Conclusie AG over onder meer (1) het begrip ‘grieven’ c.q. ‘bezwaren’ tegen het vonnis als bedoeld in art. 416, tweede lid, Sv, (2) het moment waarop de gemachtigde raadsman ter zitting in de gelegenheid moet worden gesteld mondeling bezwaren tegen het vonnis op te geven en (3) de vraag of de niet-gemachtigde raadsvrouw de gelegenheid had moeten worden geboden zich omtrent de inhoud van de bezwaren van de voordien verschenen raadsman ter nadere toelichting uit te laten. De AG adviseert de cassatieberoepen van de verdachte en de benadeelde partij te verwerpen.