Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/04474
Zitting 25 augustus 2020
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 25 september 2019 door het gerechtshof Den Haag niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de gegeven (deel)vrijspraken en voor 1. “opzetheling, meermalen gepleegd” en 2. “oplichting, meermalen gepleegd” veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, waarbij de vervangende hechtenis is bepaald op 82 respectievelijk 85 dagen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mrs. J.S. Nan en S.A.H. Vromen, beiden advocaat te 's-Gravenhage, hebben een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
4. Het middel is, gelet op HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914, terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan bepalen dat in plaats van vervangende hechtenis telkens gijzeling van gelijke duur zal worden toegepast.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregelen vervangende hechtenis is toegepast en dat de Hoge Raad bepaalt dat telkens gijzeling van gelijke duur zal worden toegepast.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG