Conclusie
Nr. 02047/01/A
Mr. Fokkens
Zitting 2 april 2002
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is veroordeeld door het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld c.q. laten instellen, maar voor de dienende dag in cassatie zijn namens hem geen middelen van cassatie voorgesteld. Dit zou betekenen dat hij niet-ontvankelijk is in het door hem ingestelde beroep in cassatie, ware het niet dat de vraag rijst of de aanzegging van de behandeling van het cassatieberoep op de juiste wijze is geschied.
2. Kenmerkend voor deze zaak is dat de verdachte gedetineerd was en is ontvlucht, waardoor uitreiking van de aanzegging van de dag van behandeling van het cassatieberoep niet in persoon kon worden gedaan.
3. Artikel 11 lid 4 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba bepaalt dat aanzeggingen en kennisgevingen geschieden op de in de Nederlandse Antillen en Aruba gebruikelijke wijze. De wijze waarop aanzeggingen moeten geschieden is zowel in het Antilliaanse als in het Arubaanse wetboek geregeld in de artikelen 642 tot en met 647. De regelingen zijn identiek. De gevolgen van het niet in acht nemen van de voorschriften voor de uitreiking staan in art. 647 lid 1 luidende:
De betekening is nietig, indien de uitreiking niet heeft plaatsgehad overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 643, 644 en 646 SvNA.
4. In deze zaak is, nadat vergeefs was gepoogd de aanzegging uit te reiken op het Nederlandse adres van verdachte dat in de stukken van het geding staat, een afschrift van de aanzegging door de griffier van de Rechtbank te Den Haag verzonden naar dat adres. Nu uit de stukken van het geding niet blijkt van een bekend adres op de Nederlandse Antillen, is daarmee de betekening geschied conform het bepaalde in art. 643 lid 7 SvNA.
5. Ik concludeer dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,