Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

bevestiging en aanvulling poging doodslag, voorhanden vuurwapen en beschadiging

Uitspraak



Zaaknummer: H 49/2018

Parketnummer: 500.00266/17

Uitspraak: 14 juni 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 29 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1960 in de [geboorteplaats]

(ter terechtzitting opgegeven te zijn geboren in [geboorteplaats 2]),

wonende in [woonplaats],

thans alhier gedetineerd.

Hoger beroep

Het Gerecht heeft de verdachte bij voornoemd vonnis ter zake van het onder

feit 1 primair impliciet subsidiair, feit 2 primair impliciet subsidiair, feit 3 primair impliciet subsidiair, feit 4 primair impliciet subsidiair, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.

Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,

mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,

mr. V. Awadhpersad, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen mevrouw T. Pieternella van Stichting Slachtofferhulp Curaçao, namens de benadeelde partijen in het kader van hun vordering tot schadevergoeding naar voren heeft gebracht.

De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, onder aanvulling van de bewijsmiddelen de verdachte tot dezelfde straf zal veroordelen als het Gerecht heeft gedaan ter zake van dezelfde bewezenverklaarde feiten, alsook een gelijke beslissing zal nemen ten aanzien van de vordering benadeelde partij, eveneens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde. Voorts heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het Hof zal het vonnis waarvan beroep bevestigen, onder vervanging van de bewijsoverwegingen en onder aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften, behoudens de bewezenverklaring van feit 6 en de kwalificatie van feit 5 en feit 6. Op laatstgenoemde punten zal het vonnis worden vernietigd. Aan de verdachte is ten laste gelegd:

FEIT 1:

POGING MOORD CQ. DOODSLAG OP [slachtoffer 1]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of zich toen en aldaar bevindende personen van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een (vuist)vuurwapen heeft/hebben geschoten op, althans in de richting van genoemde [slachtoffer 1] en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden,

SUBSIDIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING VAN [slachtoffer 1]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen aan de heup, toe te brengen, hebbende hij, verdachte, toen en daar met een vuurwapen op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

FEIT 2:

POGING MOORD CQ. DOODSLAG OP [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of zich toen en aldaar bevindende personen van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een (vuist)vuurwapen heeft/hebben geschoten op, althans in de richting van genoemde [slachtoffer 2] en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden,

SUBSIDIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen, toe te brengen, hebbende hij, verdachte, toen en daar met een vuurwapen op, althans in de richting van die [slachtoffer 2] geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

FEIT 3:

POGING MOORD CQ. DOODSLAG OP [SLACHTOFFER 3]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer 3] en/of zich toen en aldaar bevindende personen van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een (vuist)vuurwapen heeft/hebben geschoten op, althans in de richting van genoemde [slachtoffer 3] en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden,

SUBSIDIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING VAN [SLACHTOFFER 3]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 3] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen, toe te brengen, hebbende hij, verdachte, toen en daar met een vuurwapen op, althans in de richting van die [slachtoffer 3] geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

FEIT 4:

POGING MOORD CQ. DOODSLAG OP [SLACHTOFFER 4]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer 4] en/of zich toen en aldaar bevindende personen van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een (vuist)vuurwapen heeft/hebben geschoten op, althans in de richting van genoemde [slachtoffer 4] en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden,

SUBSIDIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING VAN [SLACHTOFFER 4]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 4] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen, toe te brengen, hebbende hij, verdachte, toen en daar met een vuurwapen op, althans in de richting van die [slachtoffer 4] geschoten,

zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht )

MEER SUBSIDIAIR: MISHANDELING MET GEBRUIKMAKING VAN EEN WAPEN VAN [SLACHTOFFER 4]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend en/of met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een (vuist)vuurwapen, en al dan niet met voorbedachten rade, met het (vuist)vuurwapen op, althans in de richting van die [slachtoffer 4] heeft geschoten, tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] lichamelijk letsel, te weten een schotwond en/of schampwond aan het (rechter) heup heeft opgelopen althans in ieder geval letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

(artikel 2:273/274 Wetboek van Strafrecht )

FEIT 5: VUURWAPENBEZIT

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen (te weten een vuistvuurwapen) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;

(artikel 3 j° 11 van de Vuurwapenverordening 1930 )

FEIT 6: VERNIELING

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een en/of meerdere deuren, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(artikel 2:334 Wetboek van Strafrecht )

De bewezenverklaring van feit 6

Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 6 is ten laste gelegd, met dien verstande:

dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een en/of meerdere deuren, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 en 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat de verdachte niet gericht heeft geschoten op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en evenmin de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als gevolg van de door hem geloste schoten (dodelijk) geraakt zouden kunnen worden.

Het Hof overweegt met betrekking tot het opzet van de verdachte als volgt.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 19 februari 2017 met een vuurwapen naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan. Hij heeft zijn auto voor het huis geparkeerd en heeft staand voor het erf van de woning naar [slachtoffer 1] gevraagd. Op dat moment bevonden [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich in de veranda, gelegen aan de voorzijde van de woning. Nadat [slachtoffer 1] naar buiten was gekomen ontstond er een woordenwisseling tussen hem en de verdachte. Vervolgens heeft de verdachte gezegd dat “hij hen allemaal zal doodschieten”. Daarna is door hem tenminste driemaal in de richting van [slachtoffer 1] geschoten met het vuurwapen. De verdachte heeft, voordat hij schoot, zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 4] naast elkaar in de veranda zien staan en [slachtoffer 2] in de veranda gehoord. Zij bevonden zich op een afstand van respectievelijk ongeveer 9,70 meter ([slachtoffer 4] en [slachtoffer 1]) en 8 meter ([slachtoffer 2]) van de auto van de verdachte. [slachtoffer 3] bevond zich achter de deur die vanaf de straat toegang geeft tot de veranda, op een afstand van ongeveer 5 meter van de auto van de verdachte. [slachtoffer 4] is tijdens zijn vlucht in zijn heup door één van de afgevuurde kogels geraakt. Voorts is door de kogels onder andere schade aangericht aan een tweetal deuren (van de woning en van de veranda).

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 4]

Het Hof is van oordeel dat uit het handelen van de verdachte – het van korte afstand driemaal met een vuurwapen gericht schieten op [slachtoffer 1] en in de richting van [slachtoffer 4] (die direct naast [slachtoffer 1] stond) waarbij hij heeft geroepen dat hij hen allemaal zou doodschieten – kan worden afgeleid dat de verdachte de intentie heeft gehad [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] dodelijk te raken. [slachtoffer 4] is ook daadwerkelijk geraakt in zijn heup. De verdachte heeft dus wat deze slachtoffers betreft gehandeld met (vol) opzet.

[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]

Wat betreft [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geldt dat geen bewijs voorhanden is waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte vol opzet heeft gehad op hun dood. Beoordeeld dient dus te worden of sprake is van opzet in voorwaardelijke zin. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Nu de verdachte wist dat naast [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] ook [slachtoffer 2] aanwezig was in de veranda, heeft hij bewust de – naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten - kans aanvaard dat één of meer van de door hem afgevuurde kogels haar en eventuele andere in de veranda aanwezigen, al dan niet via ricochet, dodelijk zou(den) treffen. Dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet (direct) zichtbaar waren voor de verdachte is in dat verband irrelevant. De verdachte wist dat zich andere mensen in de veranda bevonden en heeft toch geschoten. Daarmee heeft hij deze aanmerkelijke kans aanvaard. Voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kan dus worden bewezen. Het verweer wordt verworpen.

Kwalificatie van het bewezen verklaarde feit 5 en feit 6

Het onder 5 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.

Het onder 6 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:334 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Aanvulling strafmotivering

Het Hof verenigt zich met de overwegingen in het kader van de strafmotivering van het Gerecht en voegt daar het volgende aan toe.

Een viervoudige poging tot doodslag met een vuurwapen bij een woning vanaf de openbare weg rechtvaardigt, ook voor een first offender als de verdachte, in beginsel een hogere straf dan door het Gerecht aan de verdachte is opgelegd en door de procureur-generaal in hoger beroep is gevorderd. Het Hof is evenwel van oordeel dat in sterke mate rekening moet worden gehouden met de verstoorde relatie tussen de verdachte en [slachtoffer 1] en de rol die laatstgenoemde, naar het Hof aannemelijk acht, heeft gehad in het escaleren van de tussen hem en de verdachte bestaande conflicten. De verdachte is immers tot het uiterste getergd geweest door het handelen van [slachtoffer 1] en heeft in zijn pogingen om een einde aan dat handelen te maken - ook door aangifte bij de politie te doen - steeds nul op het rekest gekregen. Om die reden zal het Hof niet overgaan tot het opleggen van een hogere gevangenisstraf.

Aanvulling wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds in het vonnis waarvan beroep aangehaalde wettelijke voorschriften, mede gegrond op artikel 2:334 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:

vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde feit alsmede ten aanzien van de kwalificatie van de onder 5 en 6 bewezen verklaarde feiten, en doet in zoverre opnieuw recht;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte daarbij meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het onder 5 en 6 bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het onder 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar;

bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg voor het overige met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, M.C.B. Hubben en S.A. Carmelia, leden van het Hof, bijgestaan door R.A. Caupain (zittings)griffier, en op 14 juni 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.

mr. D. Radder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

uitspraakgriffier:

De procureur-generaal vordert de facto het vonnis waarvan beroep te bevestigen onder aanvulling van de bewijsconstructie.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature