E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:PHR:2012:BV8291
LJN BV8291, Parket bij de Hoge Raad, 11/04310 W

Inhoudsindicatie:

Wots-zaak. 1. Art. 2 Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (VOGP). 2. Art. 3.1.d WOTS en beroep op een strafuitsluitingsgrond. 3. Verzoek als bedoeld in art. 328 Sv jo. art. 331 Sv. Ad 1. Gelet op het toelichtend rapport van het art. 2 Aanvullend Protocol heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat ook in een geval als het onderhavige, waarin de veroordeelde eerst na ontvluchting de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, art. 2 van toepassing is en dat daarmee een verdragsbasis voor de tenuitvoerlegging aanwezig is. Ad 2. De HR stelt voorop dat een in een vreemde Staat opgelegde sanctie in Nederland slechts kan worden tenuitvoergelegd voor zover, in geval van veroordeling, de dader naar Nederlands recht eveneens strafbaar zou zijn geweest ingevolge art. 3.1.d WOTS. Derhalve dient de Nederlandse rechter ingeval in de exequaturprocedure een beroep op een strafuitsluitingsgrond wordt gedaan welke naar buitenlands recht niet had kunnen worden ingeroepen, de gegrondheid van dat beroep te beoordelen, al dan niet na op de voet van art. 28.5 WOTS onderzoek te hebben gedaan. Het oordeel van de Rechtbank dat het Bulgaarse recht psychische overmacht als "een vorm van strafuitsluitingsgrond" kent, volgt niet zonder meer uit de door de Rechtbank genoemde stukken. Ad 3. Het middel klaagt terecht dat de Rechtbank heeft verzuimd te beslissen op het verzoek van de veroordeelde om de zaak aan te houden om een rapportage te laten maken; dit verzuim leidt ex. artt. 328 jo. 331 Sv jo. 28.4 WOTS tot nietigheid.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie