E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:PHR:2016:1510
Parket bij de Hoge Raad, 16/01963

Inhoudsindicatie:

OM-cassatie. Deelneming aan terroristische organisatie. Verlenen van geldelijke steun voldoende?

Van deelneming aan een organisatie a.b.i. de art. 140 en 140a Sr kan slechts sprake zijn indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en daarnaast een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk (vgl. ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, NJ 1998/225 en ECLI:NL:HR:2012:BW5161). De opvatting dat het eerste vereiste voor deelneming aan een organisatie a.b.i. art. 140 en 140a Sr (het behoren tot het samenwerkingsverband) niet geldt voor de in lid 4 resp. lid 3 van de bepalingen omschreven gedraging van het verlenen van geldelijke steun, zodat reeds het verlenen van geldelijke steun aan een organisatie a.b.i. art. 140 en 140a Sr deelneming aan die organisatie oplevert, is onjuist. I.c. geeft ’s Hofs oordeel dat uit de gedragingen van verdachte niet z.m. kan worden afgeleid dat zij behoorde tot het samenwerkingsverband van de IJU en/of DTM niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Overige opm.: de in art. 140.4 en art. 140a.3 Sr omschreven gedragingen zullen veelal kunnen worden gerangschikt onder andere delictsomschrijvingen, zoals art. 289a.2 of art. 421 Sr.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie