U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek om in schaal 13 te worden ingeschaald. De waardering van de functie die appellant stelt te hebben bekleed op niveau van schaal 13 kan niet bij de beoordeling van de afwijzing van het verzoek worden betrokken nu het beroep zich niet richt op exceptieve toetsing van maar in feite tegen (het uitblijven van) die functiewaardering zelf.

Uitspraak



RAAD VAN BEROEP IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant],

wonende in Curaçao,

appellant,

tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van 15 augustus 2019, CUR201700680 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:

appellant,

gemachtigde: mr. M.M. Bloem, advocaat

en

de Regering van Curaçao,

geïntimeerde,

gemachtigde: mr. L.S. Davelaar, advocaat.

Procesverloop

Tegen de aangevallen uitspraak heeft appellant op 13 september 2019 pro forma en op 14 mei 2020 bij aanvullend beroepschrift hoger beroep ingesteld bij de Raad.

Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.

De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Het onderzoek ter zitting is geschorst om appellant in de gelegenheid te stellen nader te reageren op de contramemorie van geïntimeerde. Op 4 augustus 2021 heeft appellant gereageerd en nadere stukken ingediend. Geïntimeerde heeft op 2 september 2021 hierop gereageerd. Hierna is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant is bij indiensttreding van het land aanvankelijk te werk gesteld bij de Bon Futuro gevangenis in de als zodanig beschreven en gewaardeerde functie van Manager P&O (schaal 11).

1.2.

Bij Landsbesluit van 4 december 2000 is appellant per 1 december 2000 overgeplaatst en tewerkgesteld bij de Centrale Politie Dienst (CPD). Vanaf die datum is appellant feitelijk werkzaam geweest bij de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen (VNA), een dienst die onder de CPD ressorteerde, en werd hij bezoldigd conform schaal 11.

1.3.

Bij intern memo van 12 januari 2006 heeft appellant het diensthoofd erop gewezen dat hij naast zijn personeelstaken, extra taken op het gebied van informatie, organisatie en financiën verrichtte die een toelage van 25% op zijn bezoldiging in schaal 11 rechtvaardigden. Dat heeft geleid tot waardering van zijn functie door bureau Capaz op niveau schaal 13.

1.4.

Bij brief van 14 december 2007 heeft appellant de minister van Justitie verzocht hem met terugwerkende kracht te bevorderen naar schaal 13. Op 3 maart 2008 heeft appellant bij het Gerecht bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering van geïntimeerde om te beslissen op het verzoek tot bevordering. Bij uitspraak van 3 september 2008, GAZ 2008/29, heeft het Gerecht onder meer overwogen dat bij gebreke van een functiebeschrijving en –waardering niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de waardering van de door appellant feitelijk verrichte functie op schaal 13 uitkomt. Het Gerecht kon daarom geen inhoudelijke beslissing nemen omdat het aan het bevoegd gezag is een functiebeschrijving en –waardering vast te stellen. Het Gerecht heeft in zijn beslissing geïntimeerde opgedragen hiertoe over te gaan. Geïntimeerde heeft hieraan geen gevolg gegeven.

1.5.

Appellant is met ingang van 1 december 2010 op zijn verzoek eervol ontslagen uit ’s Lands dienst.

1.6.

Appellant heeft vervolgens op diverse data vanaf 2010 tot en met 2015 geïntimeerde opnieuw verzocht om hem met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 te bevorderen naar schaal 13 in de functie van Chef Personeel, Informatie, Organisatie en Financiële Zaken (PIOF).

1.7.

Bij besluit van 13 juni 2017 (bestreden besluit) heeft geïntimeerde het verzoek afgewezen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het tegen het bestreden besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

3.1.

Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 december 2008, ECLI:NL:ORBNAA:2008:BH3402) kan zonder een functiebeschrijving en -waardering van werkzaamheden in een functie en alleen op basis van verrichte werkzaamheden of de omschrijving van een takenpakket geen aanspraak worden gemaakt op een bepaalde bezoldiging en inschaling. Aangezien de functie van Chef PIOF niet formeel is vastgesteld en gewaardeerd, kan reeds daarom het hoger beroep niet slagen. De door appellant overgelegde uitspraak van het Gerecht van 19 maart 2007 maakt dit niet anders. Niet alleen betreft het een uitspraak van eerdere datum dan de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad, maar de uitspraak van het Gerecht is nimmer bevestigd door de Raad. Bovendien zag de uitspraak op een geval dat niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak.

3.2.

Voor zover het hoger beroep zich richt tegen het oordeel van het Gerecht dat het betoog van appellante zich in feite richt tegen (het uitblijven van) de waardering van de functie van Chef PIOF en dat tegen een functiewaarderingsbesluit geen beroep open staat, overweegt de Raad als volgt. Weliswaar staat tegen een functiewaarderingsbesluit geen beroep open bij de ambtenarenrechter, omdat een functiewaarderingsbesluit dient te worden aangemerkt als besluit van algemene strekking, maar dat neemt niet weg dat een functiewaarderingsbesluit bij wijze van exceptieve toetsing door de rechter kan worden betrokken bij de beoordeling van een inschalingsbeslissing (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 april 2011, ECLI:NL:ORBAACM:2011:1).

3.3.

In het onderhavige geval heeft het Gerecht echter met juistheid overwogen dat bij de beoordeling van de afwijzing van het verzoek van appellant om te worden ingeschaald in schaal 13, de waardering van de functie die appellant stelt te hebben bekleed op niveau van schaal 13 niet kan worden betrokken, nu het beroep zich niet richt op exceptieve toetsing van maar in feite tegen (het uitblijven van) die functiewaardering zelf.

3.4.

De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en drs. P.J. Thijssen en mr. L.J.J. Rogier, leden, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature