E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:PHR:2018:1291
Parket bij de Hoge Raad, 18/00498

Inhoudsindicatie:

A-G IJzerman heeft conclusie genomen naar aanleiding van het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraken in verzet van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2018, inzake een aantal naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting.

Het gaat hier om de vraag of een natuurlijk persoon of een rechtspersoon de belanghebbende is die beroep bij de Rechtbank heeft ingesteld. Belanghebbende stelt dat hij degene is die beroep heeft ingesteld, zodat hij, inzake twaalf naheffingsaanslagen, terecht het (lagere) griffierecht voor natuurlijke personen heeft betaald. De Rechtbank is daarentegen van oordeel dat het beroep is ingesteld door, althans namens, een rechtspersoon, zodat het (hogere) griffierecht voor rechtspersonen verschuldigd is. Omdat belanghebbende volgens de Rechtbank aldus te weinig griffierecht heeft betaald, zijn de beroepen inzake de opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting niet-ontvankelijk verklaard.

Het inhoudelijke geschil is door de niet-ontvankelijk verklaring in deze procedure nog niet goed uit de verf gekomen, maar het lijkt volgens de A-G te gaan om een discussie over parkeren dan wel personen laten in- en uitstappen. In het beroepschrift van belanghebbende staat dat belanghebbende is benadeeld nu hij o.a. van mening verschilt over de vraag of er al dan niet werd geparkeerd. Hij is immers taxichauffeur en laat geregeld mensen in en uitstappen. Hieruit kan naar de mening van de A-G in redelijkheid worden afgeleid dat belanghebbende heeft gesteld dat hij de feitelijke parkeerder van de auto’s was.

Op 4 augustus 2017 heeft de griffier van de Rechtbank aan de gemachtigde van belanghebbende laten weten dat in het beroepschrift weliswaar is vermeld dat de beroepen door [X1] (belanghebbende) worden ingesteld, maar dat uit de overgelegde machtiging blijkt dat het beroepschrift door ‘[X1] h.o.d.n. [X2] B.V.’ is ingesteld, dat [X2] B.V. een rechtspersoon is en dat daarom in elke zaak het tarief voor een rechtspersoon in rekening is gebracht. [X2] B.V. heeft in geen van de dertien zaken het verschuldigde griffierecht betaald.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de griffier er terecht vanuit is gegaan dat de beroepen zijn ingesteld door een rechtspersoon, ondanks dat in het beroepschrift is vermeld dat het beroepschrift door belanghebbende wordt ingediend. In de bijbehorende volmacht staat namelijk dat ‘[X1] h.o.d.n. [X2] B.V.’ de gemachtigde heeft gemachtigd om beroep in te stellen. Dit betekent volgens de Rechtbank dat het beroep door [X2] B.V. is ingesteld, zodat per zaak griffierecht voor rechtspersonen is verschuldigd. De Rechtbank heeft bij uitspraken buiten zitting van 7 november 2017 de dertien beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende is tegen die uitspraken in verzet gekomen. Het verzet is door de Rechtbank ongegrond verklaard. Daartegen komt belanghebbende op in cassatie.

In cassatie is weer in geschil namens wie het beroepschrift is ingediend, een natuurlijk persoon (belanghebbende), of een rechtspersoon ([X2] BV waar belanghebbende de aandeelhouder van was). Het processuele belang is dat in 2017 ten aanzien van het beroep van een natuurlijk persoon in belastingzaken een griffierecht kon worden geheven van € 46 en van een rechtspersoon ten bedrage van € 333. Omdat belanghebbende ter zake van het instellen van beroep volgens de Rechtbank ten onrechte het lagere tarief voor een natuurlijk persoon heeft voldaan, zijn de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

De A-G meent dat de Rechtbank terecht voor de uitleg van de vertegenwoordiging vooral belang heeft gehecht aan de inhoud van de ter zake van de vertegenwoordiging overgelegde machtiging. Daarbij tekent de A-G aan dat de overige omstandigheden van het geval, waaronder de inhoud van de namens belanghebbende ingediende processtukken, nader licht kunnen werpen op de uitleg van de machtiging.

In de onderhavige zaken is alleen in de machtiging bij de naam van belanghebbende toegevoegd ‘h.o.d.n. [X2] B.V.’. Kennelijk heeft de Rechtbank de afkorting h.o.d.n. aldus opgevat dat belanghebbende namens [X2] B.V. zich tot de gemachtigde heeft gewend om beroep in te stellen. Met andere woorden: dat sprake is van vertegenwoordiging door [X1] van [X2] B.V.

Nu is na te gaan of de Rechtbank aldus een juiste uitleg heeft gegeven aan de afkorting ‘h.o.d.n.’, oftewel voluit: ‘handelend onder de naam’. Dat ziet volgens de A-G op de situatie dat een natuurlijk persoon in het handelsverkeer optreedt onder een handelsnaam. Dat is echter niet de situatie in casu.

De A-G heeft in de rechtspraak noch in de literatuur steun gevonden voor het kennelijke oordeel van de Rechtbank dat onder ‘h.o.d.n.’ hier namens een rechtspersoon, [X2] B.V., dient te worden verstaan. Die term is daarvoor zijns inziens juridisch niet geschikt. Het is volgens de A-G een ongelukkig gekozen term, omdat die niet past in dit kader van vertegenwoordiging, maar ziet op het gebruik van een handelsnaam.

Overigens blijkt, naar de A-G meent, uit de namens belanghebbende ingediende processtukken dat belanghebbende pro se procedeert, als natuurlijk persoon. Dat strookt zijns inziens met de wil van belanghebbende als bestuurder, chauffeur, op te komen tegen de naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting.

Een en ander betekent dat de A-G het niet eens is met de uitleg die de Rechtbank hier heeft gegeven aan de term ‘h.o.d.n.’ Naar zijn mening is belanghebbende pro se, als natuurlijk persoon, in beroep gekomen. In zoverre treffen de klachten van belanghebbende doel.

Na verwijzing zal volgens de A-G nog een en ander moeten worden uitgezocht, zoals wie de kentekenhouder(s) van de auto’s is/zijn, door welke natuurlijke of rechtspersoon bezwaar is gemaakt en of belanghebbende inderdaad de feitelijke bestuurder was.

De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond dient te worden verklaard.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie