U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

vertrouwensbeginsel, invoerrechten motorvoertuig dat deel uitmaakt van verhuisboedel.

Uitspraak



Beschikking van 13 april 2012, nr. 2011/49315

DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN zitting houdende in Aruba,

inzake: [belanghebbende], gemachtigde [A],

tegen

[de Inspecteur].

1 Het procesverloop

1.1

Belanghebbende heeft bij aangifte een verzoek ingediend tot vrijstelling van invoerrechten voor een motorvoertuig dat onderdeel uitmaakt van een verhuisboedel. Bij beschikking van 10 december 2009 heeft de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen (hierna: de Inspecteur) dit verzoek afgewezen.

1.2

Belanghebbende is op 8 januari 2010 tijdig in bezwaar gekomen tegen de afwijzende beschikking. Bij uitspraak van 10 februari 2011 is de Inspecteur niet aan belanghebbendes bezwaar tegemoet gekomen.

1.3

Belanghebbende is op 3 maart 2011 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen.

1.4

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

1.5

Ter zitting van 11 november 2011 te Oranjestad zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur.

2 De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij met of onvoldoende tegengesproken.

2.1

Belanghebbende woonde van 2003 tot en met februari 2009 in Nederland. In maart 2009 is belanghebbende naar Aruba gereisd, waar hij op 10 maart 2009 een aangifte ten invoer heeft gedaan voor zijn verhuisboedel die hij uit Nederland heeft laten overkomen. In de aangifte heeft hij zich beroepen op de verhuisboedelvrijstelling. De van de verhuisboedel deel uitmakende goederen zijn op 13 maart 2009 vrijgegeven door de douane, met vrijstelling van invoerrechten. Tijdens zijn verblijf op Aruba heeft belanghebbende zich laten inschrijven in het bevolkingsregister.

2.2

Op 14 maart 2009 is belanghebbende vertrokken naar Memphis in de Verenigde Staten om daar voor een periode van 8 maanden een werkstage te gaan vervullen. Op 15 maart 2009 heeft belanghebbende een personenauto van het merk en type Lincoln MKX gekocht in de Verenigde Staten.

2.3

Begin december 2009 is belanghebbende na beëindiging van zijn werkstage vanuit de Verenigde Staten teruggekeerd naar Aruba. Op 9 december 2009 heeft belanghebbende een aangifte ten invoer gedaan voor de personenauto, waarbij hij zich heeft beroepen op de verhuis boedelvrijstelling.

3 Geschil

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op vrijstelling van invoerrechten ter zake van de door hem op 9 december 2009 vanuit de Verenigde Staten ingevoerde personenauto.

4 De standpunten van partijen

4.1

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij zijn normale verblijfplaats in december 2009 heeft verlegd van de Verenigde Staten naar Aruba, zodat op grond van de verhuisboedelvrijstelling van artikel 128, eerste lid, ten 8c, onderdeel d, van de Landsverordening In-, Uit- en Doorvoer, AB 2000 no. GT10 (hierna: LIUD) geen invoerrechten verschuldigd zijn ter zake van de ingevoerde auto. Volgens belanghebbende is zijn normale verblijfplaats in maart 2009 niet verlegd van Nederland naar Aruba.

Verder stelt belanghebbende dat de Inspecteur met zijn verzoek om inzage in het paspoort van belanghebbende de indruk heeft gewekt dat het bezwaar zou worden toegewezen als uit het paspoort het verblijf in de VS zou blijken. Door in de uitspraak op bezwaar het verblijf in de VS toch met relevant te achten, heeft de Inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden.

4.2

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende zijn woonplaats in maart 2009 door overbrenging van de verhuisboedel heeft verlegd van Nederland naar Aruba. De in de Verenigde Staten gekochte auto kan in december 2009 niet als onderdeel van de verhuisboedel met vrijstelling van invoerrechten op Aruba worden ingevoerd.

4.3

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5 Beoordeling van het geschil Verhuisboedelvrijstelling

5.1

Ingevolge artikel 128, eerste lid, ten 8e, onderdeel d, LIUD zijn van de heffing van invoerrechten vrijgesteld goederen die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijk gebruik door bepaalde categorieën of groepen personen, voor zover het betreft verhuisboedels die uit gebruikte goederen bestaan.

52 Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Vrijstellingenbesluit, AB 1989, no. GT 55, laatstelijk gewijzigd bij AB 2006, nr. 61 (hierna: het Vrijstellingenbesluit), wordt voor de toepassing van artikel 128, eerste lid, ten 8c onderdeel d, LIUD onder verhuisboedel verstaan gebruikte goederen voor zover het betreft persoonlijke goederen die:

a. dienen voor het persoonlijke gebruik van de belanghebbende of voor de behoeften van zijn huishouden en die door de belanghebbende in zijn vroegere normale verblijfplaats zijn gebruikt,

b. bestemd zijn voor hetzelfde doel te worden gebruikt in zijn nieuwe normale verblijfplaats, en

c. buiten Aruba in gebruik waren, overeenkomstig de in dat land geldende voorwaarden, behoudens in door omstandigheden gerechtvaardigde gevallen.

In het tweede lid van artikel 7 van het Vrijstellingenbesluit is vermeld dat, onverminderd het eerste lid, voor motorvoertuigen, sportvliegtuigen en pleziervaartuigen geldt dat deze goederen, behoudens in door de omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen, ten minste zes maanden voor de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in het buitenland heeft opgegeven, in bezit en eigendom zijn geweest en in zijn vroegere normale verblijfplaats zijn gebruikt.

Het vierde lid van artikel 7 van het Vrijstellingenbesluit bepaalt dat voor de vrijstelling alleen personen in aanmerking komen die hun normale verblijfplaats gedurende ten minste twaalf opeenvolgende maanden buiten Aruba hebben gehad. De Inspecteur kan in bijzondere omstandigheden van de eerste volzin afwijken, mits het in het voornemen van de betrokkene lag gedurende ten minste twaalf maanden buiten Aruba te verblijven.

5.3

Ingevolge artikel 7a van het Vrijstellingenbesluit wordt onder normale verblijfplaats verstaan de plaats waar een persoon gedurende 185 dagen per kalenderjaar wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen verblijft. Heeft een persoon geen beroepsmatige bindingen dan is bepalend de persoonlijke bindingen waaruit de nauwe banden blijken tussen hemzelf en de plaats waar hij woont.

5.4

Uitgaande van de onder 2.1 tot en met 2.3 vastgestelde feiten en omstandigheden oordeelt de Raad als volgt. Belanghebbende heeft zijn normale verblijf in maart 2009 verlegd van Nederland naar Aruba. Dit volgt uit de overbrenging van zijn persoonlijke goederen van Nederland naar Aruba en zijn inschrijving in het bevolkingsregister aldaar. Dat belanghebbende kort na zijn vestiging op Aruba naar de Verenigde Staten vertrok voor een werkstage van ongeveer 9 maanden, doet aan voormeld oordeel niet af. Voormeld vertrek hield niet in dat belanghebbende zijn normale verblijf daarmee verlegde van Aruba naar de Verenigde Staten.

5.5

Het voorgaande betekent dat er niet sprake is van de invoer van een personenauto die voor de invoer ten minste zes maanden in de vroegere normale verblijfplaats is gebruikt, zoals artikel 7, eerste lid, van het Vrijstellingsbesluit in verbinding met het tweede lid vereist, omdat de Verenigde Staten niet kunnen worden aangemerkt als de normale verblijfplaats van belanghebbende. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur.

Vertrouwensbeginsel

5.6

Ook belanghebbendes stelling dat de Inspecteur vertrouwen heeft gewekt dat hij het bezwaar zou toewijzen als uit het paspoort van belanghebbende diens verblijf in de Verenigde Staten zou blijken, faalt. Met het verzoek tot inzage in het paspoort heeft de Inspecteur geenszins een (impliciet) standpunt ingenomen met betrekking tot de afhandeling van het bezwaar. Van een door de Inspecteur gewekt vertrouwen is dus geen sprake.

5.7

Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep ongegrond is.

6 Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.

Alsdan gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, Th. Groeneveld en G.J. van Muijen in tegenwoordigheid van de secretaris mr. P.M. Isenia en uitgesproken in het openbaar op 13 april 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature