Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

tarief Aqualectra bij energieopwekking

Uitspraak



Burgerlijke zaken over 2016 Vonnisno.:

Registratienummers: KG 74426 - H 405/15

Uitspraak: 15 maart 2016

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

VONNIS IN KORT GEDING

in de zaak van:

[APPELLANT],

wonend in Curaçao,

oorspronkelijk eiser, thans appellant,

gemachtigde: mrs. R.E. Blaauw en M.G. Woudstra,

tegen

1. de naamloze vennootschap

INTEGRATED UTILITY HOLDING N.V.,

gevestigd in Curaçao,

2. de naamloze vennootschap

KOMPANIA DI DISTRUBUSHION DI AWA ELEKTRISIDAT DI KORSOW (Kodela) N.V.,

gevestigd in Curaçao,

oorspronkelijk gedaagden, thans geïntimeerden,

gemachtigde: mr. M. Hammoud,

Partijen worden hierna [appellant] en, geïntimeerden gezamenlijk, Aqualectra genoemd.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in dit kort geding gewezen vonnis van 18 september 2015. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

1.2. [

Appellant] is tijdig in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door indiening op 8 oktober 2015 van een akte van hoger beroep. Op 30 oktober 2015 heeft [appellant] een memorie van grieven, met producties, ingediend waarbij vijf grieven zijn voorgedragen en toegelicht. [appellant] heeft geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn vorderingen zal toewijzen, en Aqualectra zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties.

1.3.

Aqualectra heeft een memorie van antwoord ingediend. Zij heeft geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.

1.4.

Op 28 januari 2016 heeft [appellant] op voorhand producties ingediend. Op 2 februari 2016 heeft mondeling pleidooi plaatsgevonden. Partijen hebben ieder aan de hand van een pleitnota het woord gevoerd.

1.5.

Vonnis is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

De feiten en omstandigheden waar het GEA van uit is gegaan zijn in hoger beroep niet bestreden. Ook voor het Hof zullen die feiten en omstandigheden als uitgangspunt gelden.

2.2.

Het gaat in deze zaak in de kern over het volgende. [Appellant] heeft zonnepanelen aangebracht waarmee hij voor eigen gebruik elektriciteit opwekt (hierna: de opwekkingsinstallatie). Op 18 december 2013 is hij met Aqualectra een ‘aansluitovereenkomst kleinschalige duurzame opwekkingsinstallaties elektriciteit tot 1000kVA’ (hierna: de aansluitovereenkomst) aangegaan. Deze overeenkomst voorziet in aansluiting van de opwekkingsinstallatie op het distributie- en transportnet van Aqualectra (hierna: het elektriciteitsnet) en stelt [appellant] in staat om bij overcapaciteit van de opwekkingsinstallatie elektriciteit terug te leveren aan en bij onvoldoende capaciteit elektriciteit af te nemen van het elektriciteitsnet. Op deze overeenkomst zijn de van overheidswege bepaalde tarieven van toepassing, ook indien die na het sluiten van de overeenkomst worden gewijzigd. Ten tijde van het aangaan van de overeenkomst gold dat [appellant] het consumententarief verschuldigd was over het saldo van de door hem teruggeleverde en afgenomen elektriciteit. Het zogenoemde teruglevertarief was dus gelijk aan het consumententarief, voor zover de teruggeleverde elektriciteit de aan [appellant] vanuit het elektriciteitsnet geleverde elektriciteit niet overtrof. Met ingang van 1 januari 2015 is daarin verandering gekomen, in die zin dat het teruglevertarief is verlaagd naar de kostprijs van elektriciteit voor Aqualectra. Daarnaast is een vaste maandelijkse vergoeding geïntroduceerd van NAf 16,- per kWp vermogen van de opwekkingsinstallatie. Een en ander is vastgelegd in de Ministeriële regeling teruglevertarieven duurzaam opgewekte elektriciteit 2015 (hierna: de Regeling). [appellant] is voornemens om een accusysteem op zijn opwekkingsinstallatie aan te sluiten. Vanaf dat moment levert hij geen elektriciteit meer terug aan het elektriciteitsnet, maar hij houdt wel behoefte aan levering vanuit het elektriciteitsnet bij onvoldoende capaciteit van zijn opwekkingsinstallatie. Bij brief van 25 april 2015 heeft hij de aansluitovereenkomst opgezegd en aangegeven dat hij nog wel zijn ‘normale abonnement’ wenst te behouden. Aqualectra heeft in reactie daarop laten weten dat zolang [appellant] aangesloten blijft op het elektriciteitsnet, hij de vaste vergoeding verschuldigd blijft.

2.3.

Bij Landsbesluit van 30 juli 2012, kenmerk 2012/021463 (hierna: het Landsbesluit) is aan Aqualectra concessie verleend voor het leveren van elektriciteit in Curaçao. In artikel 21, eerste lid, van het Landsbesluit is bepaald dat de concessiehouder een ieder die dat wenst aansluit op het distributienet tenzij de algemene- en leveringsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, aan een dergelijke aansluiting in de weg staan. Artikel 26 van het Landsbesluit verplicht de concessiehouder om iedere inrichting voor niet-bedrijfsmatige opwekking van elektriciteit een koppeling aan het distributienetwerk aan te bieden indien aan bepaalde (technische en capaciteits)voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden, opgenomen in artikel 26 lid 2, aanhef en onder c, is dat de inrichting een substanti ële hoeveelheid van duurzame energie aan de concessiehouder kan terugleveren, zodanig dat daardoor sprake is van een serieus aanbod van duurzame elektriciteit. Volgens artikel 31 geschiedt de levering van elektriciteit met inachtneming van de algemene- en leveringsvoorwaarden van de concessiehouder, welke de voorafgaande goedkeuring door de Minister behoeven.

3 Het geschil

3.1. [

Appellant] heeft - kort gezegd - gevorderd dat Aqualectra wordt verboden om de hiervoor bedoelde vaste vergoeding aan [appellant] in rekening te brengen en wordt verplicht om hem aangesloten te houden op het netwerk. Daaraan heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat hij de aansluitovereenkomst rechtmatig heeft opgezegd en dat Aqualectra op grond van artikel 21 van het Landsbesluit verplicht is hem op het distributienetwerk aan te sluiten.

3.2.

Aqualectra stelt zich op het standpunt dat zolang de opwekkingsinstallatie van [appellant] is aangesloten op het elektriciteitsnet hij de vaste vergoeding verschuldigd is en Aqualectra niet kan worden verplicht een overeenkomt met hem aan te gaan als ware hij een ‘gewone’ consument, zonder opwekkingsinstallatie.

4 De beoordeling

4.1.

Vooropgesteld wordt dat het Aqualectra in beginsel, net als iedere andere private partij, vrij staat om al dan niet een overeenkomst met de door haar gewenste inhoud met een andere partij aan te gaan. Uit het Landsbesluit volgt echter dat Aqualectra jegens het Land bepaalde verplichtingen heeft in het kader van de levering van elektriciteit. Een van die verplichtingen, neergelegd in artikel 21 van het Landsbesluit, is dat Aqualectra iedereen die dat wenst dient aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Verder is Aqualectra gebonden aan de bij ministeriële regeling vastgestelde tarieven en behoeven de door haar gehanteerde algemene voorwaarden ministeriële goedkeuring.

4.2.

Tussen partijen is in geschil of [appellant] een beroep kan doen op (onder meer) artikel 21 van het Landsbesluit. [appellant] meent dat dit kan. Volgens het Land is dit niet het geval omdat het gaat om een aan de concessie verbonden voorwaarde, die alleen in de rechtsverhouding tussen Aqualectra en het Land geldt en die dus niet (rechtstreeks) van toepassing is in de rechtsverhouding tussen Aqualectra en [appellant]. Het antwoord op deze vraag kan in het midden blijven omdat, ook als er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat [appellant] zich jegens Aqualectra rechtstreeks op deze en de overige bepalingen in het Landsbesluit kan beroepen, dit niet tot toewijzing van het gevorderde kan leiden. Daartoe is het volgende redengevend.

4.3.

De strekking van de stellingen van [appellant] is dat Aqualectra verplicht is hem als particuliere eindgebruiker zonder opwekkingsinstallatie aan te merken, omdat hij na het plaatsen van het accusysteem geen stroom meer kan en zal terugleveren aan het elektriciteitsnet van Aqualectra.

4.4.

Artikel 21 lid 1 van het Landsbesluit bevat geen ongeclausuleerde verplichting van Aqualectra om iedereen die dat wil aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Uit de tweede zin van die bepaling blijkt immers dat Aqualectra niet verplicht is tot aansluiting indien de algemene voorwaarden daaraan in de weg staan. Aqualectra heeft onweersproken gesteld dat artikel 9 lid 5 van haar algemene voorwaarden inhoudt dat zij is ontheven van de verplichting om elektriciteit te leveren aan een particuliere eindgebruiker die - kort gezegd - zijn eigen energie opwekt en voor wie de aansluiting op het elektriciteitsnet is bedoeld als aanvulling. Het lijdt geen twijfel dat de opwekkingsinstallatie van [appellant] daaronder valt en evenmin in geschil is dat [appellant] de aansluiting op het elektriciteitsnet nodig heeft als aanvulling op de capaciteit van die installatie. Dit betekent dat uit artikel 21 van het Landsbesluit, gelezen in samenhang met artikel 9 lid 5 van de algemene voorwaarden, al moet worden afgeleid dat de door [appellant] bepleite verplichting ingevolge artikel 21 van het Landsbesluit niet bestaat.

4.5.

Dit vindt bevestiging in de structuur van het Landsbesluit die – voor zover hier relevant – inhoudt dat er voor aangesloten particulieren twee mogelijkheden zijn: of het gaat om een gewone particuliere eindgebruiker of het gaat om een particuliere eindgebruiker met een eigen opwekkingsinstallatie. Het stelsel dat de opstellers van het Landsbesluit voor ogen heeft gestaan is klaarblijkelijk dat een particulier in de ene of in de andere categorie valt. In artikel 9 lid 5 van de algemene voorwaarden wordt (met ministeriële goedkeuring) hetzelfde onderscheid gehanteerd. En ook artikel 2 van de Regeling sluit aan op dit onderscheid. Volgens die bepaling is alleen de particuliere eindgebruiker met een opwekkingsinstallatie die is aangesloten op het elektriciteitsnet een vaste maandelijkse vergoeding van NAf 16,00 per kWp vermogen verschuldigd voor het gebruik en het ter beschikking staan van het openbare elektriciteitsnet, de aansluiting daarop en het productievermogen.

4.6.

Anders dan het GEA heeft geoordeeld, is niet relevant of de opwekkingsinstallatie na het plaatsen van de accu’s technisch nog in staat is om een substantiële hoeveelheid elektriciteit terug te leveren. Evenmin van belang is of een zodanige teruglevering redelijkerwijs niet te verwachten is, zoals [appellant] ook heeft bepleit. Het bepaalde in artikel 26 lid 2, aanhef en onder c van het Landsbesluit heeft klaarblijkelijk betrekking op de capaciteit van de opwekkingsinstallatie en de als gevolg daarvan te verwachten teruglevering. Die bepaling kan dan ook niet zo worden begrepen dat van een opwekkingsinstallatie geen sprake (meer) is als bij gelijkblijvende capaciteit teruglevering als gevolg van een technische ingreep door de particulier niet langer mogelijk of gewenst is, terwijl de levering aan de particulier vanuit het elektriciteitsnet wel wordt voortgezet. Hieruit volgt dat [appellant] ook na het plaatsen van de accu’s een particuliere eindgebruiker met een aangesloten opwekkingsinstallatie met de vereiste specificaties blijft.

4.7.

Voor zover [appellant] heeft betoogd dat de vaste vergoeding ziet op compensatie van de kosten van Aqualectra die samenhangen met de door hem (na aansluiting van de accu’s wellicht dus niet meer te benutten) mogelijkheid van teruglevering, wordt dit betoog verworpen omdat dit verband ontbreekt. De vergoeding beoogt compensatie te bieden voor het feit dat de kosten van instandhouding van het elektriciteitsnet gelijk blijven, terwijl de opbrengsten per aansluiting met een opwekkingsinstallatie voor Aqualectra lager zijn. Dit geldt onverkort voor [appellant], dus ook in zoverre geeft zijn situatie geen aanleiding voor het oordeel dat hij de vaste vergoeding niet verschuldigd zou zijn.

4.8.

Uit het voorgaande volgt dat Aqualectra na aansluiting van het accu-systeem niet kan worden verplicht om met [appellant] een aansluitovereenkomst aan te gaan of voort te zetten alsof [appellant] geen opwekkingsinstallatie heeft die is aangesloten op het elektriciteitsnet en dat Aqualectra is gerechtigd de vaste vergoeding aan [appellant] in rekening te brengen.

4.9.

Uit het voorgaande volgt dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

4.10. [

Appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Deze worden begroot op NAf 1.200,00 (3 punten maal tarief 3) aan gemachtigdensalaris en NAf 395,76 aan verschotten.

BESLISSING

Het Hof, rechtdoende in kort geding:

bevestigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Aqualectra gevallen en tot op heden begroot op NAf 1.595,76;

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, T.A.M. Tijhuis en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 15 maart 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature