U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Curaçao. Arbeidszaak. Onvoldoende onderbouwd dat werkweigering tijdens werktijd heeft plaatsgevonden. Ontslag op staande voet nietig.

Uitspraak



BURGERLIJKE ZAKEN OVER 2023

UITSPRAAK: 21 maart 2023

ZAAKNRS: CUR202101178 – CUR2021H00249

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Beschikking in de zaak van:

[WERKNEMER],

wonend te Curaçao,

in eerste aanleg verzoekster, thans appellante,

hierna: [Werknemer],

gemachtigde: mr. J.H. Scheidelaar,

-tegen-

de besloten vennootschap

[WERKGEVER],

handelend onder de naam […],

gevestigd te Curaçao,

in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,

hierna: [Werkgever],

gemachtigde: mr. D.M. Wildeman.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Verwezen wordt naar de op 22 juli 2021 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

1.2 [

Werknemer] is van die beschikking (hierna: de bestreden beschikking) in hoger beroep gekomen door indiening op 1 september 2021 van een beroepschrift.

1.4

Op 6 oktober 2022 heeft [Werknemer] producties ten behoeve van de mondelinge behandeling ingediend.

1.5

Op 11 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [Werknemer] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Scheidelaar. Namens [Werkgever] is verschenen [general manager], general manager (hierna: [general manager]), bijgestaan door mr. Wildeman. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, [Werknemer] aan de hand van een overgelegde pleitnota en [Werkgever] aan de hand van een overgelegd verweerschrift, en zijn vragen van het Hof beantwoord.

1.5

Na afloop van de behandeling is de zaak naar de rol verwezen. Aanvankelijk was dat voor het geven van een beschikking. Later is [Werkgever] alsnog in de gelegenheid gesteld een akte uitlating producties in te dienen. Het Hof is namelijk teruggekomen van zijn ter zitting genomen beslissing om de op voorhand ingediende producties buiten beschouwing te laten wegens termijnoverschrijding, en heeft dat aan partijen laten weten. De reden daarvoor was dat na de zitting is gebleken dat deze toch tijdig waren ingediend.

1.6

Op de rol van 8 november 2022 heeft [Werkgever] een akte uitlating producties genomen, waarna – omdat bij de akte van [Werkgever] een productie was gevoegd – [Werknemer] op de rolzitting van 6 december 2022 een akte uitlating productie heeft genomen.

1.7

Uitspraak is nader bepaald op heden.

2 De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3 De beoordeling

3.1

Gezien het overgelegde bewijs van onvermogen, zal aan [Werknemer] toelating worden verleend om kosteloos te procederen.

3.2

Het Hof gaat uit van de volgende feiten, die deels al door het Gerecht waren vastgesteld (zie rov. 2.1 t/m 2.4 van de bestreden beschikking):

3.2.1 [

Werknemer] is op 6 januari 2016 in dienst getreden van [Werkgever] in de functie van front desk agent/receptioniste.

3.2.2

Op 14 december 2020 had [Werknemer] in verband met de toen nog geldende avondklok dienst tot 20:00 uur. Er deed zich toen een incident voor waarbij betrokken waren: [Werknemer], een bewaker en een (vaste) klant van [Werkgever].

3.2.3

Op 15 december 2020 is [Werknemer] naar aanleiding van voornoemd incident door [Werkgever] op staande voet ontslagen. Bij brief van dezelfde datum is dit ontslag bevestigd. In die brief staat het volgende:

“Hierbij bevestig ik U onze beslissing om U op staande voet (…) te ontslagen met als reden het volgende:

Gisteren (14 December 2020) had U ondanks U niet had uitgeprikt geweigerd een client te helpen met het verhuren van een kamer (dienstweigering). Tevens had U nadat client geholpen werd door iemand anders een onrespectvol en onbevredigend gedrag tegenover onze vaste client. (…)”

3.2.4

Bij brief van 18 december 2020 schrijft [Werknemer] aan [Werkgever]:

“Betreft: telefonisch ontslag op staande voet (…)

Op 15 december 2020 heeft mevrouw Sara Asman mij gebeld en gezegd dat ik op staande voet zou zijn ontslagen (…)

Middels dit schrijven deel ik u mede dat ik niet in het ontslag zal berusten. Ik ben van mening dat dit ontslag onterecht is gegeven. Hierbij beroep ik mij dan ook op de nietigheid (…) van het door u gegeven ontslag op staande voet. Ik deel u mede bereid en beschikbaar te zijn om op uw eerste oproep de werkzaamheden te blijven verrichten (…). Ik (…) sommeer u dan ook mij loon door te betalen. (…)”

3.2.5

Een door de general manager, [general manager], dagelijks bijgehouden logboek houdt over de dagen 14 december 2020 en 15 december 2020, voor zover voor dit geding van belang, het volgende in (prod. 11 beroepschrift):

14Dec

(…)

Later op de avond rond 8:30 PM belt security mij weerop. Hij geeft aan dat Lisandra gast een kamer heeft geweigerd. Ze gaf aan mijn shift is afgelopen. Security geeft aan dat gast en Lisandra beiden nog aanwezig zijn in de lobby. (…)

15Dec

In de ochtend op werk aangekomen ben ik direct camera beelden gaan bekijken van de vorige avond. Hierbij ben ik mij kapot geschrokken wat Lisandra met de geweigerde gast heeft gedaan. Op beeld zie je dat Lisandra na 8 uur op de stoel naast kerstboom gaat zitten. Rond 20.30 komt gast binnen en blijft bij haar staan en vraagt naar kamer. Hierop zegt ze dat ze niet kan helpen want ze is gesloten.

(…)

3.3 [

Werknemer] heeft verzocht – samengevat – primair nietigverklaring van het gegeven ontslag en loondoorbetaling, subsidiair verklaring dat het ontslag kennelijk onredelijk is en betaling van een vergoeding en meer subsidiair betaling van een beëindigingsvergoeding. Het Gerecht heeft bij de bestreden beschikking, voor zover in hoger beroep van belang, deze verzoeken afgewezen. Het zelfstandig tegenverzoek van [Werkgever] tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst (voor zover de arbeidsovereenkomst niet op 15 december 2020 is geëindigd) is toegewezen, met ontbinding per 22 juli 2021.

3.4

Het hoger beroep is niet gericht tegen de toewijzing van dit zelfstandige tegenverzoek zodat de arbeidsovereenkomst in ieder geval op 22 juli 2021 is geëindigd.

3.5 [

Werknemer] heeft in hoger beroep nogmaals betoogd dat het incident dat de aanleiding van het ontslag vormde buiten werktijd is geschied en zijn oorzaak heeft in het feit dat de bewaker Tony zich niet aan de afgesproken werkverdeling hield. Dit kwam volgens haar bovenop de omstandigheid dat de bewaker [Werknemer] al vaker (seksueel grensoverschrijdend) had lastig gevallen en [Werkgever] op [Werknemer]s klachten daarover niet adequaat heeft gereageerd. Volgens [Werknemer] zaten zij en de bewaker Tony om ongeveer 20:30 uur buiten en wachtte [Werknemer] op haar vervoer naar huis. Op een gegeven moment kwam er een klant aan voor een kamer. Tony verwees de klant ten onrechte naar [Werknemer] en zij legde daarop de klant uit dat hij bij de bewaker moest zijn omdat het al na 20:00 uur was. Nadat de klant dit deed, verwees Tony de klant nogmaals naar [Werknemer] hetgeen haar irritatie opwekte, waarna zich het incident ontspon. De op de bewakingsbeelden zichtbare tijdstippen zijn onbetrouwbaar en mogelijk gemanipuleerd.

3.6

Bij de beoordeling stelt het Hof voorop dat voor een rechtsgeldig ontslag beide daaraan ten grondslag gelegde redenen vast moeten komen staan, terwijl de stelplicht en bewijslast daarvan op [Werkgever] rust. Het is niet voldoende dat één van beide ontslaggronden komt vast te staan, nu de ontslagbrief niet vermeldt dat elk van beide ontslaggronden voldoende zou zijn voor ontslag op staande voet. Die redenen zijn (beide partijen gaan daarvan uit bij hun uitleg van de ontslagbrief): 1) dat [Werknemer] tijdens werktijd geweigerd heeft een klant in te checken; en 2) dat [Werknemer] zich op een respectloze manier tegenover de klant heeft uitgelaten.

3.7

De door [Werknemer] gestelde werkverdeling is door [Werkgever] erkend en blijkt overigens ook uit verscheidene producties. Die houdt in dat [Werknemer] bij het einde van haar tot 20:00 uur lopende shift enveloppen met sleutels van gereedgemaakte kamers klaar legt voor de bewaker, en dat de bewaker later arriverende klanten ontvangt en helpt. Verder heeft [Werkgever] onvoldoende gemotiveerd betwist dat [Werknemer] meermaals heeft geklaagd over de bewaker en dat [Werkgever] daarop niets heeft ondernomen. Het geding spitst zich dus toe op het tijdstip van het incident. De cruciale vraag daarbij is of de weigering van [Werknemer] om de klant te helpen heeft plaatsgehad voordat om 20:00 uur haar shift eindigde.

3.8

Ter zitting heeft het Hof de beelden samen met partijen bekeken. Het Hof heeft daarbij waargenomen hetgeen door het Gerecht, dat dezelfde beelden ook heeft gezien, als volgt is beschreven (rov. 4.4 van de bestreden beschikking):

(…) De videobeelden zijn vastgelegd door een beveiligingscamera achter de balie. Op de beelden is behalve de balie ook de ingang van het hotel te zien. De beelden zijn duidelijk en voorzien van een tijdsaanduiding (afkomstig van de beveiligingscamera). De beelden zijn voorzien van geluid. Op de beelden is te zien dat:

- verzoekster naar buiten loopt. Op de beelden is dan de tijdsaanduiding 19.30 uur te zien;

- verzoekster kort daarna via de ingang van het hotel naar binnen loopt en iets tegen de eveneens naar binnen lopende klant zegt. Hierna loopt verzoekster weer naar buiten;

- de klant loopt dan naar de balie en wordt daar geholpen door een bewaker, die achter de balie staat;

- verzoekster loopt dan weer via de ingang van het hotel naar binnen en loopt dan door tot de balie waar de klant staat;

- verzoekster richt dan het woord tot de klant. Dat gaat gepaard met (enige) stemverheffing en gebaren;

- op de beelden is dan de tijdsaanduiding 19.40 uur te zien;

- verzoekster loopt dan naar buiten.

3.9

Het Hof is van oordeel dat [Werkgever] onvoldoende heeft onderbouwd dat het niet-inchecken van de klant tijdens werktijd heeft plaatsgevonden, terwijl zij dit dient te bewijzen. Redengevend daartoe is het volgende. Het enige wat erop duidt dat een en ander vóór 20:00 uur heeft plaatsgevonden, en wel precies een uur eerder dan [Werknemer] zegt, is de tijdsaanduiding op de camerabeelden. Het logboek (zie hierboven onder 3.2.5) sluit daarbij echter niet aan, maar wel precies bij de door [Werknemer] genoemde tijden. Het betoog van [Werkgever] dat [general manager] de in het logboek genoemde tijdstippen heeft overgenomen van het verhaal van [Werknemer] is ongeloofwaardig. Immers wordt in het logboek op 14 december verslag gedaan van het tijdstip dat de bewaker [general manager] opbelde en wordt op 15 december beschreven welke tijdstippen [general manager] waarnam op de camerabeelden die zij bekeek. Deze informatie is in beide gevallen niet van [Werknemer] afkomstig. Verder sluiten de tijdstippen van zowel de appwisseling tussen [Werknemer] en [general manager] (8:52 uur; prod. 12 [Werknemer]) als de appwisseling tussen [Werknemer] en de directeur van [Werkgever] (8:42 uur; prod. 13 [Werknemer]) niet aan bij de tijdsaanduiding op de camerabeelden en juist wel bij de door [Werknemer] genoemde tijden en het logboek, terwijl tussen partijen vaststaat dat die appwisselingen meteen na het incident hebben plaatsgehad. Ten slotte sluiten de camerabeelden aan bij de versie van [Werknemer] dat zij haar shift al had beëindigd en buiten op de bus zat te wachten.

3.10

In de omstandigheid dat ander bewijs omtrent het tijdstip van het incident ontbreekt, is ontslaggrond 1 dus niet vast komen te staan. De conclusie is dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven. Ontslaggrond 2 en de overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.

3.11

De slotsom luidt dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd en dat het primaire verzoek van [Werknemer] alsnog zal worden toegewezen, zoals in het dictum weergegeven, met doorbetaling van loon tot 22 juli 2021, de datum dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Het Hof ziet geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen. [Werkgever] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van [Werknemer] in eerste aanleg en in hoger beroep.

BESLISSING:

Het Hof:

verleent [Werknemer] toelating om kosteloos te procederen;

vernietigt de bestreden beschikking, voor zover op het verzoek van [Werknemer] gegeven;

verklaart voor recht dat het gegeven ontslag nietig is;

veroordeelt [Werkgever] het overeengekomen loon en emolumenten aan [Werknemer] te betalen over het tijdvak van 15 december 2020 tot 22 juli 2021, te verhogen met de vertragingsrente ex art. 7A:1614q BW en de wettelijke rente;

veroordeelt [Werkgever] in de proceskosten van [Werknemer], tot op heden begroot op:

in eerste aanleg: NAf 50,- aan griffierecht, NAf 287,50 aan oproepingkosten, te voldoen aan de griffier, en NAf 2.500,- (2 x tarief 5) aan gemachtigdensalaris;

in hoger beroep: NAf 900,- aan griffierecht, te voldoen aan de griffier, en NAf 4.000,- (2 x tarief 5) aan gemachtigdensalaris.

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Aldus gegeven door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao op 21 maart 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature