U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vanwege de sluiting van de raffinaderij op Aruba is een Sociaal Plan opgesteld. De werknemers die hebben ingestemd met een beëindiging van de

arbeidsovereenkomst hebben deze beëindigingsvergoeding ontvangen in 2012. In geschil is of de ‘spreidingsregeling’ van toepassing is op de heffing van de premies AOW/AWW en AZV en of de door belanghebbende ontvangen beëindigingsvergoeding ziet op het jaar 2012. Het Hof concludeert dat de premies AOW/AWW en AZV niet kunnen worden aangemerkt en ook niet op één lijn kunnen worden gesteld met ‘belasting’ als bedoeld in de zin van de spreidingsregeling. Het Hoger beroep is ongegrond en de uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd.

Uitspraak



Uitspraak

AUA2019H00177 tot en met AUA2019H00179

Datum uitspraak: 24 maart 2020

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN

EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Uitspraak op het hoger beroep van:

[Belanghebbende],

wonende in Aruba,

appellant (belanghebbende),

tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (het Gerecht) van 26 juni 2019 in de zaak BBZ nrs. AUA201900277 tot en met AUA201900279 in het geding tussen:

belanghebbende,

en

de inspecteur der belastingen in Aruba,

verweerder (de Inspecteur).

1 Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is op 31 juli 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 250.704, waarvan Afl. 241.343 belast naar het bijzondere tarief van 15%, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van Afl. 36.201.

1.2.

Aan belanghebbende is op 31 juli 2018 een aanslag in de premieheffing AOV/AWW voor het jaar 2013 opgelegd naar een premie-inkomen van Afl. 65.052.

1.3.

Aan belanghebbende is op 31 juli 2018 een aanslag in de premieheffing AZV voor het jaar 2013 opgelegd naar een premie-inkomen van Afl. 85.000.

1.4.

Belanghebbende heeft op 1 augustus 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.

1.5.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 30 november 2018 de aanslagen gehandhaafd.

1.6.

Belanghebbende heeft op 30 januari 2019 tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.

1.7.

Het Gerecht heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.8.

Belanghebbend heeft op 23 augustus 2019 hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van Afl. 75.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.9.

De zitting heeft plaatsgehad op 27 november 2019 te Oranjestad.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [A]en [B] als gemachtigden van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur [C].

1.10.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.11.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Het Gerecht heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

2.1.

Belanghebbende was in dienstbetrekking werkzaam bij [VRC] NV (de NV).

2.2.

De NV exploiteerde tot 15 november 2012 de olieraffinaderij op Aruba. Vanwege de sluiting van de raffinaderij is een Sociaal Plan opgesteld, waarin onder meer is voorzien in een beëindigingsvergoeding voor de werknemers ten aanzien van wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. De werknemers die hebben ingestemd met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben deze beëindigingsvergoeding ontvangen in 2012.

2.3.

Een groep werknemers, waaronder belanghebbende, heeft niet ingestemd met beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De NV heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba (burgerlijke rechter) verzocht deze arbeidsovereenkomsten te ontbinden op grond van gewichtige redenen, onder toekenning van een vergoeding conform het Sociaal Plan.

2.4.

Het Gerecht heeft bij beschikking van 17 januari 2013, AREJ 3279 van 2012, geoordeeld dat deze arbeidsovereenkomsten met ingang van 17 januari 2013 worden ontbonden, en dat in verband daarmee een beëindigingsvergoeding zal worden toegekend overeenkomstig het Sociaal Plan.

2.5.

Naar aanleiding van voornoemde beschikking van het Gerecht heeft de NV begin 2013 alsnog de beëindigingsvergoeding uitbetaald aan voornoemde groep werknemers. Belanghebbende heeft begin 2013 een beëindigingsvergoeding ontvangen van Afl. 241.343.

2.6.

Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting 2013 heeft de Inspecteur deze beëindigingsvergoeding in de heffing betrokken naar een bijzonder tarief van 15%, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van Afl. 36.201.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is geschil is of:

I. de zogenaamde ‘spreidingsregeling’ van toepassing is op de heffing van de premies AOV/AWW en AZV, en zo ja,

II. de door belanghebbende ontvangen beëindigingsvergoeding ziet op het jaar 2012.

Belanghebbende beantwoordt de in geschil zijnde vragen bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Gerecht, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de aanslagen AOV/AWW en AZV.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.

4 Het oordeel van het Gerecht

Tijdstip van genieten

4.1

Ingevolge artikel 16b Landsverordening inkomstenbelasting worden inkomsten

beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop zij zijn ontvangen, verrekend, ter beschikking zijn gesteld, rentedragend zijn geworden, dan wel vorderbaar en inbaar zijn geworden.

4.2

Anders dan belanghebbende meent, is de beëindigingsvergoeding niet vorderbaar en inbaar geworden in 2012. De vorderbaarheid en inbaarheid van de beëindigingsvergoeding was immers afhankelijk van de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd. Deze voorwaarde is pas vervuld bij de beschikking van het Gerecht van 17 januari 2013, zodat in 2012 geen sprake kan zijn geweest van vorderbaarheid en inbaarheid van de beëindigingsvergoeding.

Begunstigend beleid; spreidingsregeling

4.3

Belanghebbende beroept zich op de zogenaamde 'spreidingsregeling', een begunstigende beleidsregel van de Belastingdienst die kort gezegd inhoudt dat de belasting over een ontvangen nabetaling van loon wordt berekend alsof dat loon in voorgaande belastingjaren is ontvangen. Volgens belanghebbende kan de beëindigingsvergoeding als een nabetaling worden aangemerkt en wordt deze door toepassing van de spreidingsregeling niet in 2013 in de belastingheffing betrokken, maar in de voorafgaande jaren 2008 tot en met 2012. Dit standpunt baseert belanghebbende op de toelichting bij het aangiftebiljet inkomstenbelasting 2013 waarin het volgende is opgemerkt:

“Spreiding loon

Hebt u in 2013 nabetalingen van loon ontvangen die betrekking hebben op voorgaande belastingjaren? U hebt bijvoorbeeld in 2013 een bonus ontvangen die u behaald hebt in 2012.

Dan kunt u een verzoek indienen om deze nabetaling toe te rekenen aan de belastingjaren waarop ze betrekking hebben. Dit heet spreiding van loon. De belasting op deze nabetalingen wordt dan berekend alsof u het loon in die voorgaande belastingjaren hebt ontvangen.

Voor spreiding van loon gelden de volgende voorwaarden:

- De nabetalingen hebben betrekking op loon uit bestaande of vroegere dienstbetrekking.

- De nabetalingen hebben betrekking op de jaren 2008 t/m 2012.

- De nabetalingen bedragen minstens 15% van uw brutoloon in 2013.”

4.4

De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de spreidingsregeling niet meebrengt dat een nabetaling wordt toegerekend aan voorgaande jaren op een zodanige wijze dat dit tot een verhoging van het inkomen en eventuele navordering over de desbetreffende jaren leidt. Met de spreidingsregeling wordt volgens de Inspecteur uitsluitend bewerkstelligd dat in het belastingjaar waarin de nabetaling is genoten, voor de berekening van de verschuldigde belasting wordt gedaan alsof deze nabetaling in voorgaande jaren is ontvangen.

4.5

Vooropgesteld wordt dat bij de uitleg van beleidsregels ervan moet worden uitgegaan, dat belastingplichtigen deze hebben moeten begrijpen zoals deze naar de objectieve beschouwing van de rechter redelijkerwijze dienen te worden opgevat (vgl. HR 10 februari 2017, nr. 15/04877, ECLl:NL:HR:2017:185).

4.6

Naar het oordeel van het Gerecht dient, mede gelet op de bewoording van voornoemde toelichting bij het aangiftebiljet en de verklaring van de Inspecteur ter zitting, de zogenoemde spreidingsregeling redelijkerwijs zodanig te worden opgevat dat in het belastingjaar waarin de nabetaling van loon is genoten, voor de berekening van de inkomstenbelasting over deze nabetaling wordt gedaan alsof deze in voorgaande jaren is ontvangen, maar dat het jaar van belastingheffing daardoor niet wijzigt. Van een verhoging van het inkomen in voorgaande jaren is dan ook geen sprake. De spreidingsregeling bewerkstelligt dus niet, anders dan belanghebbende meent, dat de beëindigingsvergoeding niet in 2013, maar in voorgaande jaren is genoten.

4.7

Gelet op het vorenstaande kan de spreidingsregeling dus niet tot het door belanghebbende gewenste gevolg leiden. Het Gerecht kan daarom in het midden laten of de beëindigingsvergoeding als nabetaling in de zin van de spreidingsregeling kan worden aangemerkt.

Gelijkheidsbeginsel

4.8

Verder heeft belanghebbende betoogd dat de Inspecteur het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, omdat hij anders wordt behandeld dan zijn collega's die de beëindigingsvergoeding reeds in 2012 hebben genoten.

4.9

Nu belanghebbende zich beroept op het gelijkheidsbeginsel, ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat sprake is van rechtens en feitelijk gelijke gevallen en voorts dat die gevallen een gunstiger behandeling ten deel is gevallen dan hij zelf heeft ondervonden.

4.10

Het beroep van belanghebbende kan reeds niet slagen omdat geen sprake is van rechtens en feitelijk gelijke gevallen. De collega's die in 2012 hebben ingestemd met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, hebben de beëindigingsvergoeding al in 2012 ontvangen. Deze gevallen verschillen wezenlijk van de werknemers van wie de arbeidsovereenkomst pas bij rechterlijke beslissing van 17 januari 2013 is beëindigd en nadien de beëindigingsvergoeding hebben ontvangen. Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel stuit reeds daarop af.

Slotsom

4.11

De Inspecteur heeft terecht de beëindigingsvergoeding tot het inkomen van 2013 gerekend. In dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing juist zijn vastgesteld.

5 Gronden

5.1.

Ter zitting van het Hof is duidelijk geworden dat belanghebbendes verzoek om toepassing van de spreidingsregeling beperkt is tot de vraag of de spreidingsregeling van toepassing is op de heffing van de premies AOV/AWW en AZV. Het geschil strekt zich dus niet mede uit tot heffing van inkomstenbelasting. Overigens zou de toepassing van de spreidingsregeling op de verschuldigde inkomstenbelasting over het jaar 2013 ook geen effect sorteren, omdat de beëindigingsvergoeding waarop de spreidingsregeling kan worden toegepast is onderworpen naar een tarief van 15%. Ook al zou worden gedaan alsof de beëindigingsvergoeding in 2012 was ontvangen, dan zou ook in dat jaar de beëindigingsvergoeding zijn onderworpen naar een tarief van 15%.

5.2.

Ter zitting van het Hof is eveneens duidelijk geworden dat het genietingsmoment van de beëindigingsvergoeding en het beroep op het gelijkheidsbeginsel geen voorwerp van geschil meer vormen. Partijen zijn het erover eens dat het genietingsmoment is gelegen in 2013 en belanghebbende doet niet langer meer een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

5.3.

Tot de stukken van het geding behoren niet belanghebbendes aangifte- en aanslaggegevens over het jaar 2012. Partijen hebben ter zitting van het Hof evenwel eenparig verklaard dat in het jaar 2012 het maximum aan premies is betaald en dat, als belanghebbende in het gelijk zou worden gesteld, er over het jaar 2013 geen premies AOV/AWW en AZV verschuldigd zijn.

5.4.

Ervan uitgaande dat de beëindigingsvergoeding is genoten in 2013, stelt belanghebbende zich op het standpunt dat deze vergoeding ziet op het jaar 2012 (op de wijze zoals bedoeld in de spreidingsregeling die is vermeld in de toelichting op het aangiftebiljet onder ‘32 Spreiding loon’). Voorts stelt belanghebbende dat de spreidingsregeling, welke kortgezegd betrekking heeft op spreiding van loon, niet enkel ziet op ‘belasting’, maar ook op de heffing van premies AOV/AWW en AZV.

De Inspecteur, daarentegen, is van mening dat de beëindigingsvergoeding niet ziet op het jaar 2012 maar op het jaar 2013, omdat de werkgever van belanghebbende pas op 17 januari 2013 de (ontbindings)procedure wint en belanghebbende pas daarna, in 2013 derhalve, instemt met het sociaal plan op grond waarvan belanghebbende de beëindigingsvergoeding krijgt uitgekeerd. Voorts meent de Inspecteur dat de spreidingsregeling niet van toepassing is op de heffing van premies AOV/AWW en AVZ.

5.5.

De spreidingsregeling (zie ook 4.3. van de uitspraak van het Gerecht) is opgenomen in de toelichting bij het aangiftebiljet inkomstenbelasting 2013 waarbij het volgende is opgemerkt:

“32 Spreiding loon

Hebt u in 2013 nabetalingen van loon ontvangen die betrekking hebben op voorgaande belastingjaren? U hebt bijvoorbeeld in 2013 een bonus ontvangen die u behaald hebt in 2012.

Dan kunt u een verzoek indienen om deze nabetaling toe te rekenen aan de belastingjaren waarop ze betrekking hebben. Dit heet spreiding van loon. De belasting op deze nabetalingen wordt dan berekend alsof u het loon in die voorgaande belastingjaren hebt ontvangen.

Voor spreiding van loon gelden de volgende voorwaarden:

- De nabetalingen hebben betrekking op loon uit bestaande of vroegere dienstbetrekking.

- De nabetalingen hebben betrekking op de jaren 2008 t/m 2012.

- De nabetalingen bedragen minstens 15% van uw brutoloon in 2013.

Voeg bewijsstukken bij waarin de nabetalingen en de belastingjaren waarop deze betrekking hebben staan vermeld.”

5.6.

Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat de spreidingsregeling moet worden beschouwd als begunstigend beleid en niet, zoals belanghebbende lijkt te betogen dat de toepassing van de ‘hardheidsclausule’ aan de orde zou zijn. De ‘hardheidsclausule’ is opgenomen in artikel 30, onderdeel b, van de Algemene Landsverordening belastingen, alwaar is bepaald:

Onze Minister kan nadere regels stellen:

a. (…)

b. ter tegemoetkoming in gevallen ten aanzien van onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij de toepassing van een belastingverordening mochten voordoen;

c. (…).

De Minister heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door het uitvaardigen van een Ministeriële regeling ingevolge welke regeling in een bepaalde situatie de heffing van overdrachtsbelasting achterwege kan blijven (AB 2004 no. 10). De spreidingsregeling die is opgenomen in de toelichting bij de aangifte kan naar het oordeel van het Hof niet als een dergelijke (formele) Ministeriële regeling worden beschouwd. Bovendien kan de spreidingsregeling naar het oordeel van het Hof niet worden beschouwd als een tegemoetkoming ten aanzien van een onbillijkheid (van overwegende aard).

Is de spreidingsregeling van toepassing op de premies AOV/AWW en AVZ?

5.7.

Als eerste zal het Hof de vraag beantwoorden of de heffing van premies AOV/AWW en AVZ zijn te beschouwen (dan wel daarmee op één lijn kunnen worden gesteld) als ‘belasting’, als bedoeld in de zin van de spreidingsregeling.

5.7.1.

In voornoemde toelichting bij de aangifte (zie 5.5) wordt voor de bedoelde spreiding (van nabetaald loon) gesproken van ‘de belasting op deze nabetaling’. Het Hof wijst erop dat de toelichting nergens spreekt over premies (volksverzekeringen), hetgeen een (eerste) aanwijzing vormt dat het begunstigend beleid niet mede ziet op de premies.

5.7.2.

Juridisch gesproken zijn premies volksverzekeringen, waaronder te begrijpen de premies AOV/AWW en AZV, niet gelijk aan belastingen en ook niet ermee op één lijn te stellen, hetgeen er eveneens op wijst dat premies volksverzekeringen niet zijn te scharen onder de in de toelichting bij de aangifte (zie 5.5.) genoemde ‘belasting’. Tegenover de heffing van premies volksverzekeringen staat immers een individuele tegenprestatie, te weten het verzekerd zijn inzake de sociale verzekeringen, daar waar belastingen worden betaald ter dekking van de zogenoemde algemene middelen. Dat de grondslag voor de heffing van de premies volksverzekeringen gelijk is aan de grondslag waarover (inkomsten)belasting wordt geheven doet daar niet aan af, net zo min als het feit dat de heffing van premies volksverzekeringen (min of meer) geïntegreerd plaatsvindt met de heffing van inkomstenbelasting.

5.7.3.

Voorts ligt het in de rede te veronderstellen dat de spreidingsregeling erop gericht is om progressienadelen te mitigeren. Een dergelijk progressienadeel doet zich eerder voor bij een progressieve belasting als de inkomstenbelasting. Dit is anders bij de premies volksverzekeringen, die immers een vast percentage van het premie-inkomen bedragen: AOV/AWW 13,5% van maximaal Afl. 65.052 (2013) en AZV 11,5% van maximaal Afl. 85.000 (2013) De noodzaak om tegemoet te komen is derhalve bij de heffing van premies volksverzekeringen veel minder groot, omdat tot het maximum premie-inkomen een progressienadeel zich niet voordoet.

5.8.

Uit het overwogene in 5.7 tot en met 5.7.3 concludeert het Hof dat de premies AOV/AWW en AZV niet kunnen worden aangemerkt en ook niet op één lijn kunnen worden gesteld met ‘belasting’ als bedoeld in de zin van de spreidingsregeling.

Vraag I dient dan ook ontkennend te worden antwoord.

5.9.

Gegeven de ontkennende beantwoording van vraag I behoeft vraag II geen beantwoording meer.

Slotsom

5.10.

De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van het Gerecht dient te worden bevestigd.

Griffierecht en proceskosten

5.11.

Gelet op het voorgaande acht het Hof geen termen aanwezig voor het vergoeden van het griffierecht aan belanghebbende dan wel voor een veroordeling van de Inspecteur in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het (hoger) beroep heeft moeten maken.

6 Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht.

Aldus gedaan door mrs. D. Haan, voorzitter, P.A.M. Pijnenburg en M.J. Leijdekker, leden, in tegenwoordigheid van N.N. Noël-van der Biezen BSc, als griffier. De beslissing is op 24 maart 2020 in het openbaar uitgesproken.

Afschriften zijn per post/ e-mail op aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:

1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;

2 onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. waartegen u in beroep komt;

d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature