U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

spoonz

Uitspraak



Zaaknummer: H-209/2018

Parketnummer: 500.00056/18

Uitspraak: 24 oktober 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht) van 3 oktober 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats],

wonende in [woonplaats], [adres],

thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.

Hoger beroep

Het Gerecht heeft de verdachte ter zake van het onder 1, impliciet subsidiair, en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht een beslissing genomen ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hierna ook: de benadeelde partij).

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.

Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen mr. M.C. Vaders, advocaat in Curaçao, namens de benadeelde partij in het kader van zijn vordering tot schadevergoeding naar voren heeft gebracht.

De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, onder aanvulling van de bewezenverklaring de verdachte ter zake van dezelfde bewezenverklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.

De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en (subsidiair) dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:

1 dat hijop of omstreeks 25 januari 2018, te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [benadeelde partij] en/of NN-man (man met de pet)) en/of ander(e) (onbekend gebleven) aldaar bevonden, personen van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk een of meer schoten met machinegeweer, althans met een vuurwapen op en/of in de richting van die [benadeelde partij] en/of die NN-man (man met de pet)) en/of die ander(e) (onbekend gebleven) personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(Artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

2.

dat hij op of omstreeks 25 januari 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;

(Artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930 ).

Vrijspraak

Ten aanzien van feit 1 impliciet primair

Het Hof is met het openbaar ministerie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat met voorbedachten rade is gehandeld. De verdachte zal daarom, zonder nadere motivering, van de hem onder 1, impliciet primair, ten laste gelegde poging tot moord worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, impliciet subsidiair, en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:

1 dat hijop of omstreeks25 januari 2018, te Curaçao, ter uitvoering van het door hem verdachte voorgenomen misdrijf omtezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade[benadeelde partij] en/of NN-man (man met de pet)) en/of een ander(e)(onbekend gebleven) aldaar bevonden,persoonen van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk een of meerschoten met machinegeweer, althansmet een vuurwapen heeft afgevuurd op en/ofin de richting van die [benadeelde partij] en/of die NN-man (man met de pet)) en/ofdie ander(e)(onbekend gebleven)persoonen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;

2.

dat hij op of omstreeks 25 januari 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.

Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.

Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, dat dit voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

1. Op 25 januari 2018 omstreeks 03.25 uur, bevonden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich op patrouille op de [naam straat 1] ter hoogte van de voormalige ‘[naam plaats 1]’. Zij hebben het volgende gerelateerd:

“Wij, verbalisanten, hoorden op een gegeven moment een paar schoten. Na enkele seconden hoorden wij nogmaals enkele schoten die afkomstig waren van een automatisch vuurwapen. Wij besloten richting Club [plaats delict 1] te rijden, omdat de schoten vanuit die richting kwamen. Ter hoogte van het bedrijf [bedrijsnaam 1] op de berm tegenover de truck di pan ‘[naam truck di pan]’ zagen wij een voor ons onbekende man liggen, die ons meteen om hulp vroeg. Hij had een verwonding aan zijn linkerbovenbeen ter hoogte van zijn knie.

Deze man gaf later op te zijn genaamd, [BENADEELDE PARTIJ], geboren op 23 januari 1976 in Curaçao en wonende [adres benadeelde partij].”

2. Op 25 januari 2018 omstreeks 04.00 uur, is de verbalisant [verbalisant 3] op de plaats delict aangekomen. Hij heeft het volgende gerelateerd:

Ik, verbalisant, zag dat een persoon op de grond tussen een lantaarnpaal en een witgelakte auto op zijn buik lag. Deze persoon gaf geen teken van leven daar zijn hoofd in een bloedplas lag. Het slachtoffer bleek te zijn genaamd: [slachtoffer 1][slachtoffer 1], geboren op [geboorte datum] 1994 in [geboorteplaats].”

3. Op 25 januari 2018 heeft de verbalisant [verbalisant 4] het volgende gerelateerd:

Door de politiearts, dr. A.H.E. Maduro, werd op 25 januari 2018 omstreeks 04.15 uur de dood van [SLACHTOFFER 1][slachtoffer 1] geconstateerd.”

4. Op 25 januari 2018 hebben de verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7] een forensisch sporenonderzoek op de plaats delict ingesteld. Zij hebben het volgende gerelateerd:

De schietpartij met dodelijke afloop heeft op de kruising [naam straat 2] en [naam straat 3] ter hoogte van Club [plaats delict 1] plaatsgevonden. Wij, verbalisanten, troffen het stoffelijk overschot op zijn buik gelegen naast een witgelakte personenauto (Hof: zie weergave luchtfoto pag. 58). Vanwege de aangetroffen stand van het slachtoffer kan worden aangenomen dat hij alvorens te zijn beschoten, aanvankelijk met zijn front in noordelijke richting keek.

Ter hoogte van het rechterachterportier van de witgelakte personenauto lag glasgruis op het wegdek. Er bevond zich een kogelinslag aan het horizontale rechterachterportier.

Een afgevuurde kogel ging door het raam en de rugleuning van de achterzitplaats. Aan het linker achterportier, achterdeur en linker bumper werden bloedsporen aangetroffen. Ten noorden van voornoemde auto, stond een grijsgelakt voertuig waar geronnen bloed werd aangetroffen. Vier voertuigen die in de omgeving geparkeerd stonden werden ook door rondvliegende kogels geraakt.

Positie schutters: aan de hand van het gegeven dat de gebruikte pistolen van het merk Glock zijn en dat de pistolen van dit merk de hulzen rechts uitwerpt wordt de omgeving van de schuttersposities ongeveer aangegeven in een gekleurde omcirkeling. Vuurwapen 1 is rood, vuurwapen 2 is blauw, vuurwapen 3 is geel en vuurwapen 4 is groen (Hof: weergave zie pagina 65).

Opmerking Hof: de weergegeven schuttersposities, met kleur aangegeven, zijn aan de hand van het dossier (de eigen waarnemingen van het Hof, het technisch sporenbeeld en de verklaringen van verdachten en getuigen) aan de volgende personen te koppelen: vuurwapen 1, kleur rood, is [medeverdachte 1]; vuurwapen 3, kleur geel, is [benadeelde partij] en vuurwapen 4, kleur groen, is de onbekende man, ook wel [ONBEKENDE MAN] genoemd).

5.Op 26 januari 2018 heeft de verbalisant [verbalisant 8] een papieren zak inhoudende een hoeveelheid hulzen die zijn veiliggesteld op de plaats delict ontvangen. Hij heeft het volgende gerelateerd:

“Aan mij, verbalisant, werd een totaal van 60 hulzen, twee gedeformeerde kogels, één loden kogel en vier kogelfragmenten, overhandigd. Tijdens microscopisch vergelijkend onderzoek tussen de afvuursporen op de hulzen die op de plaats delict veiliggesteld werden, zijn er vier verschillende systeemsporen op de hulzen van het kaliber 9 mm Luger en kaliber .40 geconstateerd.

Door de sporen kan ik, verbalisant, concluderen dat er ten minste vier vuurwapens op de plaats delict zijn gebezigd. Ik, verbalisant, kan ook vaststellen dat al deze hulzen waarschijnlijk verschoten zijn door vuurwapens van het merk Glock.

Door het vuurwapen met systeemspoor 1 (kaliber 9x19 mm) werd dertien keren gevuurd. Door het vuurwapen met systeemspoor 2 (kaliber 9x19 mm) werd zeventien keren gevuurd. Door het vuurwapen met systeemspoor 3 (kaliber 9 mm Luger/ 9x19 mm) werd negentien keren gevuurd. Door het vuurwapen met systeemspoor 4 (kaliber .40) werd elf keren gevuurd.”

6 [getuige 1] heeft op 1 mei 2018 de volgende verklaring afgelegd:

“Op 25 januari 2018 ben ik na twee uur ’s nachts bij [plaats delict 1] aangekomen. Ik was naar buiten gegaan om een sigaretje te gaan roken. Op dat moment zag ik twee mannen vanuit de VIP in-/uitgang naar buiten komen (het Hof begrijpt: de andere verdachte [benadeelde partij] en de onbekende man, ook wel aangeduid als [ONBEKENDE MAN]) die vervolgens richting de broodjestruck ‘[naam truck di pan]’ toeliepen. Zij waren hard met elkaar aan het praten, het leek alsof ze boos over iets waren. Ik liep eveneens in de richting van de broodjestruck en ging ter hoogte van de muur gevestigd ten westen van de kerk plassen. Toen ik klaar was keerde ik terug richting [plaats delict 1]. Ik zag de twee mannen eveneens richting [plaats delict 1] lopen. Ik liep voor hen en ging terug bij de ijzeren rand ter hoogte van [plaats delict 1] staan. Vervolgens stak ik de weg over om een sigaretje uit mijn auto te halen, welke bijna bij de kruising geparkeerd stond. De twee mannen stonden iets minder dan drie meter van mijn auto vandaan. Vervolgens zag ik een man met een groen hemd (het Hof begrijpt: het slachtoffer [slachtoffer 1]) mijn auto voorbij lopen. Hij kwam vanaf de richting van het [naam gebouw]-gebouw. Op het moment dat de man met een groen hemd de bocht naar rechts nam, trof hij de twee mannen die daar stonden. Op dat moment hoorde ik verschillende schoten afgaan. Ik zocht dekking en begon te rennen. Hierna hoorde ik meer schoten afgaan. Vervolgens zag ik een man met een muts op zijn hoofd en met een donkere huidskleur met een automatisch vuurwapen schieten. Hij schoot met gestrekte arm in de richting van de broodjestruck ‘[naam truck di pan]’.”

7. Het Hof heeft ter terechtzitting op de camerabeelden met bestandsnaam ‘Kruising’ (20180125.014654) het volgende waargenomen:

“Om 01:46:53 uur zijn verschillende personen in beeld te zien, waaronder het latere slachtoffer [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]), verdachte en de andere verdachte [medeverdachte 1] (hierna: de verdachte of [verdachte] resp. [medeverdachte 1]) [slachtoffer 1] is gekleed in een donkerblauwe spijkerbroek , een groen poloshirt en donkergekleurde gymschoenen. [medeverdachte 1] is gekleed in een crèmekleurige driekwart broek , een lichtkleurig hemd met korte mouwen, een donkerkleurige pet en witte gymschoenen. [verdachte], die tegen de ijzeren reling leunt, heeft een lichtbruin gekleurde dameskous op zijn hoofd en is gekleed in een lichtblauwe spijkerbroek , een donkergekleurd shirt en zwarte gymschoenen met witte zolen.”

8.Het Hof heeft ter terechtzitting op de camerabeelden met bestandsnaam ‘Kruising’ (20180125.032000) het volgende waargenomen:

“Om 3:20:20 uur verschijnt [slachtoffer 1] in beeld ter hoogte van Club [plaats delict 1] en loopt vanuit de algemene ingang van de club naar een donkergekleurde Kia Cerato.

Om 3:20:49 uur begint [verdachte] de straat ter hoogte van de kruising richting het noorden over te steken. Hij komt [medeverdachte 1] halverwege de weg tegen. [medeverdachte 1] gaat met zijn rug tegen de muur van Club [plaats delict 1] staan en [verdachte] blijft ter hoogte van de kruising op de berm nabij de club staan.

Om 3:21:04 uur loopt [slachtoffer 1] van de bestuurderskant van de auto naar de achterbak. Hij zet een beker op de achterbak en haalt met zijn rechterhand een vuurwapen aan de voorzijde van onder zijn broeksband tevoorschijn.

Om 3:21:22 uur legt [slachtoffer 1] het vuurwapen naast de beker op de achterbak.

Om 3:21:35 uur stapt [slachtoffer 1] uit de auto, loopt naar de achterbak pakt het vuurwapen en de beker van de achterbak van de auto en loopt langs de kerk tussen de geparkeerde auto’s in de richting van de kruising.

Om 3:22:01 uur bereikt [slachtoffer 1] de kruising en stopt hij naast een witgelakte auto.

Om 3:22:04 uur klinkt er een schot en [slachtoffer 1] valt naar de grond.

Om 3:22:07 uur komen zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] in beweging. [medeverdachte 1] loopt weg van de muur en steekt de kruising in westelijke richting over al schietend met een vuurwapen in de richting van het noorden (de richting van [benadeelde partij] en de onbekende man).

Om 3:22:13 uur rent [verdachte] in gebukte houding de straat over richting de plek waar [slachtoffer 1] is gevallen. Hij verdwijnt uit beeld tussen twee geparkeerde witgelakte auto’s.

Om 3:22:22 uur komt [verdachte] in beeld tussen voornoemde auto’s en loopt hij in de richting van het noorden (de richting van [benadeelde partij] en de onbekende man). Hij verdwijnt hierna uit beeld.”

9. Het Hof heeft ter terechtzitting op de camerabeelden met bestandsnaam ‘Mainparking R’ (20180125.032001) het volgende waargenomen:

“Om 3:20:07 uur verschijnen twee personen in beeld, de andere verdachte [benadeelde partij] met kaal hoofd, gekleed in een donkerkleurig shirt, blauwe spijkerbroek en zwarte schoenen en een onbekende man, gekleed in een donkerrood shirt, zwarte broek en een zwarte pet, lopend vanuit het noorden, terwijl ze naar het zuiden richting de kruising lopen, waaraan club [plaats delict 1] is gelegen. Om 3:20:29 uur, zo neemt het Hof waar, bereiken deze twee personen de kruising en blijven daar staan, vlakbij de auto waarnaast [slachtoffer 1] later zal neervallen.

Om 3:22:03 uur klinkt er een schot en wordt er een mondingsvlam gezien vlakbij de plek waar de verdachte en de onbekende man staan en meteen daarna valt een schaduw (het Hof: [slachtoffer 1]) naar de grond. Vervolgens beginnen [benadeelde partij] en de onbekende man terug te rennen richting het noorden, terwijl de onbekende man met een vuurwapen een salvo aan schoten afvuurt richting de kruising alwaar inmiddels [medeverdachte 1] rennend te zien is.

Om 3:22:10 uur heft [benadeelde partij] zijn vuurwapen op en hij begint gericht in dezelfde richting als de onbekende man te schieten, ook hij vuurt meerdere schoten af, terwijl ze ondertussen allebei achter geparkeerde auto’s dekking zoeken. Zij blijven daarbij steeds dicht bij elkaar. De richting waarin [benadeelde partij] en de onbekende man schieten volgt de richting waarin [medeverdachte 1] schietend over de kruising rent.

Om 3:22:18 uur rennen [benadeelde partij] en de onbekende man verder weg in noordelijke richting, waar hun auto geparkeerd stond.

Om 3:22:23 uur wordt vanaf nabij de plaats waar [slachtoffer 1] is neergevallen geschoten in de richting van [benadeelde partij] en de onbekende man, die wegrennen.

[benadeelde partij] en de onbekende man bevinden zich op dat moment op naar schatting enkele tientallen meters afstand van die plaats”

10.Het Hof heeft ter terechtzitting op de camerabeelden met bestandsnaam ‘Mainparking R’ (20180125.031836) het volgende waargenomen:

“Om 3:22:25 uur valt [benadeelde partij] naar de grond.”

11.De geneeskundige, Dr. Van Aken, heeft [benadeelde partij] onderzocht en op 13 maart 2018 de volgende medische verklaring opgesteld:

“ A. Omschrijving van het letsel : Schotwond femur links, bovenbeen amputatie; B. Uitwendig waargenomen letsel: Schot femur, bovenbeen links, door-door (perforerend);”

12. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard:

“Ik was op 25 januari 2018 in Club [plaats delict 1]. U toont mij camerabeelden. Ik ben de man die tegen de reling leunt met een lichtbruin gekleurde dameskous op mijn hoofd en gekleed in een lichtblauwe spijkerbroek, een donkergekleurd shirt en zwarte gymschoenen met witte zolen. Ik ben de man die, nadat [slachtoffer 1] is neergeschoten en naar de grond valt, in gebukte houding de straat rennend oversteekt naar de plek waar [slachtoffer 1] is gevallen. Ik buk bij hem. Vlak daarna kom ik weer omhoog en ben ik lopend te zien vlakbij de plek waar [slachtoffer 1] ligt en even daarna loop ik over de kruising heen en weer.“

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal

worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte niet in de richting van [benadeelde partij] en de onbekende man, bijgenaamd [ONBEKENDE MAN] heeft geschoten. Volgens de verdachte heeft een junkie en niet hij het wapen van [slachtoffer 1] gepakt en daarmee geschoten op [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN]

Het Hof verwerpt dit verweer, nu dit wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Ter nadere toelichting overweegt het Hof het navolgende, waarbij op grond van het dossier wordt uitgegaan van de hierna beschreven feitelijke toedracht.

Het conflict en de bewapening

In de nacht van 24 op 25 januari 2018 gaan [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer of [slachtoffer 1]) en diens vrienden, de andere verdachte [medeverdachte 1] en de verdachte (hierna: [medeverdachte 1] resp. de verdachte of [verdachte]), uit in Club [plaats delict 1] (hierna: de club). Ook de andere verdachte [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij]), zijn vrouw, haar vriendin en een vriend van de verdachte, ook wel [ONBEKENDE MAN] genoemd (hierna: [ONBEKENDE MAN]) begeven zich die avond naar de club. Op enig moment ontstaan er binnen de club spanningen tussen [slachtoffer 1], [medeverdachte 1] en de verdachte enerzijds en [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] anderzijds. De twee groepen gaan vervolgens vrijwel gelijktijdig naar buiten. [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] lopen naar de auto van [benadeelde partij], pakken daar ieder een vuurwapen en begeven zich weer in de richting van de kruising waaraan de club gelegen is. [slachtoffer 1] loopt eveneens naar zijn auto. Ook hij bewapent zich daar met een vuurwapen en loopt eveneens richting de kruising. [medeverdachte 1] moet in de tussentijd hetzelfde hebben besloten en gedaan, aangezien ook hij de club verlaat waar streng gecontroleerd wordt op de aanwezigheid van vuurwapens, en ook hij kort daarna met een vuurwapen bewapend is. De verdachte verlaat ook de club, maar is de enige die zich op dat moment (nog) niet bewapent. Ieder van hen neemt vervolgens een strategische positie in met zicht op de kruising waaraan de club gelegen is. [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] gaan staan op de hoek van de kruising die zich recht tegenover de in-/uitgang van de club bevindt. [medeverdachte 1] gaat vlakbij die in-/uitgang geleund tegen de muur van de club staan met de verdachte op de stoep vlak voor hem. Zowel [medeverdachte 1] als de verdachte hebben vanaf dat punt goed zicht op de hoek waar [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] naartoe lopen. [slachtoffer 1] loopt als laatste eveneens naar diezelfde hoek, maar komt van de andere kant.

Naar het oordeel van het Hof kan het gelet op het voorgaande niet anders zijn dan dat ieder van de bewapende betrokkenen er op dat moment op uit was het kennelijk eerder die avond in de club gerezen conflict buiten voort te zetten en de confrontatie aldaar, bewapend, met elkaar aan te gaan. Elk van hen stond paraat voor een confrontatie. In geen enkel opzicht valt uit hun handelwijze noch de rest van het dossier af te leiden dat zij erop uit waren zich aan het gerezen conflict te onttrekken, integendeel, er werd buiten juist verder opgeschaald.

Getuige [getuige 1] geeft steun aan deze conclusie met zijn verklaring dat [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] zichtbaar en hoorbaar boos waren toen zij naar de auto van [benadeelde partij] liepen om zich, naar later bleek, te gaan bewapenen. Voor alle bewapende betrokkenen was naar het oordeel van het Hof voorzienbaar dat bij dit bewapend opzoeken van de confrontatie, daadwerkelijk geschoten zou kunnen worden en dat daarbij slachtoffers zouden kunnen vallen.

De doodslag op [slachtoffer 1]

Vervolgens positioneren [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] zich samen – wachtend op een confrontatie – op de kruising dicht naast elkaar. Daar gaan enkele minuten overheen. [slachtoffer 1] komt op enig moment aan de andere kant van de hoek aanlopen. Het eerste schot dat valt is een van zeer dichtbij afgevuurd gericht en direct fataal schot door het hoofd van [slachtoffer 1], dat niet anders dan bedoeld kon zijn om hem te doden. Dat schot wordt hem toegediend enkele seconden nadat hij de hoek heeft bereikt en moet blijkens onder andere het technisch sporenbeeld zijn afgevuurd door [ONBEKENDE MAN] [benadeelde partij] staat op dat moment nog steeds heel dichtbij [ONBEKENDE MAN] in de buurt. Na het schot rennen [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] samen weg, waarbij beiden elkaar over en weer dekking verlenen door richting de kruising te schieten, vanwaar [medeverdachte 1] inmiddels op hen aan het vuren is.

Het vuurgevecht met [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN]

Vrijwel direct na het fatale schot op [slachtoffer 1] ontstaat een intensief vuurgevecht, waarbij 59 kogels worden verschoten. Niet goed vast te stellen is wie als eerste het vuur opent na het schot op [slachtoffer 1], maar wel staat vast dat dit vuurgevecht tussen [medeverdachte 1] enerzijds en [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] anderzijds vrijwel onmiddellijk na het fatale schot op [slachtoffer 1] losbarst. Zowel [ONBEKENDE MAN] als [benadeelde partij] schieten al wegrennend op [medeverdachte 1], die gelijktijdig vanaf de kruising op hen vuurt. [medeverdachte 1] wordt door een van de kogels geraakt in zijn rug.

Dit vuurgevecht komt op enig moment tot een einde, kennelijk als alle kogels verschoten zijn. De verdachte besluit alsnog een bijdrage te leveren aan het geëindigde vuurgevecht door vervolgens het (automatische) vuurwapen van [slachtoffer 1] te pakken en alsnog een salvo af te vuren op [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] terwijl zij wegrennen. [benadeelde partij] wordt door een van die kogels geraakt in zijn been.

Het Hof overweegt dat de eerst ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte verklaring van de verdachte dat niet hij, maar een in het zwart geklede onbekende junkie de schutter is geweest, die net als hij gebukt zat naast het lichaam van [slachtoffer 1], als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Deze verklaring wordt in de eerste plaats weerlegd door de verklaring van ooggetuige [getuige 1], die met geen woord rept over een in het zwart geklede man, maar juist ondubbelzinnig heeft verklaard dat een man met een muts op zijn hoofd degene is geweest die met een automatisch vuurwapen in de richting van de truck di pan ‘[naam truck di pan]’ heeft geschoten. In de tweede plaats strookt verdachtes verklaring ook niet met de waarnemingen van het Hof bij het bekijken van de camerabeelden ter terechtzitting. Op deze beelden, waarop de verdachte zichzelf aanwijst als de man die naar de plek rent waar [slachtoffer 1] is gevallen en die daarna loopt in de buurt vanwaar wordt geschoten in de richting van [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN], heeft het Hof niet waargenomen dat ook nog een andere persoon naar de plek waar [slachtoffer 1] is neergevallen, rent en aldaar bukt.

Het vuurwapen 2 (blauw in het forensisch sporenonderzoek, bewijsmiddel 4) kan daarmee worden toegeschreven aan de verdachte.

Opzet

De verdachte heeft op een relatief korte afstand van enkele tientallen meters met het (automatische) vuurwapen van [slachtoffer 1] in totaal 17 kogels in de richting van [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] afgevuurd, terwijl zij wegrenden. Daarmee heeft de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet op hun dood gehad. Immers hij heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat een van de kogels hen dodelijk zou treffen. Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte – kennelijk als geoefend schutter - slechts één doelgericht schot heeft willen afvuren in de benen van [benadeelde partij] en/of [ONBEKENDE MAN] wordt verworpen, nu niet aannemelijk is geworden dat de verdachte een geoefend schutter is, die de vaardigheid bezit om een rennende derde over een afstand van tientallen meters met één doelgericht schot in de benen te treffen. Poging tot doodslag kan dus worden bewezen.

Kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:119 en 1:123 van het Wetboek van Strafrecht . Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte, mocht het Hof toch tot een bewezen verklaring komen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, zal worden ontslagen van alle rechtsvolging omdat hem een te honoreren beroep toekomt op (putatief) noodweer dan wel noodweerexces.

De raadvrouw heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] eerst op [slachtoffer 1] en vervolgens op [medeverdachte 1] hebben geschoten. Er was daarom niet alleen sprake van een wederrechtelijke aanranding van een of meer anderen, maar tevens was er sprake van een onmiddellijk dreigende aanranding van de verdachte zelf, althans in elk geval kon en mocht hij dit laatste menen op basis van de gedragingen van [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] Hij had daarom het recht om zich tegen deze onmiddellijk (dreigende) wederrechtelijke aanranding van andermans en zijn eigen lijf te verdedigen, aldus nog steeds de raadsvrouw. Aan het beroep op noodweerexces heeft de raadsvrouw ten grondslag gelegd dat de verdachte heeft gehandeld uit angst en boosheid en in shock verkerend, een en ander ontstaan door het kort daarvoor neergeschoten zien worden van zijn vriend.

Tenslotte heeft de raadsvrouw een beroep gedaan op psychische overmacht. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat de verdachte zijn vriend doodgeschoten heeft zien worden en daarna dood op de grond heeft zien liggen. Dit heeft een acute dissociatieve reactie veroorzaakt bij de verdachte, aldus de raadsvrouw.

Het Hof overweegt als volgt.

Noodweer

Uit het dossier, meer in het bijzonder de camerabeelden, volgt dat eerst nadat het vuurgevecht tussen [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] enerzijds en eerst [slachtoffer 1] en daarna [medeverdachte 1] anderzijds was geëindigd en eerstgenoemden zich reeds aan het terugtrekken waren, de verdachte een vuurwapen ter hand heeft genomen en heeft geschoten op [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] terwijl zij wegrenden. Anders dan de raadsvrouw is het Hof op grond van het voorgaande van oordeel dat op geen enkel moment het bestaan van een noodweersituatie aannemelijk is geworden. Een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding jegens de verdachte bestond evenmin. De enkele vrees voor een (nieuwe) aanval, ditmaal van de verdachte, zoals gesteld door de raadsvrouw, is onvoldoende voor het aannemen van een onmiddellijk dreigend gevaar.

Het Hof concludeert dan ook dat de verdachte niet uit verdediging heeft gehandeld. Daarom strandt niet alleen het beroep op noodweer, maar ook dat op noodweerexces. Daar komt bij dat niet aannemelijk is geworden dat verdachtes gedraging het onmiddellijke gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande schietpartij. De verdachte heeft immers ondanks herhaalde vragen op dat punt het Hof geen enkel inzicht gegeven in zijn beweegredenen om te schieten noch in zijn gemoedstoestand op dat moment. De stelling van de raadsvrouw dat het een feit van algemene bekendheid is dat het doodgeschoten zien worden van een vriend een hevige gemoedsbeweging opwekt, is – wat daar ook van zij – onvoldoende om een dergelijke gemoedsbeweging aan te nemen.

Er zijn voorts geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan de verdachte in de gegeven omstandigheden niet alleen kon, maar redelijkerwijs ook mocht menen dat hij zich (alsnog) moest verdedigen tegen [benadeelde partij] en [ONBEKENDE MAN] op de wijze als hij heeft gedaan. De verdachte heeft ook op dit punt op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt dat en waarom hij meende dat dit noodzakelijk was. Dit betekent dat ook het beroep op putatief noodweer faalt.

Psychische overmacht

Een beroep op psychische overmacht heeft slechts kans van slagen indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte het onmiddellijke gevolg is geweest van een van buiten komende dwang, drang of kracht, waartegen de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en behoefde te bieden.

Naar het oordeel van het Hof blijkt noch uit het dossier, in het bijzonder de over de verdachte opgemaakte rapporten, noch uit de door de verdediging aangedragen feiten en omstandigheden dat op enig moment sprake was van een zodanige van buiten komende dwang, drang of kracht. Het blijft bij de blote stelling dat sprake was van een dissociatieve reactie van de verdachte. De verdachte heeft ook hierover niets verklaard. Het beroep op psychische overmacht wordt daarom verworpen.

Overigens zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte uitsluiten. Het bewezenverklaarde en de verdachte zijn daarom strafbaar.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

het Hof overweegt als volgt.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een dubbele poging tot doodslag door met een automatisch vuurwapen een groot aantal kogels op twee slachtoffers af te vuren, waardoor één van de slachtoffers door een kogel in zijn been is geraakt en dit been moest worden geamputeerd. Dit slachtoffer heeft tot op heden zowel fysiek als psychisch veel leed ondervonden van zijn beenamputatie. Het Hof acht dit een zeer ernstig feit, dat zeer wel fataal voor beide slachtoffers had kunnen aflopen. Dat dit gevolg niet is ingetreden, is een gelukkig toeval en is een omstandigheid die bepaald niet aan de verdachte is te danken. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer.

De onderhavige schietpartij waarvan de verdachte deel heeft uitgemaakt is een van de meest geëscaleerde schietpartijen in Curaçao de afgelopen jaren. Een onvoorstelbaar grote hoeveelheid kogels is op de openbare weg afgevuurd te midden van onschuldige omstanders die een avond uit waren. Ook op hen zal het gebeurde een onuitwisbare indruk hebben gemaakt en grote angst hebben veroorzaakt. Deze schietpartij heeft de rechtsorde van Curaçao ernstig geschokt en gevoelens van angst, onveiligheid en verbijstering in de maatschappij teweeg gebracht en versterkt.

Het Hof rekent de verdachte deze gedraging zwaar aan en met name de kennelijk lichtvaardige wijze waarop hij tot het gebruik van een vuurwapen is overgegaan in de uitgaanssfeer en waarmee hij het volstrekt onaanvaardbare risico heeft genomen dat ook andere aanwezigen door de afgevuurde kogels dodelijk konden worden getroffen.

Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.

Ten aanzien van de duur van die vrijheidsstraf houdt het Hof in het nadeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte gelet op zijn proceshouding, geen openheid van zaken heeft willen geven en daarmee geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen, laat staan berouw heeft getoond.

Hoewel de verdachte nooit eerder met justitie en politie in aanraking is gekomen, ziet het Hof – gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten - geen aanleiding om in de strafoplegging in mitigerende zin hiermee rekening te houden.

Voorts heeft het Hof acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte rapportages omtrent zijn persoon, waarin zowel psychiater als psycholoog concluderen tot volledige toerekeningsvatbaarheid. Het Hof verenigt zich met deze conclusie en maakt deze tot de zijne.

Het Hof is alles afwegende tot de slotsom gekomen dat de door de procureur-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

Schadevergoeding

De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

De procureur-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, gelet op de complexiteit van de vordering en het eigen aandeel van de verdachte.

De verdediging heeft de vordering betwist.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof – evenals het Gerecht – genoegzaam gebleken dat de vordering van de benadeelde partij niet van zodanige aard is dat deze zich leent voor een beslissing in de strafzaak, met name gelet op de vraag of en in welke mate sprake is van eigen schuld van de benadeelde partij als bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek . De beantwoording van die vraag levert een onevenredige belasting van het strafgeding in hoger beroep op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Omdat het Hof de verdachte wel in enige mate civielrechtelijk verantwoordelijk houdt voor de door de benadeelde partij geleden schade, zullen de proceskosten tot op heden worden gecompenseerd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:

vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, impliciet primair, ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, impliciet subsidiair, en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de 8 (acht) jaren;

beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

compenseert de proceskosten aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, D. Radder en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mrs. T.M.A.D. de Lanoy en R.J. Gras, (zittings)griffiers, en op 24 oktober 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.

Mrs. D. Radder en H. de Doelder zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

uitspraakgriffier:

Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Recherche Informatiedienst, Divisie Centrale Recherche, unit Lokaal Ernstige Criminaliteit) d.d. 3 september 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201804100830.DOS en de onderzoeksnaam “Sponge”.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2018, zaaksdossier, pagina 1-2.

Proces-verbaal onderzoek plaats delict d.d. 25 januari 2018, zaaksdossier, pagina 2-5.

Proces-verbaal doodsconstatering slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 25 januari 2018, zaaksdossier, pagina 6.

Proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 10 september 2018, los stuk.

Proces-verbaal van munitie vergelijkingsonderzoek van hulzen d.d. 10 september 2018, los stuk.

Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 mei 2018, zaaksdossier pagina 134-138.

Eigen waarneming van het Hof ter terechtzitting van 20 juni 2019, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.

Eigen waarneming van het Hof ter terechtzitting van 20 juni 2019, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.

Eigen waarneming van het Hof ter terechtzitting van 20 juni 2019, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.

Eigen waarneming van het Hof ter terechtzitting van 20 juni 2019, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.

Schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring [benadeelde partij] d.d. 13 maart 2018, zaaksdossier pagina 9-12.

Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2019, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.

Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 2] d.d. 19 april 2018, in combinatie met proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 22 april 2018, beiden opgenomen in zaakdossier, pagina 124-133.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature