Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

arbeidsongeschikt – ontslag op staande voet – dringende reden – onverwijldheid – geen ontbindingsvergoeding

Uitspraak



Burgerlijke zaken over 2021 Beschikking no.:

Registratienummers: CUR202001154 - CUR2020H00309

Uitspraak: 6 april 2021

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

B E S C H I K K I N G

in de zaak van:

[APPELLANT],

wonende in Curaçao,

oorspronkelijk verzoeker,

thans appellant,

hierna te noemen: [Appellant],

gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,

tegen

de naamloze vennootschap

KOMPANIA DI TOU KORSOU EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd in Curaçao,

oorspronkelijk verweerder,

thans geïntimeerde,

hierna te noemen: KTK,

gemachtigden: mr. S.J.C. Anthonio.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 6 oktober 2020, is [Appellant] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 27 augustus 2020 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht).

1.2

Bij dit beroepschrift heeft [Appellant] de gronden van het beroep aangevoerd. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en de vorderingen van [Appellant] – zoals hieronder in rov. 3.3. weergegeven – alsnog zal toewijzen.

1.3

Op 9 februari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden, waarbij KTK haar verweerschrift, tevens pleitaantekeningen, heeft voorgedragen. KTK verzoekt het Hof de bestreden beschikking te bevestigen en [Appellant], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de proceskosten. Van deze mondelinge behandeling zijn aantekeningen gemaakt.

1.4

Vervolgens is datum beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1 [

Appellant] is per 1 mei 2007 in dienst getreden bij KTK als tweede machinist en verdiende een salaris van NAf 4.150,00 per maand plus vier uren vast loon ad NAf 2.075,00, een totaalbedrag van NAf 6.225,00, exclusief toeslagen.

2.2

Op 6 december 2018 was [Appellant] betrokken bij een bedrijfsongeval met een sleepboot van KTK. Een hevige explosie ontstond door een niet functionerende compressor. [Appellant] heeft fysieke verwondingen opgelopen en lijdt sindsdien aan een posttraumatisch stress syndroom. Hij is door de huisarts in verband met deze diagnose doorverwezen naar een psychiater.

2.3

Sinds het bedrijfsongeval is [Appellant] arbeidsongeschikt. Zijn bedrijfsarts is dr. [bedrijfsarts].

2.6

Forensic Services Caribbean (hierna: FSC) heeft in opdracht van KTK onderzoek gedaan om te verifiëren of de geruchten dat [Appellant] tijdens evenementen optrad als artiest juist waren. FSC heeft diverse observaties gedaan en haar bevindingen vastgelegd in een rapport van 8 maart 2020. Voor zover van belang staat in dit rapport:

“ 4. Samenvattende bevindingen

De onderzoeksvraag was om te bepalen of bedoelt subject arbeidsongeschikt is met als reden voor zijn uitval een psychosociale aandoening waarbij hij zich van de buitenwereld zou afsluiten, vermoedelijk sociale afzondering.

Gedurende het onderzoek is door FSC vastgelegd of deze medewerker inderdaad in totale sociale afzondering leeft zoals hij doet voorkomen bij Arboartsen en de diagnose aangeeft.

Uit onze bevindingen is niet gebleken dat hij in sociale afzondering leeft en vertonen de beelden zoals hij zich bij de Arbo arts presenteert een contrast met de beelden zoals hij zich op Facebook en in radio shows presenteert.”

2.7

Na lezing van het rapport van FSC schrijft dr. [bedrijfsarts] bij e-mailbericht van 9 maart 2020 aan KTK, voor zover relevant:

“Er is inderdaad sprake van een grote discrepantie tussen de wijze waarop werknemer [Appellant] zijn klachtenbeeld aan ARBO CONSULT toont en de diverse sociale activiteiten, die hij ondanks de door hem gepresenteerde medische toestand toch blijkt te (kunnen) ondernemen.

ARBO CONSULT zal naar aanleiding hiervan een grondig onderzoek instellen en u over de resultaten hiervan spoedig op de hoogte stellen”

2.8

KTK heeft aan [Appellant] een officiële dienstopdracht gegeven, welke brief middels de deurwaarder aan [Appellant] is betekend. In deze brief wordt [Appellant] opgeroepen te verschijnen op consult bij dr. [bedrijfsarts] op 16 maart 2020 te 11.00 uur, nadat hij op eerdere oproepingen om op consult te verschijnen ondanks bevestiging door de contactpersoon niet is verschenen. [Appellant] heeft deze brief met bijlagen via e-mail /whatsapp ontvangen. [Appellant] is niet verschenen op het consult van dr. [bedrijfsarts] van 16 maart 2020.

2.9 [

Appellant] heeft op 18 maart 2020 contact opgenomen met dr. [bedrijfsarts] en is op 19 maart 2020 op consult verschenen.

2.10

Bij brief van 20 maart 2020, met als onderwerp “intrekken arbeidsongeschiktheid en verzoek om uitleg”, schrijft KTK aan [Appellant], voor zover van belang:

“Dr. [bedrijfsarts] heeft KTK per email van 19 maart 2020 bericht dat u op voormelde dag samen met uw partner bij de Arbo-arts bent verschenen. Aldaar heeft u zich wederom opgesteld zoals u gebruikelijk doet, te weten in de hoek van de spreekkamer staan met uw gezicht naar de muur. U heeft op geen enkel moment gereageerd op de vragen van dr. [bedrijfsarts], ook niet met tussenkomst van uw partner. Op het verzoek van dr. [bedrijfsarts] om uitleg te geven omtrent een recent door u gegeven interview op de radio over uw nieuw uitgebrachte music video clip heeft u (en uw partner) geen reactie gegeven. (…) KTK heeft gegronde redenen om te vermoeden dat u bezig bent met een muzikale carrière op te bouwen terwijl u arbeidsongeschikt bent. Nog los van het feit dat het niet geoorloofd is om zonder voorafgaande toestemming van KTK nevenactiviteiten uit te voeren, rijmt uw ziektebeeld niet met deze activiteiten. (…) Er zou sprake zijn van sociaal isolement. Uit een onderzoek dat KTK heeft laten verrichten, blijkt echter het tegendeel waar te zijn. Zo heeft u meerdere videoclips opgenomen, bent u meermaals op de radio geweest voor het geven van interviews en ook uit uw social media-accounts blijkt dat u een gezond sociaal leven leidt. Een geheel ander beeld dan dat u vertoont bij dr. [bedrijfsarts].

(…)

Dr. [bedrijfsarts] heeft dan ook de aan u toegekende arbeidsongeschiktheid vanaf 6 december 2018 ingetrokken.”

2.11

Bij brief van 23 maart 2020 betwist de gemachtigde van [Appellant] dat [Appellant] niet meewerkt tijdens de consulten van dr. [bedrijfsarts], dat hij zich heeft gemeld bij de Stichting Ritmodikurason om hem te helpen uit zijn isolement te geraken en te werken aan zijn genezingsproces en dat de bedrijfsarts hiervan op de hoogte is.

2.12

Bij brief van 24 maart 2020 ontslaat KTK [Appellant] op staande voet. In deze brief schrijft KTK, voor zover relevant:

“Bij email van 16 maart 2020 heeft dr. [bedrijfsarts] KTK bericht dat u ondanks deze officiële dienstopdracht, niet op consult bent verschenen. Hiervoor heeft dr. [bedrijfsarts] u telefonisch opgeroepen te verschijnen voor consult op 10, 11 en 12 maart 2020 via uw contactpersoon, die de afspraken telkens heeft bevestigd. (…) Op alle drie de afspraken bent u niet verschenen.

(…)

Aan u is een laatste kans geboden om u te melden bij de dr. [bedrijfsarts] uiterlijk 19 maart 2020. Pas nu toen het menens bleek te zijn, heeft u gehoor gegeven aan de dienstopdracht.

Dr. [bedrijfsarts] heeft KTK per mail van 19 maart 2020 bericht dat u op voormelde dag met uw partner bij de Arbo-arts bent verschenen. Aldaar heeft u zich wederom opgesteld zoals u gebruikelijk doet, te weten in de hoek van de spreekkamer staan met uw gezicht naar de muur. Op het verzoek om gewoon op de stoel voor dr. [bedrijfsarts] te komen zitten, heeft u niet gereageerd. U heeft voorts op geen enkel moment gereageerd op de vragen van dr. [bedrijfsarts], ook niet met tussenkomst van uw partner.

Uw partner deelde mede dat uw toestand ongewijzigd was en dat u nog steeds niet communiceert, ook niet met mensen in uw directe omgeving.

(…)

Naar het oordeel van dr. [bedrijfsarts] wijst alles er op dat er bij u sprake is van een gefingeerde klachtenpresentatie (…)

(…)

Het advies van Arbodienst aan KTK was dan ook om in beginsel geen contact met u op te nemen, omdat u door uw diagnose niet in staat was te communiceren. Achteraf blijkt deze diagnose, naar zeggen van de Arbodienst en uit onderzoek van KTK zelf, niet te kloppen met de werkelijkheid.

(…)

Door deze videoclips en de door u gegeven interviews daaromtrent kan KTK zich niet aan de indruk onttrekken dat u bezig bent een commerciële muzikale carrière op te bouwen. Ook uit uw social media-accounts blijkt dat u een gezond sociaal leven leidt.

(…)

Nog los van het feit dat het niet geoorloofd is om zonder voorafgaande toestemming van KTK nevenactiviteiten uit te voeren, rijmt uw ziektebeeld niet met deze activiteiten.

(…)

Naar het oordeel van KTK heeft u KTK (en de Arbodienst) aldus opzettelijk voorgelogen dat u dusdanig ziek was dat u niet kon werken.(…) Zelfs toen u door de mand viel, bent u ondanks daartoe door KTK en Arbodienst in de gelegenheid te zijn gesteld, niet tot inkeer gekomen. Ten overstaan van Arbodienst en KTK heeft u uw gefingeerde ziektebeeld juist voortgezet.

(…)

Voornoemde redenen los en in samenhang bezien, leveren een dringende reden op om u op staande voet te ontslaan.”

2.13

Bij brief van 14 april 2020 hebben [psychiater], psychiater, en [Psycholoog], psycholoog, geschreven, voor zover van belang:

“De heer [Appellant] is sinds december 2018 bekend bij ons. Hij is langdurig in behandeling voor PTSS klachten na een arbeidsongeval in december 2018. De heer [Appellant] heeft de afgelopen tijd vooruitgang geboekt met name omdat hij meer bezig is met muziek schrijven.”

2.14

Bij brief van 21 april 2020 heeft Stichting Ritmodikurason verklaard, voor zover relevant:

“Ons doel is om zowel jong als oud te helpen met problemen om te rehabiliteren en een revalidatieplan op te zetten.

Aangezien hij als hobby muziek heeft, zijn wij een project met hem begonnen ter genezing, hetgeen geresulteerd heeft in schrijven van muziek, waarvan ook een video-clip is gemaakt met als thema ‘Valentine’s DAY, als een tegemoetkoming voor de samenleving van Curacao.

Het project heeft [Appellant] heel goed gedaan en wij zijn ervan overtuigd door middel van zijn hobby zijnde muziek positief mee te kunnen werken aan zijn genezing en isolement.”

2.15

Op 29 januari 2021 heeft drs. [neurpsycholoog], neuropsycholoog, een neuropsycholgische interventie gedaan bij [Appellant] en het volgende gerapporteerd, voor zover van belang:

“Bij aanmelding maakt betrokkene een zeer verwarde en gespannen indruk. Betrokkene had moeite om de chronologie van zijn verhaal vast te houden en kon zijn emoties moeilijk bedwingen. Dhr. [Appellant] begreep de reden van zijn bezoek bij mij en was coöperatief.

(…)

Conclusie :

Op basis van mijn bevindingen uit gesprekken met betrokkene en psychologische analyses kan worden geconcludeerd en bevestigd dat er bij onderzochte conform de DSM 5 criteria sprake is van een Post Traumatische Stress Stoornis (…)

De psychische klachten zoals depressieve gevoelens, angstklachten, slaapproblemen, snelle irriteerbaarheid en roekeloos gedrag zijn klaarblijkelijk een direct gevolg van de extreme spanningen en traumatische gebeurtenissen die betrokkene heeft moeten verduren. Hiervoor is een intensief psychotherapeutisch behandeltraject gestart. Met de gekozen therapievorm zijn enige vorderingen geboekt echter is het gewenst resultaat nog niet bereikt. Voortzetting van de behandeling is vooralsnog geïndiceerd.”

3 De beoordeling

3.1

In eerste aanleg heeft [Appellant] verkort weergegeven verzocht:

i) verklaring voor recht dat het ontslag nietig is;

ii) veroordeling van KTK te betalen het salaris vanaf 1 maart 2020 tot en met de dag dar de arbeidsovereenkomst rechtmatig zal zijn geëindigd, zijnde een bedrag van bruto NAf 6.225,00 per maand, alsmede emolumenten en toeslagen, te vermeerderen met rente;

iii) betaling van een schadevergoeding bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst van NAf 63.868,00 bruto per maand, te vermeerderen met rente;

iv) veroordeling in de kosten van de procedure.

Bij zelfstandig verzoek heeft KTK de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht, voor zover die nog zou bestaan, met veroordeling van [Appellant] tot terugbetaling van het loon vanaf 6 december 2018, subsidiair ex artikel 7A:1615w, zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding, met veroordeling van [Appellant] in de proceskosten.

3.2

Bij de bestreden beschikking het Gerecht de verzoeken van [Appellant] afgewezen, de proceskosten gecompenseerd, de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden met ingang van 27 augustus 2020, en [Appellant] veroordeeld aan KTK te betalen 14 maandsalarissen ad NAf 7.015,00 per maand, te vermeerderen met NAf 495,00. Daaraan heeft het Gerecht kort gezegd het volgende ten grondslag gelegd. Het voorkomen van [Appellant] tijdens de activiteiten staat in schril contrast met die bij dr. [bedrijfsarts]. Op de getoonde videobeelden is te zien dat [Appellant] tijdens een interview met een dj praat over zijn carrière en hoe hij interacteert met de dj, dat hij voor de videoproductie “[lied 1]” actief betrokken is bij de opnames in een (drukke) supermarkt, dat hij te zien is in de videoclip “[Lied 2]” en is te zien dat hij geen moeite heeft met het in zijn directe bijzijn ontploffen van een (vuur)kooltje. Daarnaast blijkt uit foto’s dat hij relaxed oogt tijdens een optreden op een schip. Het Gerecht is van oordeel dat [Appellant] KTK en de bedrijfsarts heeft voorgelogen en misleid ter zake van zijn ziektebeeld. Dit levert een dringende reden voor ontslag op. Gelet op deze dringende reden is tevens sprake van een ernstige wanprestatie waardoor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Wat betreft de door KTK gevorderde schadevergoeding van 16 maandsalarissen oordeelt het Gerecht dat dat te ver gaat, gezien het opgelopen fysiek letsel en de herstelperiode. De schade wordt begroot tot de datum van het ontslag op staande voet, zijnde 14 maanden, te vermeerderen met de verzochte deurwaarderskosten.

3.3

In hoger beroep verzoekt [Appellant], samengevat, dat het Hof:

i) voor recht verklaart dat het gegeven ontslag nietig dan wel onrechtmatig is;

ii) KTK veroordeelt aan [Appellant] te betalen zijn salaris vanaf 1 maart 2020 tot en met 27 augustus 2020, zijnde een bedrag van respectievelijk zes maanden x NAf 7.015,00 bruto per maand, zijnde NAf 42.090,00 alsmede alle emolumenten en toeslagen, als ook de vertragings- en wettelijke rente;

iii) KTK veroordeelt tot betaling van een ontslagvergoeding ter zake van 13 jaar dienstverband ad NAf 70.150,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;

iv) KTK veroordeelt in de kosten van het geding,

een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

3.4 [

Appellant] voert daartoe het volgende aan. [Appellant] heeft eerst op 17 maart 2020 via whatsapp bericht ontvangen van KTK, met de mededeling dat hij geschorst is zonder behoud van salaris en dat hij voor 19 maart 2020 contact moet opnemen met de bedrijfsarts, hetgeen hij ook direct heeft gedaan. Hij betwist dat de bedrijfsarts contact heeft opgenomen met zijn moeder omdat zij op dat moment in Nederland was om een operatie te ondergaan. De moeder, broer en vader en partner van [Appellant] die hem in de periode vanaf 6 december 2018 tot 19 maart 2020 begeleidden betwisten dat [Appellant] tijdens alle consulten bij de Arbo-arts niet zou meewerken, in een hoekje staat en geen vragen beantwoordt. Eind 2019 hebben de psycholoog en de psychiater hem geadviseerd om voor zijn genezing sporten of hobby’s te zoeken. [Appellant] is een muziekliefhebber, voor hem is een uitlaatklep schrijven van muziek en zingen. KTK weet dat [Appellant] reeds voor het bedrijfsongeval muziek beoefende, zoals veel werknemers bij KTK, en dat er een video-clip “[lied 3]” op 16 november 2018 is uitgekomen, dat hij begin 2018, voor het ongeval, bezig was met de opname van “[LIED 4]” die in maart 2019 is uitgekomen. Er waren soms consulten bij de bedrijfsarts waarbij [Appellant] niet eens naar binnen hoefde en de formulieren voor arbeidsongeschiktheid zo werden afgestempeld. Tijdens het consult op 19 maart 2020 bij de Arbo-arts zaten hij en zijn partner tegenover hem. [Appellant] klapte echter dicht toen de Arbo-arts hem op intimiderende wijze hem begon te verhoren. Na veel intimidatie is [Appellant] opgestaan, dichtgeklapt en in een hoekje gaan staan. Daar heeft de Arbo-arts een foto van gemaakt, suggererend dat dit altijd het geval is geweest. In oktober 2019 heeft hij zich gemeld bij de Stichting Ritmodikurason om hem te helpen zijn trauma te verwerken. [Appellant] heeft in 2012 ook een bedrijfsongeval gehad bij KTK, waarbij hij was uitgegleden en waaraan hij rugklachten heeft overgehouden en in 2007 was [Appellant] getuige van een bedrijfsongeval toen hij werkzaam was op de sleepboot Jaro 2 van KTK, die tegenover de Seamac 2 aangemeerd lag voor reparaties en waarbij 5 collega’s door een explosie zijn overleden.

3.5

Het Hof overweegt als volgt. Aan de orde is de vraag of het ontslag op staande voet op 24 maart 2020 terecht door KTK is gegeven en – in het verlengde daarvan, bij een ontkennende beantwoording – of KTK aan [Appellant] een ontbindings(ontslag)vergoeding verschuldigd is. Bij de beoordeling wordt het volgende voorop gesteld. Op grond van artikel 7A:1615p BW worden als dringende redenen in de zin van artikel 7A:1615o lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Op KTK als werkgever rust de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.

3.6

Het Hof is van oordeel dat KTK genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat het ontslag op staande voet op goede gronden is gegeven. Hetgeen [Appellant] hier tegenover heeft geplaatst is onvoldoende. Van hem had een degelijk onderbouwde betwisting mogen worden verwacht, althans in elk geval een (tegen)bewijsaanbod. Voor dit oordeel zijn de volgende feiten en omstandigheden redengevend. Het sociale isolement waarin [Appellant] stelt te verkeren ten gevolge van een posttraumatische stress syndroom is niet te rijmen met het gedrag dat [Appellant] laat zien. Uit het onderzoeksrapport van Forensic Services Caribbean blijkt dat [Appellant] in de periode van zijn arbeidsongeschiktheid in elk geval de videoclip “[lied 2]” heeft opgenomen, die zoals KTK onbetwist heeft gesteld is opgenomen in het drukke Pietermaai en in welke videoclip te zien is hoe [Appellant] in een groep mensen aan het dansen is. Het opnemen van deze videoclip, het geven van een muziekoptreden op een schip (“FreeWinds”) in oktober 2019 , het geven van een interview op de radio, het actief bezig zijn op Facebook en het verrichten van marketing activiteiten om zijn muziek te promoten, verhoudt zich niet met het sociale isolement waarin [Appellant] stelt te verkeren. De foto’s die FSC heeft gemaakt tonen geen beelden van een persoon die in een sociaal isolement terecht gekomen is en niet kan functioneren in een sociale omgeving of sociaal-communicatief beperkt is. Integendeel, de foto’s tonen een man die zich prima vermaakt, regelmatig verkerend in het bijzijn van meerdere mensen. Voornoemde activiteiten kunnen in elk geval niet worden geplaatst in het kader van “het alleen therapeutisch schrijven van muziek en zingen als uitlaatklep”. Het heeft er alle schijn van, zoals KTK ook aanvoert, dat [Appellant] bezig was en is zijn professionele carrière als muzikant, waar hij al mee was begonnen voor het bedrijfsongeval en voordat hij arbeidsongeschikt werd, verder uit- en op- te bouwen. Niet te verklaren is waarom [Appellant] wel met diverse mensen kan praten over muziek en zich in een sociale omgeving rondom de muziek kan bewegen maar dr. [bedrijfsarts]’s vragen niet kan beantwoorden en tijdens de consulten in de hoek blijft staan of zitten. De feiten en verklaringen van [Appellant] laten hiaten zien en diverse discrepanties, die niet verklaard worden door de psycholoog en psychiater of het revalidatiecentrum Ritmodikurason, noch door de recente (29 januari 2021) rapportage van drs. [arts] van Interact. Deze verklaringen en die van familieleden van [Appellant] geven ook geen aanleiding om eraan te twijfelen dat dr. [bedrijfsarts] waarheidsgetrouw heeft verklaard. [Appellant] heeft, zoals hiervoor overwogen, ook geen nader tegenbewijs aangeboden.

3.7

Voorts speelt mee dat [Appellant] niet heeft onderbouwd en ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oproepen van dr. [bedrijfsarts] in maart 2020 om op zijn spreekuur te verschijnen hem niet zouden hebben bereikt. KTK heeft de verklaring daarvoor van [Appellant] (namelijk dat zijn moeder en contactpersoon, mevrouw Broos, in Nederland was) gemotiveerd weersproken: mevrouw Broos was op 8 maart 2020 (weer) op Curaçao en dr. [bedrijfsarts] heeft op 9 maart 2020 met haar gesproken. Verder heeft KTK gesteld dat zij per e-mail [Appellant] heeft geprobeerd te bereiken en dat de deurwaarder tevergeefs [Appellant] heeft geprobeerd te bellen. Uiteindelijk heeft KTK, om er zeker van te zijn dat de oproep [Appellant] zou bereiken, de deurwaarder ingeschakeld, die de brieven heeft betekend aan het adres waar [Appellant] op staat ingeschreven. Op 17 maart 2020 heeft KTK [Appellant] geschorst in verband met het geen gehoor geven aan de oproepen van dr. [bedrijfsarts] om op consult te verschijnen. Eerst daarna, op 19 maart 2020, heeft [Appellant] contact opgenomen. Deze gang van zaken is door [Appellant] niet althans onvoldoende betwist. Het Hof acht het verwijtbaar dat [Appellant] niet bereikbaar is voor KTK of de door KTK ingeschakelde bedrijfsarts. Ook kan [Appellant] een verwijt worden gemaakt van het niet tot nauwelijks meewerken aan de consulten bij de bedrijfsarts dr. [bedrijfsarts] door geen vragen te beantwoorden en dr. [bedrijfsarts] niet te informeren (of door zijn partner laten informeren) over het advies van zijn psycholoog en psychiater om een uitlaatklep te zoeken voor de verwerking van zijn trauma en dat muziek (schrijven) en zingen voor hem een uitlaatklep is. Dit had wel van [Appellant] mogen worden verwacht. Het is tenslotte de bedrijfsarts die beslist of [Appellant] nog steeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is of dat hij weer in staat is zijn werk (deels) te hervatten. Het ligt dan in de rede dat de werknemer de bedrijfsarts, die moet beoordelen of een werknemer weer in staat is te gaan werken, volledig informeert over zijn welzijn, consulten bij andere hulpverleners en diens adviezen.

Daarmee zijn de door KTK aan het ontslag ten grondslag gelegde omstandigheden voldoende komen vast te staan. Die omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – leveren, zoals in de ontslagbrief is gesteld, een dringende reden op. Het is begrijpelijk en niet onterecht dat KTK het vertrouwen in [Appellant] als werknemer heeft verloren. Het ontslag op staande voet is dan ook niet nietig.

3.8

Ook is, in aanmerking genomen dat KTK de zaak grondig wilde en moest onderzoeken en hoor en wederhoor diende toe te passen, voldaan aan het vereiste van onverwijldheid. Op 8 maart 2020 heeft FSC zijn onderzoeksrapport aan KTK opgeleverd. Daarop heeft KTK voortvarend gereageerd door het op 9 maart 2020 aan dr. [bedrijfsarts] voor te leggen die vervolgens [Appellant] nader zou gaan onderzoeken. Dat heeft door toedoen van [Appellant] enige tijd geduurd. Nadat [Appellant] op 19 maart 2020 was gezien en dr. [bedrijfsarts] op diezelfde dag aan KTK verslag had uitgebracht heeft KTK op 20 maart 2020 de arbeidsongeschiktheid van [Appellant] vanaf 6 december 2018 ingetrokken en hem in staat gesteld zijn kant van het verhaal te (laten) vertellen. Nadat zijn gemachtigde op 23 februari 2020 per brief had gereageerd, heeft KTK [Appellant] op 24 maart 2020 op staande voet ontslagen.

3.9

Bij het oordeel dat het ontslag op staande voet terecht was en er dus sprake was van een dringende reden, past geen ontbindingsvergoeding (zie artikel 7A:1615w lid 5 BW), zodat die vordering eveneens zal worden afgewezen. De klachten van [Appellant] tegen de voorwaardelijk toegewezen schadevergoeding behoeven geen behandeling omdat de voorwaarde – het ontslag is nietig – niet is vervuld.

3.10

De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd. Het Hof ziet, net als het Gerecht, aanleiding om de proceskosten in hoger beroep te compenseren, zoals hierna in het dictum vermeld.

B E S L I S S I N G

Het Hof:

bevestigt de beschikking van 27 augustus 2020;

compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Th.G. Lautenbach, E.M. van der Bunt en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature