U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

kinderalimentatie , levensstandaard, behoefte, actuele omstandigheden

Uitspraak



Burgerlijke zaken over 2019 Registratienummers: CUR201800808 - AUA2019H00005

Uitspraak: 30 juli 2019

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

B E S C H I K K I N G

in de zaak van:

[APPELLANT],

wonend afwisselend in Curaçao en in Nederland,

oorspronkelijk verzoeker,

thans appellant,

gemachtigde: mr. J.E. Lovert,

tegen

[VERWEERSTER],

wonend in Colombia,

oorspronkelijk verweerster,

thans verweerster,

gemachtigden: mr. E. Kleist.

De partijen worden hierna de vader en de moeder genoemd.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht) wordt verwezen naar de tussen partijen gegeven en op 30 november 2018 uitgesproken beschikking.

1.2

Bij beroepschrift van 11 januari 2019 is de vader tijdig in hoger beroep gekomen van de in deze beschikking genomen eindbeslissing over de kinderalimentatie . Hij heeft geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking op dat punt vernietigt en de man veroordeelt tot betaling van Afl. 400,- per kind per maand aan kinderalimentatie en te verstaan dat de man de schoolkosten van de minderjarigen van NAf 850,- betaalt, rechtstreeks aan de school te voldoen, kosten rechtens.

1.3

Op 11 juni 2019 is de zaak mondeling behandeld. Voor de zitting heeft de gemachtigde van de vader nog producties overgelegd. De gemachtigden zijn verschenen, zonder hun cliënten, en hebben het woord gevoerd, mede aan de hand van pleitnotities.

1.4

Beschikking is bepaald op heden.

2 De beoordeling

2.1

Partijen zijn getrouwd geweest. Uit het huwelijk zijn op 24 juli 2012 twee kinderen geboren: [kind 1] en [kind 2] (hierna: de kinderen). Bij beschikking van 4 september 2018 is de echtscheiding uitgesproken.

2.2

De moeder heeft in eerste aanleg verzocht dat de vader wordt veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie van NAf 800,- per kind per maand. Het Gerecht heeft in de bestreden beschikking overwogen dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de kinderalimentatie, in die zin dat de vader in totaal NAf 1.260,00 per maand zal betalen aan kinderalimentatie, via de Voogdijraad, en NAf 850,- per maand aan schoolgeld, rechtstreeks aan de school. Het Gerecht heeft dienovereenkomstig beslist.

2.3

In hoger beroep heeft de vader aangevoerd dat er geen overeenstemming was over het door het Gerecht vastgestelde bedrag aan kinderalimentatie. Hij heeft zijn aanbod in eerste aanleg om NAf 400,- per kind per maand en het schoolgeld van NAf 850,- per maand te betalen herhaald.

2.4

De moeder heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de bepaling van de behoefte van de kinderen (en van haar zelf) moet worden uitgegaan van de levensstandaard in Curaçao, omdat zij graag met haar kinderen hier wil wonen, dat de draagkracht van de man NAf 14.658,- netto per maand bedraagt, zodat hij ruim voldoende draagkracht heeft om NAf 1.260,- plus NAf 850,- aan kinderalimentatie te betalen, en dat deze bedragen ook zonder meer redelijk zijn mede gelet op de welstand tijdens het huwelijk.

2.5

Uitgangspunt voor de vaststelling van kinderalimentatie is de behoefte van de kinderen. In haar akte van 9 oktober 2018 heeft de moeder gesteld dat zij aan het levensonderhoud van haarzelf en de twee kinderen maandelijks (omgerekend) NAf 1.211,- uitgeeft. Zij heeft daaraan toegevoegd dat de vader de kosten van de school en de kleding van de kinderen draagt. Ter zitting in hoger beroep is namens de moeder desgevraagd naar voren gebracht dat dit de werkelijke uitgaven voor de kinderen zijn, dat zij maandelijks tekort komt en dat deze uitgaven dus niet bepalend zijn voor de behoefte van de kinderen. Maar zij heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, hoeveel hoger die werkelijke behoefte dan is en waaruit die hogere behoefte dan bestaat.

2.6

Het Hof volgt de moeder niet in haar betoog dat bij de vaststelling van de kinderalimentatie moet worden uitgegaan van de kosten van levensonderhoud in Curaçao, die aanzienlijk hoger zijn dan die in Colombia. Het gaat erom dat de vader een zodanige bijdrage levert in de kosten van opvoeding en verzorging van de kinderen dat in hun werkelijke behoefte kan worden voorzien. Er is geen reden om bij de vaststelling van die werkelijke behoefte rekening te houden met een verhuizing die nog hoogst onzeker is. Of bij de vaststelling van de partneralimentatie voor de moeder rekening moet worden gehouden met de inkomenseisen die worden gesteld aan verlening van een verblijfsvergunning, is in deze zaak niet aan de orde. Uiteraard staat het de moeder vrij om een wijzigingsverzoek in te dienen als zij daadwerkelijk naar Curaçao is verhuisd en de behoefte van de kinderen daardoor is gewijzigd.

2.7

De moeder heeft nog aangevoerd dat de welstand tijdens het huwelijk reden is om de kinderalimentatie op (ten minste) het door het Gerecht bepaalde bedrag te handhaven.

2.8

Ook dit standpunt wordt verworpen. Ten eerste ontbeert deze stelling de vereiste concretisering, waardoor onduidelijk is wat de welstand tijdens het huwelijk precies was en welke gevolgen dit heeft voor de behoefte van de kinderen. Verder geldt dat namens de vader ter zitting onweersproken naar voren is gebracht dat de vader, moeder en de kinderen in totaal slechts korte tijd een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd. Dit was in Colombia. Vanaf 2013 zijn de vader en de moeder de facto niet meer bij elkaar. De vader werkt voor olieprojecten op verschillende plaatsen van de wereld. Hij reist veel en is in de tussenliggende periode alleen in Colombia om zijn kinderen te zien. Hij heeft gesteld dat hij sinds 2013, naast de schoolkosten en de kosten van kleding, EU 150,- per week naar de moeder overmaakte om te voorzien in de kosten van het levensonderhoud van haar en de kinderen. Ook dit is door de moeder niet betwist. Een en ander brengt mee dat niet is gebleken van een hogere behoefte van de kinderen als gevolg van de welstand tijdens het huwelijk.

2.9

Hieruit volgt dat er geen gronden zijn om de behoefte van de kinderen te stellen op een hoger bedrag dan blijkt uit de door de moeder opgegeven uitgaven van NAf 1.211,- voor hen drieën. Met de vader is het Hof van oordeel dat het aan de kinderen toe te rekenen deel van deze uitgaven kan worden gesteld op NAf 800,-, ook nu de moeder daartegen niets heeft ingebracht. Dit betekent dat met het door de man aangeboden bedrag aan alimentatie geheel is voorzien in de behoefte van de kinderen. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, het meerdere zal worden afgewezen.

2.10

De vader heeft verzocht dat de door het Hof bepaalde kinderalimentatie ingaat op de dag van deze beslissing. Daartegen is geen verweer gevoerd, zodat het Hof dienovereenkomstig zal beslissen. Voor zover over de periode van 30 november 2018 tot heden door de man meer of minder is betaald en/of op hem is verhaald dan NAf 400,- per kind per maand alsmede NAf 850,- aan schoolkosten, wordt de kinderalimentatie over deze periode bepaald op hetgeen door hem is betaald en/of op hem is verhaald.

2.11

De draagkracht van de vader en de verdiencapaciteit van de moeder zijn voor de beoordeling niet (meer) relevant, zodat bespreking van die geschilpunten achterwege kan blijven.

2.12

De beschikking kan niet in stand blijven en zal deels worden vernietigd. De proceskosten zullen gelet op de aard van de zaak worden gecompenseerd.

3 De beslissing

Het Hof:

- vernietigt de bestreden beschikking, voor zover daarin is bepaald dat de vader NAf 1.260,- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;

- bepaalt dat de vader NAf 400,- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van hun verzorging en opvoeding, ingaande de datum van deze beschikking, telkens bij vooruitbetaling via de Voogdijraad te voldoen;

- bevestigt de bestreden beschikking voor zover daarin is bepaald dat de man de schoolkosten van de kinderen van NAf 850,- per maand betaalt, rechtstreeks aan de school te voldoen;

- bepaalt dat, voor zover over de periode vanaf 30 november 2018 tot heden meer of minder door de man is betaald en/of op hem is verhaald dan in deze beschikking is beslist, de kinderalimentatie over deze periode wordt bepaald op hetgeen door hem is betaald en/of op hem is verhaald;

- wijst het meer of anders verzochte af;

- compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. Fehmers, F.W.J. Meijer en S.E. Sijsma, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 30 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature