E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:PHR:2012:BW9959
LJN BW9959, Parket bij de Hoge Raad, 10/02900 A

Inhoudsindicatie:

Antilliaanse zaak. Vordering benadeelde partij. Art. 206 SvNA en art. 374 SvNA. Kring van personen die zich als b.p. in het geding kunnen voegen. Een nabestaande/erfgenaam van het slachtoffer van een strafbaar feit van een ander kan zich opgeven als b.p. indien deze nabestaande/erfgenaam door dat strafbare feit schade heeft geleden a.b.i. art. 206 SvNA. In ’s Hofs overwegingen ligt besloten dat is voldaan aan de eis van art. 374.1 SvNA dat de vordering van de b.p. niet aan het oordeel van de burgerlijke rechter is onderworpen. De vordering van de b.p. betreft de eigen materiële schade die zij door het door de verdachte begane strafbare feit heeft geleden. Het door het Hof bevestigde oordeel van het GEA dat de schade en de aansprakelijkheid voldoende zijn komen vast te staan en dat de gevorderde bedragen kunnen worden toegewezen als in het vonnis van het GEA vermeld, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie slechts beperkt ten toets komen. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de verdachte jegens de b.p. op de voet van art. 6:108.2 BWNA aansprakelijk is voor de kosten van de lijkbezorging en de desbetreffende schadeposten niet of onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie