Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bewijs medeplegen. Uit de bewijsmiddelen en de daaraan toegevoegde bewijsoverweging kan niet zonder meer volgen dat verdachte telkens zo bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen, in aanmerking genomen dat het louter aanwezig zijn bij en zich niet distantiëren van een door een ander gepleegde vernieling, alsmede het louter instemmen met die vernieling, ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien daarvoor onvoldoende zijn. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Conclusie



Nr. 08/03949 J

Mr. Machielse

Zitting 3 november 2009

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Het Gerechtshof Leeuwarden heeft verdachte op 8 september 2008 voor 1 primair: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, en 2 primair: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 70 uur. Voorts heeft het hof de vordering van een benadeelde partij toegewezen.

2. Mr. H.T. Gerbrandy, advocaat te Leeuwarden, heeft cassatie ingesteld. Mr. J. Boksem, eveneens advocaat te Leeuwarden, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.

Het middel klaagt over het bewijs van het medeplegen van feit 2 primair. Dat bewijs zou niet in de gebezigde bewijsmiddelen gevonden kunnen worden. Verdachte is weliswaar getuige geweest van het strafbare feit maar heeft niet meegewerkt aan de uitvoering daarvan, noch bewust, nauw en volledig samengewerkt.

3.1. Het hof heeft bewezenverklaard dat:

"1 primair: hij op 11 december 2006 te Akkrum, in de gemeente Boarnsterhim, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een Nskaartautomaat, toebehorende aan de Nederlandse Spoorwegen, heeft vernield;

2 primair: hij op 11 december 2006 te Akkrum, in de gemeente Boarnsterhim, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en een dakgoot van een pand gelegen aan [a-straat], toebehorende aan [benadeelde partij 1], heeft beschadigd".

3.2. De bewezenverklaring heeft het hof doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:

"1. Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 augustus 2008 -zakelijk weergegeven- onder meer verklaard met betrekking tot feit 1

Ik was op 11 december 2006 met een paar vrienden. Een van die vrienden wilde een jongen ophalen van het station in Akkrum. We moesten daar wachten op het station. [Betrokkene 1] pakte toen een vlinderbom en stopte die in de kaartjesautomaat. We zijn weggegaan en zagen later dat de automaat stuk was.

U houdt mij mijn verklaring voor zoals ik die heb afgelegd tegenover de politie. Deze verklaring is juist. Het idee dat de automaat zou gaan ontploffen gaf me wel een kick. [Betrokkene 2] en [betrokkene 3] stonden er ook bij. Wij zijn weggegaan toen [betrokkene 1] de vlinderbom er in stak en hebben van een afstand van zo'n 20 meter toegekeken. Daama zijn we teruggegaan om te kijken wat de schade was.

met betrekking tot feit 2

Het kan wel zijn dat dit geweest is vlak voor het geval bij het station in Akkrum.

Wij stonden bij de leugenbank tegenover de fysio-praktijk. We zijn na de ontploffing weggefietst. De ontploffing ga me wel een kick. [Betrokkene 1] haalde de vlinderbom uit zijn eigen zak. [Betrokkene 2] en [betrokkene 4] waren hier ook bij.

2. Een dossier nr. 66163 bevattende diverse processen-verbaal, waaronder:

2.1 Een proces-verbaal nr. 2006126529-3 d.d. 23 december 2006, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie en [verbalisant 2], brigadier van politie, beiden van Politie Fryslân, Team Wald en Wetter, -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van verdachte:

Op 11 december 2006 ben ik met vrienden naar het NS-station in Akkrum gegaan.

Ik zag dat [betrokkene 1] de nodige vlinderbommen bij zich had. Ik hoorde dat [betrokkene 1] zei dat hij een vlinderbom in de treinkaartjesautomaat wilde stoppen en deze daama te laten ontploffen. Wij vonden dit met z'n allen wel een goed idee. Het idee dat de automaat ging ontploffen gaf ons wel een kick. Ik zag dat [betrokkene 1] de vlinderbom aanstak en deze daama in de treinkaartjesautomaat gooide. Daama zijn we snel weggefietst. Kort daama hoorde ik een harde knal. Ik herkende dit als het ontploffen van een vlinderbom. Daama zijn we met z'n allen teruggefietst om te kijken wat de schade was aan de automaat.

2.2 Een proces-verbaal nr. 2006122767-3 d.d. 23 december, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] onder 2.1. voomoemd, -zakelijk weergegeven- inhoudende: als verklaring van verdachte:

Op 11 december 2006 zat ik samen met mijn vrienden bij de leugenbank in het centrum van Akkrum. Op een gegeven moment zag ik dat [betrokkene 1] een vlinderbom tevoorschijn haalde. Ik zag dat [betrokkene 1] deze aanstak en daama in de dakgoot van het ernaast gelegen Fysiotherapiegebouw gooide. Kort daama hoorde ik een harde knal. Ik zag dat tengevolge van deze ontploffing er een gat in de betreffende dakgoot was ontstaan. Gelijk daarop zijn we snel weggefietst omdat we niet door de politie gepakt wilden worden. De hele ontploffing gaf mij weer een enorme kick. Ik heb er dan ook niets van gezegd tegen [betrokkene 1].

2.2 Een proces-verbaal nr. 2006126529-1 d.d. 22 december 2006, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], brigadier van politie. Politie Fryslân, Team Wald en Wetter, -zakelijk weergegeven- inhoudende: als verklaring van [betrokkene 2]:

Ik ben namens de Nederlandse Spoorwegen gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen maandag 11 december 2006 te 21.00 uur en 21.30 uur is schade veroorzaakt aan de treintjesautomaat welke op het terrein van het NS station te Akkrum staat. Een storingsmonteur constateerde dat de automaat door middel van vuurwerk opgeblazen was.

2.3 Een proces-verbaal nr. 2006126529-1 d.d. 22 december 2006, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], surveillant van politie, Politie Fryslân, Team Wald en Wetter, -zakelijk weergegeven- inhoudende: als verklaring van [betrokkene 5]:

Ik ben namens [benadeelde partij 1] gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen maandag 11 december 2006 te 18.00 uur en 12 december 2006 te 15.10 uur werd op [a-straat 1] te Akkrum een raam vernield. Ik heb gezien dat er een gat en een scheur in het raam van ons bedrijfspand zat. Tevens zag ik dat in de dakgoot een gat in de dakbedekking zat."

3.3. Voorts heeft het hof in het verkort arrest nog overwogen:

"Bewijsoverweging

Het hof is van oordeel dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan het medeplegen van de twee vernielingen zoals hieronder bewezen zijn verklaard. Het hof baseert dit op het volgende:

Uit het dossier en de zich in dat dossier bevindende getuigenverklaringen, blijkt dat verdachte zich op 11 december 2007 samen met een groep jongeren bevond bij het leugenbankje in het centrum van Akkrum. Vervolgens is door een van de leden van de groep een vlinderbom tot ontploffing gebracht in de dakgoot van het tegenover het leugenbankje gelegen gebouw van [benadeelde partij 1]. Verdachte heeft zich op geen enkele moment van deze actie gedistantieerd. Deze ontploffing gaf verdachte, naar eigen zeggen wel een kick. Wanneer de groep zich vervolgens begeeft naar het NS-station te Akkrum, terwijl verdachte de gevolgen van de ontploffing van een vlinderbom kort tevoren heeft kunnen aanschouwen, gaat verdachte met de groep mee om wederom vuurwerk tot ontploffing te brengen. Verdachte verklaart hier tegenover de politie over dat de groep het een goed idee vond en dat het ze allemaal wel een kick gaf. Terwijl [betrokkene 1] de bewuste vlinderbom in de kaartjesautomaat stopt is er niemand van de groep die hem hiervan weerhoudt en blijft de meerderheid van de groep, waaronder verdachte, (al dan niet op enige afstand) kijken wat er gebeurt. Naar 's hofs oordeel kan worden gesteld dat verdachte zich willens en wetens in een situatie heeft begeven waarvan hij wist of in ieder geval kon weten dat schade en overlast zou ontstaan. Verdachte heeft ingestemd met en is aanwezig geweest bij voormelde vernielingen. Derhalve kan verdachte als medepleger worden gekwalificeerd.

Dat verdachte niet zelf daadwerkelijk het vuurwerk tot ontploffen heeft gebracht doet daar niet aan af."

3.4. Voor medeplegen is noodzakelijk is dat verdachte enige uitvoeringshandeling van het strafbaar feit heeft verricht en/of dat hij nauw en volledig met de ander of anderen heeft samengewerkt.(1) Het hof heeft niet vastgesteld dat verdachte heeft meegedaan aan de uitvoering. Een nauwe en volledige samenwerking zou in de gedachtengang van het hof kennelijk tot uitdrukking komen in de aanwezigheid van verdachte bij de vernielingen en de instemming daarmee. Het hof heeft over de wijze waarop die instemming tot stand is gekomen, zich heeft geuit en hoe die instemming van invloed kan zijn geweest op de begane strafbare feiten verder niets vastgesteld. Niet staat bijvoorbeeld vast dat verdachte [betrokkene 1] heeft aangemoedigd of aangespoord, dat hij met [betrokkene 1] overleg heeft gepleegd enzovoorts. In de tijd geplaatst heeft feit 2 als eerste plaatsgevonden. M.b.t. dit feit kan helemaal niets blijken over enige vorm van overleg of samenwerking. M.b.t. het als feit 1 bewezenverklaarde heeft het hof inderdaad vastgesteld dat verdachte toen wist dat [betrokkene 1] vlinderbommen bij zich had en is er sprake van een grotere betrokkenheid, gelet onder meer op het feit dat de groep samen is weggevlucht en samen weer is teruggekeerd om het effect te bekijken.

Maar mijns inziens zijn deze gedragingen ook onvoldoende om van nauwe en volledige samenwerking te kunnen spreken. Verdachte was volgens de bewijsmiddelen een volger, een toeschouwer.(2)

Dat verdachte niet heeft ingegrepen zou mijns inziens alleen maar relevant zijn in de situatie waarin hij verplicht was om een gevolg dat mede door zijn toedoen zich dreigde voor te doen te verhinderen. Maar dat verlangt al een grotere bemoeienis van verdachte met het gebeuren dan alleen maar een sensatiezoekende aanwezigheid.

Het middel komt mij gegrond voor, hetgeen tot gevolg heeft dat het bestreden arrest naar mijn mening niet in stand zal kunnen blijven.

4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Leeuwarden teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 HR 19 oktober 1993, NJ 1994, 150 m.nt. Van Veen.

2 HR 26 oktober 2004, LJN AR2187.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature