E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:PHR:2014:1969
Parket bij de Hoge Raad, 12/04897

Inhoudsindicatie:

Verkeersongeval tijdens vlucht. 1. Voorwaardelijk opzet poging doodslag. 2. Eendaadse samenloop met overtreding art. 6 jo. 175.2.b WVW 1994. Art. 55 Sr. 3. Bepalen straf. Art. 423.4 Sv Ad 1. Blijkens ’s Hofs overweging heeft het Hof opzet van verdachte op het overlijden van X in de vorm van voorwaardelijk opzet bewezen geacht. Gelet op de gebezigde bewijsvoering en in het licht van hetgeen namens verdachte is aangevoerd behoeft dat oordeel evenwel nadere motivering. Blijkens zijn nadere bewijsoverweging heeft het Hof zijn oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat X tijdens de vlucht door de auto zou worden aangereden, gegrond op zijn vaststelling dat verdachte heeft gezien dat de poort door X werd gesloten. Daarbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat er nog maar een smalle en kleiner wordende opening was aan de zijde van de poort waar X zich bevond en dat verdachte niet heeft afgeremd of is uitgeweken. Een en ander vormt evenwel, in het licht van het gevoerde verweer dat samengevat inhoudt dat verdachte pas een fractie van een seconde voor de botsing met het hek X heeft waargenomen, onvoldoende grond voor het oordeel dat verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. Hetgeen het Hof dienaangaande voorts nog heeft overwogen maakt dat niet anders. Daarbij neemt de HR in aanmerking dat de gebezigde bewijsmiddelen elementen bevatten die de lezing van verdachte ondersteunen, zoals dat verdachte slechts zo'n tien meter voor de poort heeft waargenomen dat deze langzaam dichtging, terwijl hij met aanmerkelijke snelheid reed. Ad. 2. Het Hof heeft t.a.v. de onder 1A en 1B bewezenverklaarde feiten toepassing gegeven aan art. 55 Sr. Dat brengt mee dat, nu o.g.v. hetgeen hiervoor is overwogen 's Hofs beslissingen ter zake van het onder 1A tlgl. feit in cassatie geen stand houden, ook 's Hofs beslissingen t.a.v. het onder 1B tlgl. feit niet in stand kunnen blijven. Ad 3. HR herhaalt relevante overweging uit ECLI:NL:HR:2010:BK3202 o.m. inhoudende dat het het Hof niet vrijstaat bij het bepalen van de straf omstandigheden te betrekken die in e.a. niet aan de orde zijn geweest. Dit brengt i.c. mee dat het Hof ten onrechte heeft overwogen en beslist dat bij het bepalen van de straf voor de feiten 2 en 3 ten gunste en ten laste van verdachte rekening moet worden gehouden met diverse omstandigheden.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie