv laten vertegenwoordigen door een daartoe uitdrukkelijk gemachtigde raadsman. Het arrest van 26 mei 2021 is om die reden op tegenspraak gewezen. Het cassatieberoep diende binnen veertien dagen nadien te worden ingesteld. Blijkens de stukken van het geding is de brief d.d. 9 juni 2021 waarbij aan de griffier is verzocht cassatieberoep in te stellen (en waarbij de griffier tevens daartoe volmacht is verleend) op 10 juni 2021 ter griffie van het hof ontvangen. Als gevolg daarvan kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden