E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:PHR:2020:1241
Parket bij de Hoge Raad, 19/02643

Inhoudsindicatie:

Verdachten zijn in een bepaalde wijk in DH lange tijd door de politie in de gaten gehouden vanwege verdenking van het plegen van inbraken en o.m. veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie die erop gericht was woninginbraken te plegen. Middelen o.m. over 1. verwijzing verdachte in kosten b.p. en 2. vervangende hechtenis bij opgelegde schadevergoedingsmaatregelen. Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2019:793 rov. 2.7.2 en 2.7.4 m.b.t. de motiveringsverplichting van proceskosten a.b.i art. 592a (oud) Sv, thans art. 532 Sv, en overweegt dat de in rov. 2.7.4 van dat arrest geformuleerde motiveringsverplichting betrekking heeft op het geval waarin de vordering van de b.p. geheel n-o wordt verklaard op de grond dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het middel dat van een andere opvatting uitgaat, is tevergeefs voorgesteld. Ad 2. Telkens omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregelen, art. 36f Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2020:914). Samenhang met 19/02582, 19/02584, 19/02645 en 19/02673.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie