U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

vernietiging moord

Uitspraak



Zaaknummer: H 8/2019

Parketnummer: 500.00125/14

Uitspraak: 4 juli 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 23 november 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1975 in de [geboorteplaats],

wonende in [woonplaats],

thans uit anderen hoofde alhier gedetineerd.

Hoger beroep

Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het impliciet primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaren. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.

Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.

Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,

mr. M.L.A. Angela en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden,

mrs. G.C.A. Scheperboer-Parris en M. Elzinga-Soumah, advocaten in Curaçao, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen, namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], door mr. R.E. Martis, advocaat in Curaçao, die ter zitting optrad namens de raadsvrouw mr. R.S.M. Moenir-Alam, advocate in Curaçao, in het kader van de vorderingen tot schadevergoeding naar voren is gebracht.

De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het impliciet primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een levenslange gevangenisstraf.

Zijn vordering behelst voorts:

de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van NAf 5.289,15 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2012; de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen zij voor het overige heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel;

de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij

[benadeelde partij 2].

De raadslieden hebben bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:

MOORD CQ. DOODSLAG

dat hij op of omstreeks 30 juli 2012 te Curaçao opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met gebruikmaking van een vuurwapen, meerdere kogels in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen heeft bekomen en die [slachtoffer] aan die verwondingen is overleden;

(artikel 2:262 en 2:259 jo 1:123 Wetboek van Strafrecht van Cura çao)

Bewezenverklaring

Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:

dat hij op of omstreeks 30 juli 2012 in Curaçao opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met gebruikmaking van een vuurwapen, meerdere kogels in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen heeft bekomen en die [slachtoffer] aan die verwondingen is overleden;.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

1. Op 30 juli 2012 omstreeks 10:10 uur, werd de verbalisant [verbalisant 1] door de Centrale Meldkamer gedirigeerd naar de penitentiaire inrichting ‘Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou’ (hierna: het SDKK), gelegen in Curaçao, voor een schietpartij alwaar een gedetineerde dodelijk is geraakt. Hij heeft het volgende gerelateerd:

“Ik, verbalisant, werd naar huisblok 4 begeleid. Op de vloer voor celnummer 206 lag een man, met ontbloot bovenlichaam op zijn rechterzij in een grote plas bloed. Hij vertoonde geen teken van leven.

De man bleek in leven te zijn: [SLACHTOFFER], geboren op [geboortedatum] 1976.”

2 De verbalisant [verbalisant 1] heeft het volgende gerelateerd:

“Door de politiearts, Dr. Mozes, werd op 30 juli 2012 omstreeks 11.00 uur de dood van de man [SLACHTOFFER], geconstateerd.”

3. Op 31 juli 2012 heeft de arts en patholoog, Dr. J.A. van Raalte, sectie op het lichaam van [slachtoffer] verricht. Hij heeft het volgende gerelateerd:

“ [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] en overleden op 30 juli 2012 in het SDKK in Curaçao werd door meerdere kogels getroffen.

Een schotwond in het achterhoofd links, waarbij de kogel door de hersenen, door de hersenstam, door de rechter hersenhelft net boven het rechteroog door het bot is gegaan. De kogel werd onder de huid aangetroffen.

Een inschotwond in de hals links, waarbij het schotkanaal naar het achterhoofdsgat in de schedel is gegaan. De kogel werd in twee delen op de grens van de kleine hersenen en ruggemerg aangetroffen.

Een inschotwond in de borst links net naast en iets onder de linkertepel, waarbij de kogel door het hartzakje en de rechter hartkamer is gegaan. De kogel werd naast de wervelkolom achter de negende rib links onder de huid aangetroffen.

Een inschotwond hoog in de linkeroksel, waarbij de kogel onder de derde rib links en door de top van de linkerlong is gegaan. De kogel werd achter de tweede rib naast de wervelkolom vrijwel onder de huid aangetroffen.

Een inschotwond in de linkeroksel, waarbij de kogel door het puntje van de bovenkwab van de linkerlong, de onderkwab van de linkerlong, het middenrif en de lever is gegaan met een uitschotwond in de rechterzij.

De combinatie van bovenstaande schoten met twee schoten in de hersenen en een schot in het hart hebben geleid tot een directe dood.”

4 [getuige 1] heeft op 30 juli 2012 de volgende verklaring afgelegd:

“Vanochtend stond ik buiten voor mijn cel in blok 4 met celnummer 211 in het SDKK van de zon te genieten. Mijn cel zit namelijk boven. De bijnaam van [slachtoffer] is ‘[bijnaam slachtoffer]’. Ik zag [bijnaam slachtoffer] uit zijn cel richting de cel van [naam 1] lopen. Op een gegeven moment is [bijnaam slachtoffer] teruggelopen. De moordenaar van [bijnaam slachtoffer] zat buiten voor zijn cel op een emmer toen [bijnaam slachtoffer] langs hem liep. Hij stond op, rende achter [bijnaam slachtoffer] aan, haalde een vuurwapen, een revolver, tevoorschijn en schoot op [bijnaam slachtoffer]. Ik zag dat de hand van de schutter in een oranje doek was gewikkeld. Het eerste schot raakte [bijnaam slachtoffer] van achteren in het hoofd. Hierna viel [bijnaam slachtoffer] op de grond en de schutter bleef op hem schieten terwijl hij op de grond lag. Nadat de schutter op het lichaam van [bijnaam slachtoffer] heeft geschoten gooide hij het vuurwapen op de grond en rende hij zijn cel in. Degene die [bijnaam slachtoffer] heeft doodgeschoten is [bijbelse naam]. Als u weet wie [bijbelse naam] in de Bijbel voorstelt dan weet u wie ik bedoel.

Als mededeling van de verbalisanten:

Met [bijbelse naam] wordt bedoeld [ned. vertaling bijbelse naam]. [ned. vertaling bijbelse naam] is in de Spaanse taal ‘[bijnaam verdachte]’.”

5 [getuige] heeft op 30 juli 2012 de volgende verklaring afgelegd:

“Vandaag stond ik bij mijn celdeur in blok 4 met celnummer 212 in het SDKK. Ik zag hoe de schutter het slachtoffer van achteren in het hoofd schoot. Na het eerste schot viel het slachtoffer op de grond. Terwijl het slachtoffer op de grond lag bleef de schutter op hem schieten. Daarna rende de schutter naar zijn cel en heeft deze dicht gedaan. Het celnummer van de schutter is 203. De schutter is de man bijgenaamd ‘[bijnaam verdachte]’.”

6 [getuige] heeft op 11 oktober 2012 de volgende verklaring afgelegd:

“Het slachtoffer was ‘[bijnaam slachtoffer]’.”

7. Op 31 juli 2012 hebben de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een fotoconfrontatie met [getuige] gehouden. Zij hebben het volgende gerelateerd:

“Wij hebben gebruik gemaakt van een fotosheet “B”, waarop tien foto’s van personen genummerd van één tot en met tien staan afgebeeld.

Na het bekijken van de fotosheet wees [getuige] de persoon afgebeeld op foto nummer 7 aan als de man bijgenaamd [bijnaam verdachte], als de persoon die het slachtoffer bijgenaamd [bijnaam slachtoffer] heeft doodgeschoten.

Op fotosheet “B” op foto nummer 7, staat de verdachte [VERDACHTE], geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats], thans verblijvende in het SDKK, afgebeeld.”

8 Op 30 juli 2012 heeft [getuige 3] het volgende verklaard:

“Ik ben gedetineerd in blok 4 in celnummer 212 in het SDKK. Vandaag zat ik in mijn cel toen ik plotseling schoten hoorde. Ik stapte uit mijn cel en zag hoe [VERDACHTE] op het slachtoffer ‘[bijnaam slachtoffer]’, die al op de grond lag, aan het schieten was. Ik zag ook hoe [verdachte] daarna het vuurwapen op het slachtoffer gooide en naar zijn cel rende. Hij had zich in zijn cel opgesloten. Na de schietpartij heeft hij zich omgekleed. Hij had eerst een kaki hemd aan en daarna heeft hij een wit t-shirt aangetrokken. [verdachte] wordt ook ‘[bijnaam verdachte]’ genoemd. Het celnummer van [bijnaam verdachte] is celnummer 203.”

9. Op 31 juli 2012 hebben de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een fotoconfrontatie met [getuige 3] gehouden. Zij hebben het volgende gerelateerd:

“Wij hebben gebruik gemaakt van een fotosheet “A”, waarop tien foto’s van personen genummerd van één tot en met tien staan afgebeeld.

Na het bekijken van de fotosheet wees [getuige 3], de persoon afgebeeld op foto nummer 10 aan als [verdachte], bijgenaamd [bijnaam verdachte], die hij in zijn verklaring noemde, die het slachtoffer bijgenaamd “[bijnaam slachtoffer]” heeft doodgeschoten.

Op fotosheet “A” op foto nummer 10, staat de verdachte [VERDACHTE], geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats], thans verblijvende in het SDKK, afgebeeld.”

10 Op 29 augustus 2012 heeft [getuige 4] het volgende verklaard:

“Ik ben gedetineerd in blok 4 in celnummer 103 in het SDKK. Op 30 juli 2012 stond ik in celnummer 204 toen ik zag dat [bijnaam slachtoffer] voorbij liep naar de cel van [naam 1]. Hierna liep [bijnaam slachtoffer] terug en voegde hij zich bij [naam 2]en mij in celnummer 204. Ik liep eerst naar buiten, gevolgd door [bijnaam slachtoffer]. Ik keek om en zag dat [bijnaam verdachte] opstond vanaf een emmer die voor zijn celdeur stond en in onze richting begon te rennen. Toen hij dichterbij kwam strekte hij zijn rechterarm voor zich uit en richtte een vuurwapen, een revolver, op [bijnaam slachtoffer]. Ik zag dat [bijnaam verdachte] een schot op het hoofd van [bijnaam slachtoffer] loste. Na het eerste schot viel [bijnaam slachtoffer] op de grond. Ik zag dat terwijl [bijnaam slachtoffer] op de grond lag, [bijnaam verdachte] nog ongeveer vier schoten op [bijnaam slachtoffer] afvuurde. Na het laatste schot gooide hij het vuurwapen naast [bijnaam slachtoffer] op de grond en rende naar zijn eigen cel en deed de celdeur dicht. [bijnaam verdachte] was helemaal in kaki kleding gekleed op het moment dat hij op [bijnaam slachtoffer] schoot.”

11. Op 29 augustus 2012 hebben de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een fotoconfrontatie met [getuige 4] gehouden. Zij hebben het volgende gerelateerd:

“Wij hebben gebruik gemaakt van een fotosheet “C”, waarop tien foto’s van personen genummerd van één tot en met tien staan afgebeeld.

Na het bekijken van de fotosheet herkende [getuige 4] de persoon afgebeeld op foto nummer 5 als [bijnaam verdachte], de persoon die het slachtoffer bijgenaamd [bijnaam slachtoffer] heeft doodgeschoten.”

12. Op 29 augustus 2012 hebben de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] naar aanleiding van de gehouden fotoconfrontatie met [getuige 4] het volgende gerelateerd:

“De getuige [getuige 4] werd op 29 augustus 2012 verhoord in het onderzoek naar de schietpartij in cellenblok 4 van de SDKK, waarbij [slachtoffer] kwam te overlijden. Na het verhoor werd een meerkeuze fotoconfrontatie gehouden met de getuige. Hij wees op fotosheet “C” de man afgebeeld op nummer 5 aan als de man [bijnaam verdachte] die het slachtoffer “[bijnaam slachtoffer]” had doodgeschoten.

Op fotosheet “C” op foto nummer 5, staat de verdachte [VERDACHTE], geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats], thans verblijvende in het SDKK, afgebeeld.”

13. [ getuige 5] heeft op 11 augustus 2012 het volgende verklaard:

“Ik ben beveiliger in het SDKK. Op 30 juli 2012 hoorde ik een schot afgaan, gevolgd door vier opeenvolgende schoten. Ik ben naar huisblok 4 gegaan. Ik zag een man op de vloer voor celnummer 206 liggen. Naast de man lag een vuurwapen. Ik heb het vuurwapen, een zilverkleurige revolver met bruin handvat, dat op de vloer naast het slachtoffer lag veiliggesteld en vervolgens aan de directeur van het SDKK overhandigd. Ik hoorde dat de kraan van celnummer 203 was opengedraaid en ben naar de cel gegaan. Ik zag dat de gedetineerde die in celnummer 203 aanwezig was aan het douchen was. Deze gedetineerde was de enige gedetineerde op die verdieping die in zijn cel was. Ik heb later van mijn collega’s vernomen dat die gedetineerde ‘[bijnaam verdachte]’ wordt genoemd.”

14. Op 30 juli 2012 hebben de verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5] en

[verbalisant 6] een technisch sporenonderzoek op de plaats delict ingesteld. Zij hebben het volgende gerelateerd:

“Huisblok 4 is een tweeverdiepingsgebouw en bestaat uit een aantal naast elkaar gelegen cellen. De benedenverdieping bestond uit de cellen nrs. 101 tot en met 106. De bovenverdieping uit de cellen nrs. 201 tot en met 212.

Wij hebben in celnummer 203 een witte emmer gevuld met water inhoudende een kaki sportbroek, twee kaki t-shirts en een oranje doek aangetroffen.

Door mij, verbalisant [verbalisant 5], werd uit handen van de directeur van het SDKK, M.R. Martina, een revolver van het merk Llama, zes schots, van het kaliber .38 speciaal, waarvan het serienummer was geradeerd ontvangen. Deze revolver werd door mij, verbalisant [verbalisant 5], in beslaggenomen.

Uit het lichaam van [slachtoffer] zijn vier kogels van het kaliber. 38 verwijderd.”

15. Op 30 juli 2012 heeft de verbalisant [verbalisant 7] technisch onderzoek gedaan naar het inbeslaggenomen vuurwapen. Hij heeft het volgende gerelateerd:

“Ik heb uit handen van [verbalisant 4] de inbeslaggenomen revolver ontvangen. In het rondsel van de revolver van het merk Llama, model Scorpio, van het kaliber .38 S&W SPL. en waarvan het serienummer ontbreekt, zaten één scherpe patroon van het kaliber .38 SPL, voorzien van het bodemstempel Federal en vijf hulzen.

Het wapen is bestemd en geschikt om munitie van het kaliber .38 te verschieten.”

16. De verdachte heeft op 30 juli 2012 bij de politie het volgende verklaard:

“Ik ben gedetineerd in celnummer 203. Het is een eenmanscel. Ik ben daar alleen opgesloten.”

Bewijsoverwegingen

De raadslieden hebben bepleit dat de verdache van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij hebben daartoe, samengevat, aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de verweten gedraging.

Het Hof overweegt als volgt.

1.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in het SDKK in blok 4 was gedetineerd. Op 30 juli 2012 zat hij buiten voor zijn cel op een emmer. Op enig moment kwamen het latere slachtoffer [slachtoffer] en medegedetineerde [getuige 4] de cel van medegedetineerde [naam 1] uitlopen. Nadat [slachtoffer] de verdachte voorbij was gelopen, stond de verdachte op, rende hij zonder iets te zeggen op [slachtoffer] af en richtte hij daarbij een vuurwapen op [slachtoffer]. Vervolgens heeft de verdachte op korte afstand [slachtoffer] van achteren door het hoofd geschoten. Nadat [slachtoffer] op de vloer was neergevallen, heeft de verdachte nog viermaal op het lichaam van [slachtoffer] geschoten. Daarna is de verdachte naar zijn cel teruggegaan. [slachtoffer] is door de afgevuurde kogels in zijn achterhoofd, hals links, linkerborst en linkeroksel geraakt. Ten gevolge van de schotwonden in de hersenen en in het hart is [slachtoffer] direct overleden.

2.

Het Hof is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte, te weten:

- het van korte afstand met een geladen vuurwapen gericht schieten op het achterhoofd van [slachtoffer], waarbij [slachtoffer] de verdachte niet zag aankomen en derhalve ook geen gelegenheid had om zich te beschermen en/of te verdedigen, en

- het, nadat [slachtoffer] op de vloer was gevallen, nog meermalen schieten op het lichaam van [slachtoffer],

kan worden afgeleid dat de verdachte de intentie heeft gehad [slachtoffer] dodelijk te

raken. De verdachte heeft naar het oordeel van het Hof gehandeld met vol opzet.

3.

Het Hof leidt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte af dat hij met voorbedachte raad heeft gehandeld. Immers, de verdachte zat voorafgaand aan de uitvoering van zijn daad met een geladen vuurwapen onder direct bereik op een emmer voor zijn cel te wachten op [slachtoffer]. Vervolgens heeft hij, nadat [slachtoffer] hem voorbij was gelopen, [slachtoffer] op korte afstand van achteren door het hoofd geschoten. Hieruit volgt dat de verdachte zich goed had voorbereid op zijn daad, waarbij tevens betekenis toekomt aan de omstandigheid dat hij er voor heeft zorggedragen dat hij in de gevangenis over een wapen met munitie kon beschikken. De verdachte heeft derhalve de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het Hof kan niet anders dan vaststellen dat het hier om een koelbloedige liquidatie gaat. Dit volgt tevens uit de omstandigheid dat de verdachte, nadat [slachtoffer] was geraakt en op de vloer was gevallen, nog viermaal op zijn lichaam heeft geschoten en wel op delen van het lichaam waar zich vitale organen bevinden. Ook het handelen van de verdachte vlak na de daad, kennelijk met het doel alle sporen als gevolg van een schietproces te verwijderen, wijst erop dat de verdachte handelde volgens een van tevoren bedacht plan. Hij heeft zich immers onmiddellijk na zijn daad in zijn eenmanscel uitgekleed, heeft gedoucht en zich omgekleed, waarbij hij de kleding die hij eerst droeg en het oranje doekje waarmee hij de revolver heeft vastgehouden in een emmer met water heeft gestopt.

3.

De verklaring van de verdachte dat hij niet de schutter is geweest, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. Overigens is het Hof van oordeel dat hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep (anders dan ter terechtzitting in eerste aanleg) heeft verklaard, te weten dat een andere persoon waarvan hij geen gegevens heeft verschaft de schutter is geweest en dat die persoon na de daad in zijn, verdachtes, cel is gekomen en weer is vertrokken als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven.

4.

a.

De verdediging heeft - kort samengevat - aangevoerd dat de de verdachte belastende getuigenverklaringen tegenstrijdig en inconsistent zijn, die verklaringen geen steun vinden in de camerabeelden van het voorval en ook overigens niet betrouwbaar zijn omdat het merendeel van de getuigen in een later stadium van het onderzoek niet heeft volhard in de door hen afgelegde verklaringen.

b.

Ten eerste stelt het Hof vast dat de camerabeelden van het voorval van dermate slechte kwaliteit zijn, dat daaraan geen bewijswaarde kan worden gehecht.

c.

Voorts stelt het Hof bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen het navolgende voorop.

De moord op [slachtoffer] heeft in het SDKK plaatsgevonden, alwaar hij gedetineerd was. Voor zover het al niet een feit van algemene bekendheid is, volgt uit meerdere verklaringen van de medegedetineerden dat zij over de persoon van de dader niet willen spreken, om reden dat zij in het algemeen niet tegenover de politie verklaren dan wel omdat bij hen vrees voor represailles bestaat. Het Hof wijst daarbij nog op de inhoud van de pleitnota van de verdediging waarin zulks tevens is aangehaald. Gedetineerden hebben een gedragscode: als gedetineerde zwijg je over wat je weet en je verleent geen medewerking aan gevangenispersoneel voor wat betreft de enige waarheidsvinding, aldus de raadslieden.

Het Hof acht vorenstaande zeer aannemelijk.

In onderhavige zaak zijn er een aantal medegedetineerden van de verdachte die desondanks wel een verklaring hebben afgelegd, maar om vorenstaande reden vrijwel allemaal geweigerd hebben om hun verklaringen te ondertekenen. Illustratief voor een en ander is de getuige [getuige 2], die zijn eerste verklaringen niet wenste te ondertekenen uit vrees voor represailles, maar kort voor zijn vertrek uit het land alsnog bereid is de inhoud van zijn eerdere verklaringen te bevestigen in een nieuwe verklaring en die nieuwe verklaring vervolgens wel ondertekent omdat hij wegens zijn vertrek niet langer blootgesteld wordt aan mogelijke represailles.”Dat een aantal van de tot het bewijs gebezigde verklaringen van medegedetineerden van de verdachte niet is ondertekend, acht het Hof dan ook niet van belang voor de waardering van de inhoud van die verklaringen.

d.

Het Hof acht de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de medegedetineerden van de verdachte betrouwbaar nu deze elkaar ondersteunen en steun vinden in de overige bewijsmiddelen. Daarbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat (het merendeel van) de verklaringen op de dag van de moord zelf zijn afgelegd (zelfs binnen enkele uren daarna), toen de mogelijkheid van beïnvloeding door derden en mogelijk door de dader zelf gering dan wel afwezig was. Het Hof hecht dan ook geen geloof aan de andersluidende verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] bij de rechter-commissaris, afgelegd drie jaren na de dag van de moord op [slachtoffer]. Het Hof merkt daarbij nog op dat de authenticiteit van de eerste verklaring van [getuige3]in de eerste uren na de moord blijkt uit zijn uitlating jegens de gevangenbewaarder [getuige 5], inhoudende dat [getuige 3] diens dienstwapen wil hebben zodat hij de verdachte dood kon schieten.” Aan de verklaring van [getuige 3] bij de rechter-commissaris, dat hij zijn verklaring op de dag van de moord onder druk van medegetineerde [getuige 4] heeft afgelegd, gaat het Hof dan ook voorbij.

5.

Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen, is het Hof van oordeel dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, zoals bewezen is verklaard.

Het Hof verwerpt dan ook het andersluidende verweer van de verdediging dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:262 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Moord.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het Hof kennisgenomen van het Pro Justitia rapport d.d. 20 maart 2017 opgesteld door G.E. Matroos, psychiater, betreffende de verdachte. Uit dit rapport volgt dat het plegen van het delict volledig aan de verdachte kan worden toegerekend. Ook uit het ongedateerd rapport betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte door S. Wichard, MSc, psycholoog en drs. H.W.T. Linkels, psycholoog NIP, volgt dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, alsook dat de kans op recidive bovengemiddeld tot hoog is. Ook heeft het Hof kennisgenomen van het de verdachte betreffende voorlichtingsrapport van UO Reclassering Curaçao d.d. 17 januari 2017.

De ernst van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte komt naar het oordeel van het Hof goed tot uitdrukking in de volgende overwegingen van het Gerecht, die door het Hof worden overgenomen en tot de zijne gemaakt: De verdachte heeft het slachtoffer, medegedetineerde [slachtoffer], in de gevangenis doodgeschoten. Hij heeft hiermee op zeer gewelddadige wijze het leven van een ander beëindigd en het slachtoffer het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt ontnomen: het recht op leven. Het verlies van het leven is onomkeerbaar en leidt over het algemeen tot enorm verdriet en levenslang gemis bij de naasten van het slachtoffer. De verdachte heeft bovendien geen opening van zaken gegeven, waardoor de nabestaanden van het slachtoffer niet weten wat de achtergrond is van de dood van hun dierbare. Dit maakt het onbegrip hiervoor en daarmee het verdriet voor hen des te groter en zal hun verwerkingsproces niet bevorderen.

Dergelijke misdrijven zijn voorts uitermate schokkend voor de rechtsorde en dat geldt in het onderhavige geval temeer nu de verdachte het feit heeft gepleegd in de gevangenis waar hij was gedetineerd wegens een veroordeling tot een langdurige gevangenisstraf wegens (onder meer) een eveneens met voorbedachte rade gepleegde levensberoving.

Evenals het Gerecht is het Hof van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een zeer langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.

Het Hof is echter, anders dan het Gerecht, met de procureur-generaal unaniem van oordeel dat de door het Gerecht opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 24 jaren onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde. Daartoe overweegt het Hof dat, nu een verklaring van de verdachte die tot een ander oordeel zou kunnen leiden ontbreekt, het er voor moet worden gehouden dat de verdachte kennelijk zonder scrupules een liquidatie in de gevangenis pleegt en daarbij een medegedetineerde om het leven brengt, nota bene terwijl hij een straf voor een eerdere moord uitzit.

Gelet op het vorenstaande is het Hof van oordeel dat de maximale tijdelijke gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren, in beginsel passend is.

Het Gerecht heeft in zijn overwegingen het volgende betrokken. De gedingstukken geven het Gerecht aanleiding te onderzoeken of het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van de verdachte op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn is geschonden. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Het Gerecht stelt de redelijke termijn in dit geval op twee jaren van de aanvang op 20 juli 2012 (het Hof begrijpt: 30 juli 2012) tot de afronding met een eindvonnis. Bij dit oordeel heeft het Gerecht rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van de verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkelheid van de zaak, de vraag of de verdachte al dan niet preventief is gedetineerd en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.

In navolging van het Gerecht stelt het Hof ook vast dat er sprake is van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM . De redelijke termijn is in het onderhavig geval met bijna vijf jaren en derhalve in aanzienlijke mate overschreden. Het Hof is van oordeel dat deze forse overschrijding van de redelijke termijn tot strafvermindering moet leiden.

Het Hof is, na dit en een ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat op de hiervoor als passend aangemerkte gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren gelet op de termijnschending een korting van twee jaren dient te worden toegepast. Gelet op het vorenstaande acht het Hof een gevangenisstraf van 28 jaren passend en geboden.

In hetgeen door de verdediging is aangevoerd omtrent de strafmaat, ziet het Hof geen reden om tot een ander oordeel te komen.

Voorlopige hechtenis

De verdachte is uit anderen hoofde gedetineerd in het SDKK.

Gelet op het bewezenverklaarde feit is het Hof ambtshalve van oordeel dat ernstige bezwaren aanwezig zijn. Voorts is het Hof gelet op de ernst van dat feit van oordeel dat de 6-jaarsgrond en de ernstig geschokte rechtsorde ook op dit moment nog aan de orde zijn. Het Hof zal daarom de gevangenneming van de verdachte bevelen.

Schadevergoeding

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, welke door het Gerecht is opgevat als een vordering van de dochter van het slachtoffer, [benadeelde partij 2], en haar grootmoeder van moederszijde, [benadeelde partij 1], tevens haar wettelijke vertegenwoordiger. Deze vordering strekte tot vergoeding van een bedrag van in totaal NAf 50.000,00. De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van NAf 5.289,15.

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben zich ieder (bij monde van mr. Martis voornoemd) in hoger beroep opnieuw gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering van [benadeelde partij 1] strekt tot vergoeding van een bedrag van NAf 47.422,98 en de vordering van [benadeelde partij 2] strekt tot vergoeding van een bedrag van NAf 57.870,00.

Het Hof merkt eerstens op dat de benadeelde partijen, gelet op artikel 374 van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk zijn in hun vordering voorzover deze het in eerste aanleg gevorderde bedrag te boven gaan. Voorts is [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering, voorzover deze het wettelijk toegestane bedrag van NAf 50.000,00 te boven gaat.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is - bij gebreke van betwisting van de hoogte van de gevorderde schadebedragen - het Hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 5.289,15 (te weten NAf 5.189,15 voor begrafeniskosten en NAf 100,00 voor overlijdensadvertentiekosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2012.

De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

De proceskosten van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zullen ten laste van de verdachte worden gebracht, als hierna te vermelden.

Het Hof ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

Het Hof is van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet in haar vordering kan worden ontvangen en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] kan niet worden ontvangen in haar vordering, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Zij kan de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op het reeds aangehaalde wettelijke voorschrift, gegrond op artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:

vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de 28 (achtentwintig) jaren;

wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade toe tot een bedrag van NAf 5.289,15 (zegge: vijfduizend tweehonderdnegen-en-achtig gulden en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2012 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;

verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;

legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 5.289,15 (zegge: vijfduizend tweehonderdnegen-en-achtig gulden en vijftien cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2012 tot aan de dag van de voldoening;

bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;

verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

beveelt de gevangenneming van de verdachte.

Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, A.J.M. van Gink en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittings)griffier, en op 4 juli 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.

mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

uitspraakgriffier:

Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het einddossier van het Korps Politie Curaçao d.d. 16 februari 2014 met de onderzoeksnaam “Mana”.

Proces-verbaal van plaats delict d.d. 30 juli 2012, zaakdossier pagina 17-18.

Proces-verbaal van doodsconstatering d.d. 30 juli 2012, zaakdossier pagina 19.

Schriftelijk bescheid, te weten een sectieverslag met volgnummer: S12-00048, los stuk.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 30 juli 2012 omstreeks 11.35 uur, proces-verbaalnummer: 201207301135G, zaakdossier pagina 25-28.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 30 juli 2012 omstreeks 12.15 uur, proces-verbaalnummer: 201207301215.G, zaakdossier pagina 39-41.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 11 oktober 2012, proces-verbaalnummer: 201210111415.G, zaakdossier pagina 42-45.

Proces-verbaal van fotoconfrontatie met de getuige [getuige 2] d.d. 31 juli 2012, proces-verbaalnummer: 201207311700.AMB, zaakdossier pagina 46-48.

Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 30 juli 2012 omstreeks 12.40 uur, proces-verbaalnummer: 201207301240.G, zaakdossier pagina 49-51.

Proces-verbaal van fotoconfrontatie met de getuige [getuige 3] d.d. 31 juli 2012, proces-verbaalnummer: 201207311630.AMB, zaakdossier pagina 52-54.

Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 4] d.d. 29 augustus 2012, proces-verbaalnummer: 201208291130.G, zaakdossier pagina 70-73.

Proces-verbaal van fotoconfrontatie met de getuige [getuige 4] d.d. 29 augustus 2012, proces-verbaalnummer: 201208291335.AMB, zaakdossier pagina 74-75.

Proces-verbaal van bevinding fotoconfrontatie met de getuige [getuige 4] d.d. 29 augustus 2012, proces-verbaalnummer: 201208291345.Bev, zaakdossier pagina 77-78.

Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 5] d.d. 11 augustus 2012, proces-verbaalnummer: 201208110930.G, pagina 65-69.

Proces-verbaal technische recherche d.d. 15 april 2013, zaaknummer BTRC.2012.07.30-01, zaakdossier pagina 84-89.

Proces-verbaal deugdelijkheid onderzoek d.d. 6 januari 2014, p.v. 001/2014, zaakdossier pagina 95-97.

Proces-verbaal van eerste verhoor verdachte d.d. 30 juli 2012, proces-verbaalnummer: 20120730_142500/VO1, persoonsdossier pagina 109-111.

Proces-verbaal van tweede verhoor getuige [getuige 2] d.d. 11 oktober 2012, proces-verbaalnummer: 201210111415.G, pagina 44.

Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 5] d.d. 11 augustus 2012, proces-verbaalnummer: 201208110930.G, pagina 68.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature