Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Artikel 12 Landsverordening vrije zones 2000, ontheffing, betaling moet verband houden met levering aan buitenlandse afnemers, intrekking ontheffing met tergwerkende kracht in strijd met rechtzekerheidsbeginsel, voortaan ook proceskostenveroordeling in hoger beroep

Uitspraak



AUA2018H00053

Datum uitspraak: 21 januari 2020

gemeenschappelijk hof van jusTitie

van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN

EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Uitspraak op het hoger beroep van:

Centrale Bank van Aruba (hierna: CBA),

gevestigd in Aruba,

appellante,

tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 5 maart 2018 in zaak nr. AUA201701560, in het geding tussen:

de naamloze vennootschap EcoGas Free Zone N.V. (hierna: EcoGas)

en

appellante.

Procesverloop

Bij beschikkingen van 2, 3 en 4 december 2015 heeft CBA aan Ecological Technologies & Trading Freezone N.V. deviezenprovisie in rekening gebracht over de kalenderjaren 2010 tot en met 2014 en over het tweede kwartaal van het jaar 2015.

Het door haar rechtsopvolger EcoGas daartegen gemaakte bezwaar heeft CBA bij beschikking van 13 juni 2017 ongegrond verklaard.

Bij de uitspraak van 5 maart 2018 heeft het Gerecht het door EcoGas daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de beschikking van 13 juni 2017 vernietigd, het bezwaar alsnog gegrond verklaard, de beschikkingen van 2, 3 en 4 december 2015 herroepen en bepaald dat de uitspraak in plaats treedt van de vernietigde beschikking.

Tegen deze uitspraak heeft CBA hoger beroep ingesteld.

EcoGas heeft een verweerschrift ingediend.

Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2019, waar CBA, vertegenwoordigd door mr. A.A.D.A. Carlo, advocaat, vergezeld door A. Croes‑Flemming, Manager Legal Services, L. Meija, afdeling Treasury Financial Markets, en V. Gomez, Banking Operations Analist, en EcoGas, vertegenwoordigd door haar Managing Director R. Halabi, bijgestaan door mr. P.R.C. Brown, advocaat, vergezeld door M. Statia, Financial Manager, zijn verschenen.

Bij brief van 5 augustus 2019 heeft het Hof aan partijen meegedeeld dat het onderzoek wordt heropend. Daarbij is een aantal vragen aan EcoGas voorgelegd, die bij e-mailbericht van 20 augustus 2019 zijn beantwoord. CBA heeft het Hof bij e-mailbericht van 13 september 2019 meegedeeld vooralsnog geen aanleiding te zien voor een reactie.

Het Hof heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 13 november 2019, waar CBA, vertegenwoordigd door mr. Carlo, vergezeld door O. Theodora, Manager Treasury, Financial Markets & Banking Operations, L. Meija, V. Gomez en J. Cruz, en EcoGas, vertegenwoordigd door mr. Brown, vergezeld door G. Slabbekoorn, zijn verschenen.

Overwegingen

Regelgeving

De toepasselijke wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.Toelating tot de vrije zone

Bij beschikking van 1 augustus 2006 (nr. AL 441/1; hierna: de toelatingsbeschikking) heeft Free Zone Aruba N.V. (hierna: FZA), de beheerder van de vrije zones van Aruba, Ecological Technologies & Trading Freezone N.V. op de voet van artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening vrije zones 2000 (hierna: de Lvz 2000) toegelaten tot een vrije zone als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van die wet. De activiteiten die op grond van de toelatingsbeschikking mochten worden verricht zijn beperkt tot:a. het verhandelen, opslaan, verpakken, herverpakken en distributie van alle daarvoor in aanmerking komende goederen;b. het assembleren, opslaan, manufactureren, verwerken, verhandelen en transporteren van huis en commercieel afval, zowel vast als vloeibaar, inclusief het transporteren, exporteren en verkopen van uit het afval verkregen stoffen en materialen;c. het verlenen van diensten op het gebied van transport en distributie. Bij beschikking van 5 juli 2013 (nr. AL 441/2) zijn de op grond van de toelatingsbeschikking toegelaten activiteiten aangevuld met de productie en levering van biogas aan het Water- en Energiebedrijf (WEB) N.V. Bij beschikking van 22 september 2015 (nr. 441/3) is, gelet op de naams- en doelwijziging van Ecological Technologies & Trading Freezone N.V. bij statuten van 14 augustus 2015, de toelatingsbeschikking vanaf die datum op naam gesteld van EcoGas. De doelomschrijving van de toelatingsbeschikking is gewijzigd in: het exporteren en verkopen van uit afval verkregen stoffen en materialen en de productie en levering van biogas aan het Water- en Energiebedrijf (WEB) N.V.Ontheffing van deviezenprovisie

Bij beschikking van 21 januari 2010 (nr. 4230) heeft CBA aan Ecological Technologies & Trading Freezone N.V. op de voet van artikel 12 van de Lvz 2000, ontheffing verleend van betaling van deviezenprovisie, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening deviezenprovisie (hierna: de Ldp). De ontheffing heeft uitsluitend betrekking op betalingen aan het buitenland, voor zover die verband houden met dan wel voortvloeien uit de volgende door de vennootschap verrichte specifieke vrije zone activiteiten:a. het invoeren van goederen, zulks met uitzondering van die betrekking hebben op de binnenlandse afzet, bedoeld in artikel 6 van de Lvz 2000; enb. het verlenen van diensten, bedoeld in artikel 1 van de Lvz 2000.De overige bepalingen van de Ldp, alsook van de Landsverordening deviezenverkeer zijn onverkort op de vennootschap van toepassing, aldus de ontheffing. Een en ander houdt in dat de vennootschap deviezenprovisie verschuldigd is over betalingen aan het buitenland betrekking hebbend op niet‑specifieke vrije zone activiteiten welke vallen onder de reikwijdte van de Ldp. Hieronder vallen onder andere beleggingen in het buitenland, winst- en dividendovermakingen en leningtransacties met niet-ingezetenen, alsook betalingen voor goedereninvoer bestemd voor binnenlandse afzet.

3.1. Bij beschikking van 20 november 2015 (nr. 4376) is, onder verwijzing naar de wijziging van de tenaamstelling van de toelatingsbeschikking (nr. 441/3), de bij beschikking van 21 januari 2010 verleende ontheffing ingetrokken en is met terugwerkende kracht tot 14 augustus 2015 een nieuwe ontheffing verleend. Aan de ontheffing zijn, voor zover van belang, de volgende voorwaarden verbonden:1. The exemption applies only to payments to nonresidents as mentioned in article 2 of the State Ordinance Foreign Exchange Commission (SOFEC) to the extent the payment is directly related to the Company´s free zone activities as described in the FZA-license AL 441/3.2. The exemption of Foreign Exchange Commission (FEC) is not applicable to domestic sales of goods referred to in article 6 of the State Ordinance Free Zone (SOFZ). De total amount of domestic sales must be reported on a quarterly basis to the CBA.3. (…).4. The CBA emphasizes that all other provisions of the SOFEC, as well as the State Ordinance Foreign Transactions (SOFET), remain fully applicable to the Company. This means that the Company shall pay the FEC on payments to nonresident which fall within the scope of article 2 of the SOFEC and that are not related to the described free zone activities in the FZA license granted. Furthermore, prior to executing capital transactions with nonresidents, among other investments and loans, that exceed the maximum amount stated in the Notice on foreign exchange transactions 02/k.1 (enclosure 3) a special foreign exchange license should be requested.

4. Ecological Technologies & Trading Freezone N.V. heeft voor haar vrije zone-activiteiten in de jaren 2010 tot 2015 een afvalscheidingsinstallatie en pyrolyse-installaties (hierna: de productiemiddelen) in het buitenland gekocht en daaraan verbonden diensten voor installatie en consultatie afgenomen en daarvoor betalingen aan het buitenland verricht. Hiervoor heeft zij een bedrag van Afl. 203.726,- aan deviezenprovisie betaald. Bij de beschikkingen van 2, 3 en 4 december 2015 heeft CBA hiervoor nog een bedrag van Afl.126.421,- in rekening gebracht.

5. Het Gerecht heeft overwogen dat de tekst van artikel 12 van de Lvz 2000 en de toelichting daarop – ook indien bezien in samenhang met artikel 14 van de Lvz 2000 en de toelichting – geen aanknopingspunten biedt voor de opvatting dat de betaling voor de aanschaf van de productiemiddelen voor de vrije-zoneactiviteiten niet valt onder de reikwijdte van de ontheffing. Dat de pyrolyse-installaties aangewend zullen worden voor het produceren van biogas voor binnenlandse afnemers maakt dit niet anders. Daarbij komt dat EcoGas vertrouwen mag ontlenen aan de tekst van de bij beschikking van 21 januari 2010 verleende ontheffing, die daarvan uitdrukkelijk uitsluit betalingen voor goedereninvoer bestemd voor binnenlandse afzet. Dat doet zich in dit geval niet voor. Het Gerecht merkt nog op dat blijkens de memorie van toelichting de regering ernaar streeft om met de vrije zone‑wetgeving productiebedrijven aan te trekken. In dat verband is het niet met elkaar te rijmen dat de betaling voor zaken die in de vrije zone worden bewerkt en verwerkt wel onder de ontheffing van deviezenprovisie kunnen vallen en de betaling voor de productiemiddelen – die duurzaam ter beschikking staan van de onderneming van EcoGas en niet bestemd zijn om het vermogen van de onderneming te verlaten – die deze bewerking en verwerking mogelijk maken, niet.

6. CBA betoogt dat het Gerecht niet heeft onderkend dat op grond van artikel 1, eerste lid, van de Lvz 2000, alleen betalingen aan het buitenland voor zaken die in de vrije zone worden opgeslagen, verwerkt, bewerkt, gemonteerd, verpakt, tentoongesteld en uitgeslagen, dan wel andere behandelingen kunnen ondergaan, onder de reikwijdte van de ontheffing vallen. De productiemiddelen vallen hier niet onder. Ook de betaling aan het buitenland voor aan de productiemiddelen gerelateerde diensten valt niet onder de reikwijdte van artikel 1, eerste lid, van de Lvz 2000. Het gaat immers om diensten in de vrije zone voor een in Aruba gevestigde onderneming. EcoGas heeft diensten ontvangen en treedt volgens CBA niet op als opdrachtnemer die diensten verleent voor een buitenlandse opdrachtgever. Voorts is het Gerecht volgens CBA ten onrechte voorbijgegaan aan de beroepsgrond dat de ontheffing van 21 januari 2010 met de beschikking van 20 november 2015 is ingetrokken en laatstgenoemde beschikking in rechte onaantastbaar is. Op grond van de ontheffing van 20 november 2015 zijn betalingen aan het buitenland voor de productiemiddelen niet vrijgesteld van deviezenprovisie. Omdat de ontheffing van 21 januari 2010 is ingetrokken, kon EcoGas daaraan ook geen gerechtvaardigd vertrouwen (meer) ontlenen.

6.1. Het Hof stelt voorop dat het wettelijke beoordelingskader voor de ontheffing wordt gevormd door artikel 12 van de Lvz 2000. Op grond van die bepaling kan de CBA aan een tot de vrije zone toegelaten vennootschap ontheffing verlenen van de betaling van deviezenprovisie, mits de betaling aan het buitenland verband houdt met andere activiteiten dan die van levering aan binnenlandse afnemers. Het vereiste dat de betaling aan het buitenland verband houdt met een activiteit als bedoeld in artikel 1 van de Lvz 2000 wordt, anders dan CBA betoogt, in artikel 12 van die wet niet gesteld. Evenmin vloeit, anders dan het Gerecht heeft overwogen, uit artikel 12 van de Lvz 2000 voort dat, wanneer de betaling aan het buitenland verband houdt met de aanschaf van (productie)middelen die het verrichten van de in de toelatingsbeschikking van de desbetreffende vennootschap opgenomen vrije zone-activiteiten mogelijk maken en die niet bestemd zijn het vermogen van die vennootschap te verlaten, deze betaling onder de reikwijdte van de ontheffing valt.

6.2. Vervolgens acht het Hof het betoog van CBA dat met de beschikking van 20 november 2015 is beoogd de bij beschikking van 21 januari 2010 verleende ontheffing met terugwerkende kracht in te trekken tot die datum, in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat EcoGas in de kalenderjaren 2010 tot en met 2014 en het tweede kwartaal van het jaar 2015 beschikte over een ontheffing als bedoeld in artikel 12 van de Lvz 2000.

6.3. EcoGas heeft in antwoord op de door het Hof aan haar gestelde vragen verklaard dat de afvalscheidingsinstallatie in 2010 in gebruik is genomen. Alle herbruikbare materialen die in de afvalscheidingsinstallatie worden geproduceerd, worden geëxporteerd, aangezien er in Aruba geen installaties zijn die herbruikbare materialen kunnen verwerken tot nieuwe producten, aldus EcoGas.

6.4. EcoGas heeft voorts geantwoord dat de pyrolyse-installaties in 2013 in gebruik zijn genomen. De pyrolyse-installaties worden uitsluitend gebruikt voor de productie van aan WEB te leveren biogas.

6.5. EcoGas heeft desgevraagd aangegeven welke betalingen aan het buitenland zij in de periode 2010 tot en met 2015 jaarlijks voor de afvalscheidingsinstallatie en de pyrolyse-installaties heeft gedaan.

6.6. CBA heeft de door EcoGas gegeven antwoorden op de door het Hof aan haar gestelde vragen niet betwist.

6.7. Nu de afvalscheidingsinstallatie in het buitenland is aangeschaft en de betalingen aan het buitenland voor die installatie geen verband houden met levering aan binnenlandse afnemers, is EcoGas op grond van de aan haar op de voet van artikel 12 van de Lvz 2000 verleende ontheffing geen deviezenprovisie voor die betalingen verschuldigd.

6.8. De pyrolyse-installaties zijn eveneens in het buitenland aangeschaft. Deze installaties zijn in 2013 in gebruik genomen voor de productie van biogas voor WEB, een binnenlandse afnemer. De eerste betaling(en) aan het buitenland voor die installaties zijn blijkens de door EcoGas verstrekte en door CBA niet weersproken gegevens gedaan in het jaar 2014. Nu deze betalingen verband houden met de levering van biogas aan de binnenlandse afnemer WEB, vallen deze niet onder de ontheffing. Dat EcoGas op grond van de bij beschikking van 5 juli 2013 gewijzigde toelatingsbeschikking binnen de vrije zone biogas voor WEB mag produceren en vanuit de vrije zone aan WEB mag leveren, is gelet op het in 6.1 weergegeven beoordelingskader, niet relevant. Voor zover EcoGas in dit verband heeft gewezen op het door de minister van Financiën, Communicatie, Utiliteiten en Energie bij brief van 28 juni 2013 aangekondigde en per 1 juli 2013 in werking getreden begunstigend beleid, biedt dit geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat hierin geen maatregel is getroffen voor ontheffing van betaling van deviezenprovisie bij levering aan een binnenlandse afnemer. Het betoog van CBA slaagt in zoverre.

6.9. Het Gerecht heeft de beschikking van 4 december 2015 ten onrechte herroepen voor zover daarbij door CBA aan EcoGas deviezenprovisie in rekening is gebracht voor betalingen aan het buitenland voor de pyrolyse-installaties.

7. De uitspraak van het Gerecht moet worden vernietigd voor zover daarbij de beschikkingen van 2, 3 en 4 december 2015 zijn herroepen en is bepaald dat die uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking van 13 juni 2017. Het Hof bepaalt dat CBA in een nieuwe beschikking op bezwaar neemt en daarbij alleen deviezenprovisie bij EcoGas in rekening brengt die is verschuldigd voor betalingen aan het buitenland voor de pyrolyse-installaties.

8. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 januari 2018; ECLI:NL:OGHACMB:2018:21), is het Hof (thans) van oordeel dat redelijke toepassing van artikel 52, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak, met zich brengt dat, indien daartoe aanleiding bestaat, het bestuursorgaan moet worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. In dit geval bestaat aanleiding CBA te veroordelen (ook) in de proceskosten in hoger beroep, omdat de gegrondverklaring van het beroep van EcoGas in stand blijft.

9. Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 5 maart 2018 in zaaknummer AUA201701560, voor zover daarbij de beschikkingen van 2, 3 en 4 december 2015 zijn herroepen en is bepaald dat de uitspraak in plaats treedt van de vernietigde beschikking van 13 juni 2017;

III. bepaalt dat CBA een nieuwe beschikking op bezwaar neemt en daarbij alleen deviezenprovisie bij EcoGas in rekening brengt die is verschuldigd voor betalingen aan het buitenland voor de pyrolyse‑installaties;

IV. bevestigt de uitspraak van het Gerecht voor het overige;

V. veroordeelt CBA tot vergoeding van de bij EcoGas in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 1.400,00 (zegge: duizend vierhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast de teruggave aan CBA van het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden).

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.

w.g. Saleh

voorzitter

w.g. Beerse

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2020

BIJLAGE

Landsverordening deviezenprovisie

Artikel 2

1. Onder de naam "deviezenprovisie" zijn ingezetenen ter zake van een betaling aan het buitenland een commissie aan het Land verschuldigd.

2. Als een betaling aan het buitenland wordt beschouwd:

a. een betaling met binnenlandse betaalmiddelen of een betaling ten laste van een florinrekening, al dan niet langs elektronische weg;

b. een betaling met buitenlandse betaalmiddelen of een betaling ten laste van een buitenlandse valutarekening, al dan niet langs elektronische weg;

c. een betaling ten laste van een in het buitenland gehouden buitenlandse valutarekening of ten laste van een bij een in het buitenland gevestigde persoon of gevestigd bedrijf aangehouden rekening courant-verhouding, al dan niet langs elektronische weg; voor zover deze betaling wordt verricht in het kader van een of meer van de navolgende rechtshandelingen:

- de aankoop van buitenlandse betaalmiddelen, buitenlandse geldswaardige papieren;

- de verkrijging van de beschikkingsmacht over vorderingen, luidende in één of meer buitenlandse geldsoorten; of

- de bijschrijving op een rekening ten name van een niet-ingezetene bij een deviezenbank of bij een instelling in het buitenland.

Artikel 4

1. Ingezetenen dragen de door hen verschuldigde deviezenprovisie aan de Bank af, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van een door de Bank aangewezen instelling.

2. De afdracht van de deviezenprovisie geschiedt op aangifte volgens door de Bank te stellen richtlijnen.

Artikel 6

Een instelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, brengt ingezetenen, waaronder te begrijpen de instelling zelf, bij betalingen aan het buitenland als bedoeld in artikel 2 overeenkomstig de voorschriften van deze landsverordening de verschuldigde deviezenprovisie in rekening en draagt deze af aan de Bank.

Landsverordening vrije zones 2000

Artikel 1

1. Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder:

vrije zone : een overeenkomstig artikel 2, eerste lid, aangewezen terrein, waar zaken kunnen worden opgeslagen, verwerkt, bewerkt, gemonteerd, verpakt, tentoongesteld en uitgeslagen, dan wel andere behandelingen kunnen ondergaan, en waar of van waaruit diensten, niet zijnde financiële diensten, kunnen worden verleend;

diensten : activiteiten, bestaande uit:

a. het uitvoeren van onderhoud of reparatie in een vrije zone aan zaken van een niet in Aruba gevestigde onderneming;

b. het uitvoeren van onderhoud en reparatie in het buitenland aan zaken van een niet in Aruba gevestigde onderneming;

c. het geven van adviezen aan en het doen van onderzoeken ten behoeve van een niet in Aruba gevestigde onderneming of instelling of een niet in Aruba woonachtige particulier;

binnenlandse afnemer: een in Aruba buiten een vrije zone gevestigde onderneming of instelling of een in Aruba woonachtige particulier;

beheerder : de naamloze vennootschap die op grond van artikel 3, eerste lid, de vrije zones beheert.

2. Onder het verlenen van diensten wordt mede verstaan het scheppen van voorwaarden voor handel in zaken die zich niet in Aruba bevinden.

Artikel 4

1. Tot een vrije zone wordt slechts toegelaten een in Aruba opgerichte en gevestigde naamloze vennootschap of vennootschap met beperkte aansprakelijkheid wier werkzaamheden bijdragen tot de uitbouw van Aruba als internationaal distributie-, productie- en dienstverleningscentrum, en die voldoet aan de navolgende voorwaarden:

a. de statutaire naam bevat de aanduiding "Free Zone", "Freezone" of "Vrije Zone", en

b. de aandelen worden statutair uitsluitend op naam gehouden, en

c. de statutaire doelstelling is het uitsluitend in of vanuit de vrije zone van Aruba uitoefenen van een onderneming.

2. Omtrent de toelating van een vennootschap tot een vrije zone wordt beslist door de beheerder op basis van een verzoek dat alle voor de beoordeling daarvan noodzakelijke gegevens bevat; de beslissing geschiedt binnen drie maanden na de ontvangst van het verzoek. Aan de toelating worden voorwaarden en voorschriften verbonden, die te allen tijde gewijzigd kunnen worden.

3. Voor de afgifte van de toelatingsbeschikking is door de verzoeker aan de beheerder een vergoeding verschuldigd, waarvan de hoogte wordt bepaald door de beheerder, in overeenstemming met de minister van Economische Zaken.

4. Onverminderd het eerste lid, is het een in een vrije zone toegelaten vennootschap toegestaan deel te nemen in een elders in de wereld gevestigde onderneming.

5. In een vrije zone zijn op de aldaar toegelaten ondernemingen niet van toepassing:

a. de Vestigingsverordening bedrijven (AB 1990 no. GT 55);

b. de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw (AB 1993 no. GT 25);

c. de Landsverordening bevordering grondontwikkeling (AB 1988 no. GT 8);

d. de Hinderverordening (AB 1988 no. GT 27).

Artikel 6

1. Het is verboden vanuit een vrije zone zaken te leveren aan een

binnenlandse afnemer zonder in het bezit te zijn van een vergunning

daartoe.

2. Een vergunning wordt verleend door de beheerder op een daartoe

strekkend schriftelijk en gemotiveerd verzoek; zij wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat verzoeker de invoer van de desbetreffende zaken verzorgt. Aan de vergunning kunnen nadere voorwaarden worden verbonden, die te allen tijde kunnen worden gewijzigd.

3. Onverminderd het eerste lid, is de levering van zaken aan een

binnenlandse afnemer toegestaan tot een maximum van 5% van de omzet in het desbetreffende jaar, met dien verstande dat de toelatingsbeschikking kan bepalen dat het percentage in het eerste en tweede jaar

van de toelating van dat bedrijf tot een vrije zone maximaal 25, in

het derde jaar maximaal 21, in het vierde jaar maximaal 17, in het

vijfde jaar 13 en in het zesde jaar maximaal 9 bedraagt.

4. Indien de beheerder na afloop van een kalenderjaar constateert

dat door een vennootschap een in het derde lid genoemd percentage is

overschreden, kan de beheerder die vennootschap een boete opleggen ter

hoogte van maximaal 25% of, iedere volgende keer, 50% van de waarde

van de transactie of de transacties die de overschrijding hebben veroorzaakt.

Artikel 7

1. Het is een tot een vrije zone toegelaten vennootschap verboden diensten te verlenen aan binnenlandse afnemers.

2. In bijzondere omstandigheden kan de minister van Economische Zaken aan een tot een vrije zone toegelaten vennootschap, voor ieder geval afzonderlijk, een ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid. De ontheffing geschiedt schriftelijk en bevat de redenen voor de afgifte ervan, alsmede de voorwaarden waaronder zij geldt, alvorens de ontheffing te verlenen hoort de minister de beheerder.

Artikel 1 2

De Centrale Bank van Aruba kan aan een tot een vrije zone toegelaten vennootschap op een daartoe strekkend schriftelijk en gemotiveerd verzoek ontheffing verlenen van de betaling van deviezenprovisie als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening deviezenprovisie (AB 1990 no. GT 5), mits die betaling verband houdt met andere activiteiten dan die van levering aan binnenlandse afnemers. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden, die te allen tijde kunnen worden gewijzigd.

Artikel 1 4

In afwijking van artikel 15, tweede lid, van de Landsverordening winstbelasting (AB 1988 no. GT 47) wordt over de winst, behaald door een tot een vrije zone toegelaten vennootschap, twee procent winstbelasting geheven, voor zover de winst in de vrije zone is behaald met activiteiten waarvoor de vennootschap is toegelaten tot de vrije zone, en voor zover het winst betreft, die is behaald met de afzet van een product dat, al dan niet na bewerking in de vrije zone, wordt uitgevoerd, en met dienstverlening rechtstreeks aan het buitenland.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature