Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Geen bewijs dat de verdachte, net als zijn collega's, geld heeft aangenomen in ruil voor een stem op een politieke partij bij de verkiezing in het jaar 2010. Evenmin bewijs dat de verdachte al een belofte had aangenomen. De verdachte is daarom van de gehele tenlastelegging vrijgesproken.

Uitspraak



Strafzaken over 2017 | AV

Datum uitspraak: 3 mei 2017

Zaaknummer: H 212/2016

Parketnummer: 100.00046/14

Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

S T R A F V O N N I S

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 14 september 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte C],

geboren op [een datum in het jaar] 1969 op Curaçao,

wonende in Sint Maarten, [adres].

Procesgang en onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 31 augustus 2016, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 6 april en 12 april 2017 in Curaçao (via een directe beeld- en geluidsverbinding met Sint Maarten).

Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. J. Spaans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. C.H.J. Merx, naar voren is gebracht.

De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en – opnieuw rechtdoende – het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.

In eerste aanleg is de verdachte van de gehele tenlastelegging vrijgesproken.

De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.

Vonnis waarvan beroep

Het Hof kan zich verenigen met de uiteindelijke beslissing van het Gerecht in eerste aanleg, maar niet met de redengeving waarop deze berust. Het vonnis waarvan beroep zal daarom, behoudens die redengeving, worden bevestigd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:

hij, in of omstreeks de periode 15 september 2010 tot en met 17 september 2010, op het toenmalige Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich heeft laten omkopen door een gift en/of een belofte, te weten vier enveloppen, althans meer dan één, inhoudende bedragen van 300 dollar, althans geld , althans enige gift en/of belofte heeft aangenomen van een vertegenwoordiger van de [politieke partij] (te weten: [A]), wetende dat deze hem gedaan werd teneinde hem te bewegen om, bij gelegenheid ener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing zijn kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, bestaande het niet uitoefenen of op bepaalde wijze uitoefenen van zijn kiesrecht hierin dat hij, verdachte, tijdens de verkiezingen zou stemmen op de [politieke partij];

subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij, in of omstreeks de periode van 15 september 2010 tot en met 17 september 2010, op het toenmalige Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf zich te laten omkopen door een gift en/of een belofte, te weten vier enveloppen, althans meer dan één, inhoudende bedragen van 300 dollar, althans geld, althans enige gift en/of belofte heeft aangenomen van een vertegenwoordiger van de [politieke partij] (te weten: [A]), wetende dat deze hem gedaan werd teneinde hem te bewegen om, bij gelegenheid ener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing zijn kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, bestaande het niet uitoefenen of op bepaalde wijze uitoefenen van zijn kiesrecht hierin dat hij, verdachte, tijdens de verkiezingen zou stemmen op de [politieke partij], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft bepleit dat de dagvaarding nietig zal worden verklaard. Volgens hem is de dagvaarding een ‘obscuur libel’. Het Hof is met de procureur-generaal van oordeel dat dit verweer niet kan slagen. Het is op grond van de tenlastelegging, zeker tegen de achtergrond van het dossier, volkomen duidelijk waartegen de verdachte zich had te verdedigen. De verdachte heeft zich daartegen ook verdedigd. De inleidende dagvaarding voldoet aan de wettelijke eisen. Het verweer wordt verworpen.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair opnieuw bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de redelijke termijn in ruime mate is overschreden zonder dat daarvoor een rechtvaardiging is aan te wijzen: de verdenking was van meet af aan helder, de namen van de betrokkenen waren weldra bekend en het onderzoek naar de feiten was niet complex. Volgens de raadsman is niet alleen de redelijke termijn overschreden, maar is ook het fair trial-beginsel geschonden.

Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.

Het Gerecht in eerste aanleg heeft met juistheid geoordeeld dat van een overschrijding van de redelijke termijn geen sprake is. Wat betreft de berechting van de zaak heeft voor elke fase van het geding als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In deze zaak voldoet iedere fase van het geding aan dat uitgangspunt:

de redelijke termijn is voor de verdachte aangevangen op 29 oktober 2012, namelijk het moment dat hij voor het eerst als verdachte werd gehoord, en de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting werd op 25 augustus 2014, derhalve binnen twee jaar, met een eindvonnis afgerond (het openbaar ministerie werd bij dat vonnis niet-ontvankelijk verklaard);

het openbaar ministerie heeft op 27 augustus 2014 tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld en het Hof heeft de behandeling van dat hoger beroep op 5 mei 2015, derhalve binnen negen maanden, met een einduitspraak afgerond (vernietiging van het vonnis met terugwijzing van de zaak naar het Gerecht in eerste aanleg);

de verdachte heeft op 13 mei 2015 tegen dit vonnis beroep in cassatie ingesteld, waarop de Hoge Raad op 15 maart 2016 heeft beslist (niet-ontvankelijkverklaring wegens het niet indienen van cassatiemiddelen);

het Gerecht in eerste aanleg heeft de zaak vervolgens opnieuw ter terechtzitting in eerste aanleg behandeld en op 14 september 2016, circa zes maanden na de uitspraak van de Hoge Raad, met een eindvonnis afgerond (integrale vrijspraak);

het openbaar ministerie heeft op 16 september 2016 wederom hoger beroep ingesteld en de behandeling van dit hoger beroep wordt vandaag, op 3 mei 2017, met een einduitspraak afgerond.

De raadsman kan worden toegegeven dat de totale duur van de procedure lang is, maar de gegeven omstandigheden kunnen naar het oordeel van het Hof niet de conclusie wettigen dat sprake is geweest van een inbreuk op het in art. 6, eerste lid, EVRM gewaarborgde recht van de verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn.

Integrale vrijspraak

Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman treft wel doel. Het Hof kan zich weliswaar niet verenigen met de overwegingen van het Gerecht in eerste aanleg, maar is desondanks met de raadsman van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

Het Hof overweegt als volgt.

Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde voltooide omkopingsdelict is vereist dat met een kiezer overeenstemming is bereikt over het niet dan wel op bepaalde wijze uitoefenen van zijn kiesrecht. Niet is vereist dat de kiezer zich aan deze overeenstemming heeft gehouden of dat een in het vooruitzicht gestelde beloning daadwerkelijk is gevolgd.

Het Gerecht in eerste aanleg heeft aan zijn beslissing tot vrijspraak ten grondslag gelegd dat niet is gebleken dat de verdachte “heeft toegezegd, of dat hij is verplicht, om op de [politieke partij] (of een andere partij) te stemmen”. Van overeenstemming als hiervoor bedoeld, zou daarom geen sprake zijn. Het Hof deelt dat oordeel niet. Het Hof is met de procureur-generaal van oordeel dat overeenstemming ook kan worden afgeleid uit de omstandigheden van het geval. Ingeval een kiezer een gift en/of belofte aanneemt en daarbij de redelijke verwachting wekt dat hij zijn kiesrecht op de gewenste manier zal uitoefenen, is naar het oordeel van het Hof sprake van overeenstemming.

Vastgesteld kan worden dat de verdachte samen met zijn collega’s [B], [D] en (wijlen) [E] twee dagen voor de verkiezing in 2010 naar het kantoor van de partijleider van de [politieke partij] is gegaan, omdat deze politieke partij in ruil voor het uitbrengen van stem geld zou geven. Zij hebben een gesprek gehad met [A], die was betrokken bij de [politieke partij]. In dat gesprek heeft hij hen geprobeerd te overtuigen om op de partij te stemmen. De verdachte en medeverdachten [D] en [B] vroegen elk een bedrag van $ 700,--; [E] vroeg een bedrag van $ 650,--. [A] heeft verklaard dat hij zou kijken of hij hen kon helpen bij hun financiële problemen. De verdachte, [B], [D] en [E] hebben hun persoonlijke gegevens achtergelaten en zijn vertrokken. Aan de hand van deze gegevens werd nagegaan of zij kiesgerechtigd waren, hetgeen het geval was.

De volgende dag, 16 september 2010, werd medeverdachte [B] door [A] gebeld en vervolgens vond tussen hen beiden een ontmoeting plaats. [B] heeft toen van [A] drie enveloppen gekregen. De enveloppen waren gewikkeld in een ‘dummy’ van een stembiljet; iedere envelop was gevuld met $ 300,--. [A] heeft toen tegen [B] gezegd dat de rest na de verkiezing zou volgen. [B] hield één envelop voor zichzelf en gaf de twee andere enveloppen aan medeverdachte [D]: één voor medeverdachte [D] en één voor de verdachte.

Uit het voorgaande volgt dat [B] en [D] geld hebben aangenomen in de wetenschap dat dit werd gegeven in ruil voor een stem op de [politieke partij]. Bewijs dat de verdachte geld of een belofte heeft aangenomen, is niet voorhanden. Uit geen enkel bewijsmiddel blijkt immers dat [D] een van de twee van [B] ontvangen enveloppen aan de verdachte heeft gegeven. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een gift heeft aangenomen. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte al een belofte had aangenomen. [A] had die belofte namelijk nog niet gedaan. Hij had tenslotte laten blijken dat het nog niet zeker was dat hij kon helpen: “I told them: ‘let me see what I can do for you, if I can help you all out or not.”. Zonder bewijs voor het aannemen van een gift of belofte – bewijs dat dus ontbreekt – kan het primair ten laste gelegde niet worden bewezen. Ook in het subsidiair ten last gelegde vormt het aannemen van geld of een belofte een onmisbaar bestanddeel. De verdachte zal daarom van de gehele tenlastelegging worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het Hof:

bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg met inachtneming van het vorenstaande.

Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. Fehmers, S.A. Carmelia en T.E. van der Spoel, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 3 mei 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature