Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Buitenlandse geboorte en binnenlandse erkenning-geboorteakte in art. 1:2096 BW-eindbeschikking EJM.

Uitspraak



BURGERLIJKE ZAKEN 2022 BESCHIKKING NO.

Registratienr.: CUR2020H00143

Uitspraak: 16 augustus 2022

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Eindbeschikking in de zaak van:

[Verzoekster],

wonend in Curaçao, te dezen woonplaats gekozen hebbend ten kantore van haar gemachtigde,

verzoekster tot vaststelling van het Nederlanderschap,

gemachtigde: mr. O.E. Kostrzewski,

belanghebbenden:

1. het Openbaar Ministerie van Curaçao, hierna: OM,

2. de Staat der Nederlanden (Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid), hierna IND,

3. de Minister van Justitie van Curaçao,

4. het Hoofd Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (basisregistratie persoonsgegevens) van Curaçao.

1 Verder verloop van de procedure

1.1.

Het Hof verwijst voor het verloop tot dan toe naar zijn tussenbeschikkingen van 26 maart 2021 en 4 mei 2021.

1.1

Op 25 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:332) heeft de Hoge Raad een prejudiciële beslissing genomen naar aanleiding van de door het Hof bij beschikking van 4 mei 2021 (ECLI:NL:OGHACMB:2021:109) gestelde prejudiciële vraag.

1.2

Op 22 maart 2022 heeft verzoekster een akte uitlating n.a.v. prejudiciële beslissing genomen strekkende tot handhaving van haar verzoek.

1.2.

Beschikking is nader bepaald op heden.

2 Beoordeling

2.1

De Hoge Raad heeft de prejudiciële vraag van het Hof aldus beantwoord:

3.1

Art. 1:209 BW bepaalt dat iemands afstamming volgens zijn geboorteakte door een ander niet kan worden betwist, indien hij een staat overeenkomstig die akte heeft. Art. 1:209 BW is gelijkluidend aan art. 1:209 van het voor Sint Eustatius geldende BW (hierna: BW-BES). Het strookt met het in art. 39 lid 1 Statuut voor het Koninkrijk neergelegde concordantiebeginsel, dat ertoe strekt het burgerlijk recht binnen het Koninkrijk zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze te regelen, om voor de uitleg van art. 1:209 BW-BES aan te sluiten bij de uitleg van art. 1:209 BW.

3.2

Er is sprake van zogenoemd bezit van staat in de zin van art. 1:209 BW indien de wijze waarop iemand met een zekere duurzaamheid aan het maatschappelijk verkeer deelneemt, naar zijn uiterlijke vorm erop duidt dat hij in een bepaalde familiebetrekking staat tot een ander.[noot 2: Zie o.a. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2036, rov. 2.8.1, HR 21 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5084, rov. 3.5 en HR 7 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0360, rov. 3.4.] Bezit van staat beoogt rechtszekerheid en bescherming van het belang van het kind te bieden.[noot 3: HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2036, rov. 2.8.2 en HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9884, rov. 5.3.6.] Deze rechtszekerheid en bescherming strekken zich mede uit tot buitenlandse geboorteaktes waaraan een gebrek kleeft.[noot 4: Vgl. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2036, rov. 2.8.2, HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:186, rov. 3.5 en HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9884, rov. 5.3.6.]

3.3

Noch uit de tekst noch uit de parlementaire geschiedenis van art. 1:209 BW blijkt dat de wetgever de term geboorteakte in deze bepaling heeft willen uitbreiden naar latere afzonderlijke akten houdende erkenning indien de afstamming reeds volledig uit de binnen- of buitenlandse geboorteakte blijkt. Het strookt met de tekst en de strekking van art. 1:209 BW dat in een geval zoals het onderhavige alleen de buitenlandse geboorteakte als geboorteakte in de zin van art. 1:209 BW wordt aangemerkt.

3.4

Het antwoord op de prejudiciële vraag luidt derhalve dat de term ‘geboorteakte’ in de zinsnede ‘afstamming volgens zijn geboorteakte’ in art. 1:209 BW – in het geval een kind in het buitenland is geboren en erkend – ziet op de oorspronkelijke geboorteakte die zich in het buitenland bevindt.

2.2

Verzoekster is in 1975 erkend in de Dominicaanse Republiek door een man die de nationaliteit van Puerto Rico, en dus de Amerikaanse nationaliteit, had. Deze erkenning is aangetekend op de geboorteakte van verzoekster. Verzoekster is in 1983 opnieuw erkend in Sint Eustatius door de Nederlandse echtgenoot van haar moeder.

2.3

Deze tweede erkenning is nietig aangezien een kind dat al een vader heeft niet kan worden erkend. Volgens de wet is dus de man die de Amerikaanse nationaliteit had de vader van verzoekster.

2.4

Volgens de oorspronkelijke geboorteakte in de Dominicaanse Republiek, die blijkens het antwoord op de prejudiciële vraag de ‘geboorteakte’ is in de zinsnede ‘afstamming volgens zijn geboorteakte’ in art. 1:209 BW, is man die de Amerikaanse nationaliteit had de vader.

2.5

Tussen de staat volgens de wet en de staat volgens de geboorteakte bestaat derhalve geen discrepantie, zodat artikel 1:209 BW (bescherming van bezit van staat ) niet van toepassing is.

2.6

Het verzoek moet dan ook worden afgewezen.

2.7

Het Hof voegt ambtshalve toe dat blijkens het antwoord van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:331) op de eerste door het Hof in een nadere zaak gestelde prejudiciële vraag, voor de autoriteiten geen begrenzing in de tijd geldt om het Nederlanderschap te betwisten.

3 Beslissing

Het Hof wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en – bij afwezigheid van de voorzitter door mr. Meijer ondertekend, ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao op 16 augustus 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature